Vlamingen laten zich altijd weer rollen.
Zaak: Hoofdstedelijke Gemeenschap
wo, 01/05/2013 – 11:04 — Ph. Van den Abeele
Volgens politologe (UCL) Caroline Van Wynsberghe maakt de oprichting van een hoofdstedelijke gemeenschap, al bestaat die enkel op papier, het mogelijk om een bepaalde vaagheid over de grenzen van Brussel en zijn invloedssfeer in stand te houden. Zij stelt dat het om een bewuste keuze van de Franstalige partijen gaat, die willen voorkomen dat de taalgrens ondubbelzinnig erkend wordt als eventuele toekomstige staatsgrens. Dat past volledig in het ‘plan B’ voor de oprichting van een ‘très grand Wallo-Bru’. De Vlamingen hebben zich weer laten rollen.
In het recentse nummer van Brussels Studies, nr 66, 29 april ’13, vergelijkt politologe Caroline Van Wynsberghe Brussel en Washington. Het artikel toont aan dat de metropolitane benadering die thans voor Brussel wordt gevolgd, zeer atypisch is in vergelijking met de literatuur of het Amerikaanse voorbeeld van Washington, DC en veeleer voortvloeit uit een typisch Belgisch compromis dan uit de toepassing van klassieke modellen voor metropolitane samenwerking. De Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap is een structuur sui generis. Eenvoudig samengevat: er valt niet veel te vergelijken.
Ter herinnering:
In 2012 werd in het kader van de zesde staatshervorming bij bijzondere wet een hoofdstedelijke gemeenschap rond Brussel opgericht. De grenzen van die ‘metropolitane’ Gemeenschap valt samen met die van Brabant, en omvat 111 gemeenten, ook dus de gemeenten van het Brussels Gewest. Caroline Van Wynsberghe merkt wel op dat die omvang niet strookt met de conclusies van de studies over dat ontwerp, waaronder die van Luyten en Van Hecke [2007], volgens welke het Brussels « stadsgewest » slechts uit 62 gemeenten zou bestaan. De Hoofdstedelijke Gemeenschap van Brussel omvat van rechtswege naast 111 gemeenten de 3 Gewesten en de Federale overheid. De provincies Vlaams Brabant en Waals Brabant kunnen desgewenst lid worden. Dat de grenzen niet overeenkomen met deze van het ‘stadsgewest’ moet dus het vermoeden opwekken dat er andere redenen zijn om die grenzen nog verder te leggen. En Caroline Van Wynsberghe heeft er een eigen uitleg voor:
“16. Het communautaire probleem, het zogenaamde « Brusselse » probleem, doet zich sinds de oprichting van het Gewest in 1989 buiten de gewestgrenzen, namelijk in de rand, voor. Dat probleem is van tweevoudige aard en heeft, enerzijds, betrekking op de uitoefening van het stemrecht en, anderzijds, op de bescherming van de Franstalige minderheid in de Brusselse rand via de « faciliteiten » (mogelijkheid om in een aantal gemeenten waar een nationale taalminderheid werd erkend bij de vastlegging van de taalgrens in 1962, de contacten met het bestuur in een andere landstaal te laten verlopen). Het eerste aspect zou intussen geregeld zijn in het kader van de zesde staatshervorming. Op het eerste gezicht is er geen verband tussen het probleem van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde (BHV) en dat van de faciliteiten. De splitsing impliceert niet dat er geraakt wordt aan de faciliteiten. De vrees voor de splitsing leidt ertoe dat een en ander regelmatig met elkaar verward wordt. Aangezien de faciliteiten regelmatig ter discussie worden gesteld, zou de afschaffing ervan de volgende politieke prioriteit na de splitsing van BHV kunnen worden. In dat geval zou de taalgrens dan de enige bestaande administratieve grens worden. De internationale rechtspraak is geneigd om interne administratieve grenzen te erkennen als externe grenzen. De oprichting van een hoofdstedelijke gemeenschap, al bestaat die enkel op papier, zoals het geval is sinds de goedkeuring van de bijzondere wet, maakt het aldus mogelijk om een bepaalde vaagheid over de grenzen van Brussel en zijn invloedssfeer in stand te houden. We zijn zo vrij om hier de hypothese te formuleren dat het om een bewuste keuze van de Franstalige partijen gaat, die willen voorkomen dat de taalgrens ondubbelzinnig erkend wordt als eventuele toekomstige staatsgrens.”
