Er was eens een park in Beer Ajam, met smalle zandwegeltjes tussen bomen, struiken en bloemenperken, met zitbanken om even te verpozen. Rond het park een muur van zwarte opeengestapelde natuurstenen. In het midden van het park het standbeeld van Satanaya (ook Satana genoemd), een soort “oermoeder” der Tsjerkessen, een mythische figuur. Een slanke, rechtop staande vrouw op een sokkel met een rode, geborduurde mantel en een wit kleed. Op het hoofd een traditioneel Tjerkessisch kapje met een sluier eraan gehecht.
In de ene hand hield Satanaya een open geslagen boek; in de andere hand, hoog boven haar hoofd, een lampje om de bladzijden van het boek te verlichten. Satanaya geldt als wijs en verstandig, ze wordt als vrouw en als vruchtbaarheidsgodin vereerd. Haar verschijning eist verering en respect, wijst op het evenwicht dat mannen en vrouwen in de Tsjerkessische maatschappij én in mythes en sagen toegeschreven wordt. Tot op heden worden deze mythen door de ouders aan hun (klein-)kinderen overgeleverd. (…)
De dorpen Beer Ajam, Breika en Kahtanieh (Modariya in het Tsjerkessisch) bevinden zich op de Syrische Golanhoogte in de provincie Qunaitra. Opgericht door de Tsjerkessen, die sinds medio 19de eeuw vooral via Oost-Turkije naar de Golan Hoogte, in toenmalig Syrië-Palestina, trokken en zich daar vestigden.
De Golan Hoogte was toen dunbevolkt, begroeid met vooral steeneiken en esdoorns. De sterke sneeuwval in de winter, de overvloedige regen en warme zomers herinnerden de Tsjerkessen aan hun oude vaderland in de Kaukasus. Ze ontginden en beplantten het vruchtbare en waterrijke land tussen het Meer van Genesareth (Meer van Tiberias), Damascus en de berg Hermon, de “berg van de sjeik”. De naam van de berg verwijst naar de sneeuwkap, die aan het hoofd van een sjeik herinnert met een witte hoofddoek.
De Tsjerkessen brachten het tot een bescheiden welstand en werden na de onafhankelijkheid in 1946 Syrische burgers. Tot op vandaag dragen ze zorg voor hun taal en tradities, thuis in het gezin, in de familie en in verenigingen, waar de oude traditionele dansen aangeleerd worden. Ze leren meer over hun muziek, over hun cultuur en over hun mythes. Iedereen kent Satanaya en haar geschiedenis.
Voor hen is Beer Ajam, wat Mekka voor de meerderheid der moslims is. Een heilige plaats. Op vrije dagen een geliefd uitstapdoel om te picknicken in het groen. Tsjerkessen zijn ook moslims.
Het sappige groen is weg. De velden zijn kaal, de fruitplantages verdwenen, het Satanayabeeld in het park van Beer Ajam vernietigd, de parkmuur brokkelig, de bomen geveld, de struiken verbrand en verdord, de zitbanken waarschijnlijk als brandhout gebruikt.
In 2012 trokken de eerste terroristische groepen als een sprinkhanenplaag door de dorpen, bedreigden de bewoners, vielen hen aan en verdreven hen. Ze namen hun intrek in de huizen om gaven de Tsjerkessische dorpen een nieuwe bestemming: een steunpunt voor de aanvallen tegen het Syrische leger. Pas in de lente van 2018 slaagde het leger erin – samen met Rusland, Iran, Hezbollah – de terroristen uit het gebied te verdrijven. Honderden van hen werden door het Israëlische leger over de bezette Golanhoogte naar Jordanië geëvacueerd (… u herinnert zich de poco berichtgeving betreffende de zgn. “humanitaire actie, de redding der Witte Helmen); anderen pakten de vrijgeleide naar Idlib aan om daar verder te timmeren aan hun terreurpad. Nog anderen legden de wapens neer, gingen in op het verzoeningsaanbod van de Syrische regering en verhuisden naar daar waar ze thuis hoorden. Maar toen de eerste bewoners – de Tsjerkessen – naar Beer Ajam terugkeerden om poolshoogte te nemen hoe hun huizen, tuinen, bedrijven en landbouwgronden eraan toe waren, vonden ze in hun huizen nog steeds aanhangers en familieleden der gewapende terroristengroepen. Deze zijn afkomstig uit west-Ghouta, ze kwamen om de Tsjerkessische dorpelingen te bestrijden. Ze hebben daar in Ghouta hun eigen woningen. Ze moeten terugkeren naar hun huizen, hun eigen dorpen en steden. Maar zij willen niet. Ze voeren aan dat slechts de gewapende milities moesten afdruipen. En dat ze een lokale politie-eenheid zullen oprichten om de controle over te nemen, resp. te behouden.
