Een veelzeggende maatstaf voor de welvaart van een bevolking is het zgn. “eigendomsquotum”, m.a.w. hoe groot is het percentage inwoners dat binnen hun eigen vier muren leeft? In het arme Roemenië: 97%. Of slechts 3 op 100 Roemenen moet een woning huren. Roemenië bekleedt daarmee de eerste plaats van huiseigenaren in Europa. In het eveneens “arme” Slovakije en in Hongarije bereikt het aantal eigen-woning-inwoners 90%, in Spanje 83 %, Portugal 75% en in Italië 72%. Gemiddeld percentage in Europa: 70%, waarmee G.B. mooi in het midden zit.
Tot zover de goed-nieuws-show. In het welvarende Duitsland woont (volgens verschillende bronnen) 41 tot 45.5% in hun eigendom. De hoofdstad Berlijn (… met de grootste huurproblemen) zit helemaal in de dieperik: 14.2%. Minder dan de helft der Merkellanders heeft een eigen woning, een pak minder dan het Europese gemiddelde. En met dit cijfer staat Duitsland helemaal onderaan de lijst der eigen-huis-bewoners. Reden: het te kleine aandeel eigen-kapitaal voor de aankoop. Men moet 20% tot 30% van de koopprijs gespaard hebben, m.a.w. een behoorlijk eigen aandeel vooraf. Slechts 11% der huurders slagen erin meer dan 50.000 euro (dikwijls nog te weinig) te sparen om een woning te kunnen kopen. De stijgende immo-verkoopprijzen en de belasting op het verwerven van immobiliën verhogen de som die de kandidaat-kopers moeten op tafel leggen.
Nog altijd zijn er grote verschillen tussen oost en west én tussen de verschillende inkomensgroepen. In de oude regio BRD (West-Duitsland) 49%; in de voormalige DDR (Oost-Duitsland) slechts 33%. Met eenzelfde ongelijkheid bij hun lonen.(…) (…)
In het land b is 71.3% eigenaar van hun woning. In Vlaanderen 72%. In de niet-stedelijke regio’s: 80%; in grote steden 45%. Wij hebben wel het grootste aantal kamers per persoon: nl. 2.2 (gemiddeld 1.6). Meer cijfermateriaal vind u hier.