Bovendien stipt ze aan dat die hoofdstedelijke gemeenschap helemaal niet de bedoeling heeft de tekortkomingen van een gewestelijk beleid in Brussel zelf weg te werken. Het gaat dus om het open houden van de mogelijkheid van een ‘très grand Wallo-Bru’, en ondertussen ook nog Brussel en Wallonië laten mee beslissen over aangelegenheden in Vlaams-Brabant:
“23. De aangelegenheden die binnen de hoofdstedelijke gemeenschap gecoördineerd worden, zouden behoren tot het bevoegdheidsdomein van de Gewesten en zouden “meerdere gewesten aanbelangen”, zoals werkgelegenheid, economie, ruimtelijke ordening, mobiliteit, openbare werken en leefmilieu. Gelet op de versnippering en overlapping van de werkterreinen, is het inderdaad zinvol om de gemeenten daarbij te betrekken…. Het gaat om een grote uitdaging voor het bestuur van Brussel, waar sommigen vandaag een gebrek aan coördinatie en het naast elkaar bestaan van een gewestelijk en gemeentelijk beleid op het vlak van mobiliteit, stedenbouw enz. betreuren. Het metropolitaan project strekt er echter niet toe die tekortkomingen weg te werken, maar het zou eventueel een structureel antwoord « van buitenaf » kunnen bieden, op voorwaarde dat de Brusselse gemeenten een gemeenschappelijk standpunt innemen.”
Vlamingen hebben zich alweer laten rollen
Reeds in mijn artikel van 13 september 2010 had ik gewezen op de sluwe zet van Di Rupo, en samen met hem alle Franstalige partijen, om de splitsing van het kiesarrondissement BHV te neutraliseren met de oprichting van een ‘metropolitane gemeenschap’ (Artikel ‘De Wever: herbeginnen met een wit blad, of nieuwe verkiezingen’ )
Een uittreksel:
“Di Rupo heeft echter niet minder dan twee veel sluwere extra systemen bedacht om bij een boedelscheiding zowel Brussel als hele delen van Vlaams Brabant tot contesteerbaar gebied te kunnen uitroepen, om het alsnog te proberen in te lijven in een ‘Wallo-Bruxelles’. Volgens zijn ultiem voorstel gaat het om:
– een akkoord tussen de 3 gewesten om de mobiliteit, verkeersveiligheid en wegenwerken in de Vlaamse rand rond Brussel, ingepakt in een bijzondere wet waardoor Vlaanderen telkens de toelating moet krijgen van de andere twee gewesten, Brussel en Wallonië, wanneer het de mobiliteitssituatie wil aanpassen. Een bijzondere wet kan slechts met een meerderheid in elke taalgroep gewijzigd worden;
– het oprichten van een ‘metropolitane gemeenschap’, die alweer via een bijzondere wet samengesteld zou zijn uit vertegenwoordigers van alweer de drie gewesten voor een samenwerking tussen openbare diensten.
Hier krijgt dus niet alleen het Brussels, maar nu ook het Waals gewest twee keer medebeslissingsmacht in het Vlaams gewest (zonder uiteraard enige wederkerigheid). Er is dan geen corridor meer nodig om Brussel te verbinden met Wallonië, die bepalingen zijn veel ruimer en maken de positie van Vlaanderen in Brussel en de Rand veel kwetsbaarder bij een eventuele boedelscheiding. Dit is duidelijk veel gevaarlijker voor de vastlegging van de grenzen van een onafhankelijk Vlaanderen dan faciliteiten voor Franstaligen in enkele Vlaams Brabantse gemeenten. Heel de rand rond Brussel wordt contesteerbaar gebied, of er nu veel of weinig Franstaligen wonen. Vanuit het standpunt van Di Rupo: geniaal, maar bij mijn weten heeft blijkbaar geen enkele wierookzwaaiende Vlaamse krantenjournalist daar enige aandacht aan besteed” (Zover een citaat uit het artikel van 13.09.10).
Tenslotte zijn beide aspecten dus opgenomen in de bijzondere wet over de hoofdstedelijke gemeenschap, waarin expliciet sprake is van overleg over de wegen rond Brussel:
“Er wordt een hoofdstedelijke gemeenschap van Brussel opgericht met het oog op overleg over de aangelegenheden bedoeld in artikel 6, § 1, die meerdere gewesten aanbelangen, in het bijzonder mobiliteit, verkeersveiligheid en de wegenwerken vanuit, naar en rond Brussel…. De op- en afritten van de autosnelwegring om Brussel (R0) mogen enkel worden gesloten of onbruikbaar worden gemaakt nadat daarover overleg is gepleegd tussen de gewesten in de hoofdstedelijke gemeenschap bedoeld in het eerste lid.”