De burgers van Beer Ajam protesteerden: “Onze politie wordt door deze mensen bedreigd, beschoten en verjaagd.” en stuurden een delegatie naar de goeverneur van Qunaitra en naar de dd. legeroverheid met het dringende verzoek de indringers uit hun dorpen te verdrijven.
In september was het dan eindelijk zo ver: de bewoners konden voor het eerst terugkeren in hun dorpen. Er werd een bus gehuurd – velen hadden hun auto moeten verkopen om te kunnen overleven – om de transportkosten zo laag mogelijk te houden.
Aan de grens van Beer Ajam stond een plakkaat waarop men kon lezen wie er zoal hier de laatste jaren de lakens uitgedeeld had: “Het Ver. Damascus Front, de Rahman-leeuwen”, een lokale Al-Nusra afdeling. Al het groen is verdwenen, een maanlandschap. In sociale media worden foto’s gedeeld “voor en na”. Parklandschappen zijn weg, banken werden opgestookt, huizen zwaar beschadigd of gewoon helemaal vernield. En – verrassing! – achtergelaten Israëlische producten, zoals tabletten, Israëlische dadels, tandpasta, scheerschuim, shampoo, cosmetica… alles “Made in Israel”. In een hoek een Israëlisch brandblusapparaat, op de grond auto-wisselstukken in dozen zonder oorsprongsetiket. De lege munitiekisten ook zonder belettering. Jarenlang hoorden ze geruchten dat de terroristen door Israël ondersteund werden, nu konden ze het met eigen ogen vaststellen.
Inderdaad, zelfs de Israëlische media berichtten over de omvangrijke humanitaire, financiële en militaire inzet van het Israëlische leger in de door de terroristen bezette Z-W-Syrische provincies Qunaitra en Deraa (Daraa). Israëlische NGO’s waren actief in educatieve en medische projecten. Israël financierde en bewapende minstens 12 terroristische groepen in het gebied.
Voor de mensen van Beer Ajam moet het leven verder gaan. Ze organiseren opruimdagen om samen de puinhopen en de “nalatenschappen” der terroristen op te kuisen. Jong en oud vegen de straten schoon, poetsen in de huizen, planten opnieuw de eerste boompjes. De terugkeer en het herstel is moeilijk. De rit van en naar Damascus-hun dorpen is duur en het wonen in de dorpen is nog steeds onmogelijk, want de stroom- en watervoorziening werkt nog niet. De beloofde herstellingswerken worden met mondjesmaat uitgevoerd. De huizen blijven leeg omdat hele families Syrië verlaten hebben. Anderen hebben niet de financiële middelen om muren, vensters en deuren te repareren. Overal werden elektrische leidingen en armaturen gestolen – een dure factuur voor wie zijn huis bewoonbaar wil maken.
China heeft recent een schenking van 300 transformatoren aangekondigd, waarvoor dank. Maar de nood is groot in Syrië en de heropbouw gaat voor de meesten niet snel genoeg. En dan zijn er ook nog de sancties, waarover in alle talen gezwegen wordt. “Humanitaire” sancties die alles behalve de menselijkheid uitdragen.
Auteur: onafhankelijke journaliste Karin Leukefeld, geaccrediteerd in Damascus. Vertaling Golfbrekers (…)