Vlaanderen gaf een pak bevoegdheden voor Vlaams-Brabant uit handen
In zijn slotnummer van Journaal (25 april ’13. Op 80 jarige leeftijd en na 25 jaar Journaal stopt hij helaas) eindigt Mark Grammens met ‘Tien stellingen’. Hierna de negende:
“9. Brussel kan niet bestaan zonder Vlaanderen, noch binnen België noch als stadstaat. Iedereen weet dat, behalve de Vlamingen. Derhalve slaan ze elkaar om de oren met het verwijt dat ze, als ze dit of dat doen, Brussel verliezen. En zodat ze geen eisen durven stellen in verband met Brussel, maar integendeel alles geven en toegeven. De huidige Vlaamse regeringspartijen hebben aanvaard dat Brussel zich geleidelijk aan omvormt tot een “metropolitane regio”, die Vlaams-Brabant helemaal opslokt. De bevoegdheden van het door Brussel overheerst regio-bestuur hebben ondermeer betrekking op de hele snelwegring, de stations van het toekomstige agglomeratiespoor (ook dus in Vlaams-Brabant), de parkings, de gedwongen samenwerking tussen de transportbedrijven, het verkeer rondom het vliegveld (in Vlaams-Brabant), de fietspaden op alle wegen naar Brussel, de beschikbare ruimte voor kantoren, winkels, enz., de harmonisering van de onderwijsinstellingen, verbetering van het beroepsonderwijs, water- en groenbeheer, gemeenschappelijke toeristische promotie, het onthaal van buitenlandse investeerders, het bestuur van het zeekanaal (tot aan de Rupel), de werk-aanbieding, gemeenschappelijke aanwezigheid op markten, en nog veel meer. Wéét Vlaanderen eigenlijk wel dat het al deze bevoegdheden voor Vlaams-Brabant uit handen heeft gegeven? Ondertussen dringt Brussel er op aan – en belooft Vlaanderen – om de noordelijke Ring te verbreden. Waarom eist Vlaanderen niet dat Brussel de zuidelijke Ring aanlegt? De bruggen die er al voor waren gebouwd, werden afgebroken.”
Vlamingen kunnen niet aan politiek doen
Luc Pauwels (1940) schreef een van de vier bijdragen in de extra bijlage bij het laatste nummer van Journaal (Titel; Kanttekeningen bij 25 jaar Journaal, met bijdragen van Luc Pauwels, Frans Crols, Yvan Vanden Berghe en Manu Ruys. 8 blz). Luc Pauwels is historicus, gewezen medeoprichter en algemeen secretaris van de Vlaamse Volkspartij, stichter en langjarig hoofdredacteur (1977-2002) van het tijdschrift TeKoS. Een uittreksel:
“Naast de onbetwistbare invloed van Mark Grammens moeten we ook willen stilstaan bij de gegronde klacht die hij al een halve eeuw uit, namelijk dat de Vlamingen met in staat blijken op een schrandere manier aan politiek te doen, zeg maar überhaupt aan politiek te doen. Het politieke denken van Richelieu, Mazarin of Talleyrand lijkt voor Vlamingen van een andere planeet te komen. Niet omdat dit Fransen zijn, o neen: Bismarck of Metternich, Carl Schmitt of Henry Kissinger zijn hun al even vreemd. Door dit gebrek aan politiek inzicht en politieke behendigheid verkeren de Vlamingen in de absoluut unieke situatie van een meerderheid in een politieke minderheidssituatie. Niet iets om fier over te zijn.
Keer op keer heb ik meegemaakt, zei Mark me, dat “Vlamingen als ze al eens aan het langste eind trokken, beschaamd waren over hun overwinning”… Neem bv. het Egmontpact: Leo Tindemans heeft dit op het beslissende moment doen kapseizen, maar “de grote ontgoocheling met Tindemans was dat hij met zijn ongeziene populariteit niets heeft verwezenlijkt”. Dat politiek onvermogen is nog altijd het probleem van de Vlamingen, ook bij degenen die het zonder twijfel heel goed voorhebben: “Ze winnen de veldslag, maar ze verliezen de vrede!” Vlamingen kunnen de overwinning niet dragen – en nog minder er munt uit slaan.”
Over de studie:
Brussels Studies Nummer 66, 29 April 2013. Caroline VAN WYNSBERGHE, « Brussel en Washington: twee ingesloten federale hoofdsteden, twee vergelijkbare metropolitane experimenten?»
Caroline Van Wynsberghe is politologe en docente aan de Université catholique de Louvain. Ze had mede de leiding over het werk « Le fédéralisme belge: Enjeux institutionnels, acteurs socio-politiques et opinions publiques » (Academia-L’Harmattan, april 2013).
Bron: http://www.nieuwpierke.be/forum_voor_democratie/nl/node/1180
Ondanks het feit dat het zéér betreurenswaardig ZOU zijn voor Vlaanderen, zou de “Brusselse entiteit” wél kunnen op-zichzelf-bestaan.
Het is wél zo dat zij heden moeten teren op de milde steun vanuit Vlaanderen, doch, indien zij zich zouden uitroepen als “onafhakelijke hoofdstad van de EU, dan zouden zij vlot gefinancierd kunnen worden, door de EU, want, die miljarden Vlaams geld zijn maar een peulschil voor de “Europese potverteerders”.
Hoé koud die douche voor Vlaanderen het ook zou wezen… het is, helaas, de rauwe werkelijkheid. :o(