“Vlaamse en Nederlandse universiteiten zouden dan ook aan ernstige zelfoverschatting doen door te menen dat zij met hun financiële middelen door het kruim van buitenlandse studenten én geleerden overspoeld zullen worden zodra zij het Nederlands integraal inruilen voor het Engels. Het lokken van buitenlanders met het vooruitzicht dat zij geen Nederlands hoeven te leren omdat die taal (en dus die cultuur, en dus die maatschappij) toch niet de moeite waard is om er zich in in te leven, is zowel een misplaatste vorm van zelfonderschatting als een bijna immoreel staaltje van consumentenbedrog. Het Nederlands is namelijk geen taal om beschaamd over te zijn, en het Engels dat wij in de plaats daarvan aanbieden, is meestal ook niet veel meer dan een afkooksel van de taal van Inspector Morse.
Het tweede argument. Onze studenten moeten Engels kennen als de besten, of ze kunnen niet mee. Natuurlijk moeten zij Engels kennen: Engels is namelijk géén noodzakelijk kwaad, het is een groot goed. Het is prachtig dat geleerden over een lingua franca beschikken waarin zij met vakgenoten wereldwijd over de uitkomsten van hun onderzoek kunnen communiceren. En onze studenten moeten bovendien Frans en Duits leren, want er is tot voor héél kort in die talen, die ook nog geografisch dicht bij ons liggen, veel gepubliceerd dat we niet straffeloos kunnen veronachtzamen. Wat niet impliceert, naar mijn bescheiden mening, dat we de leerlingen al in het middelbaar onderwijs een vak als geschiedenis of aardrijkskunde in een vreemde taal moeten onderwijzen. Als je op 11 juli verbaasd bent dat op die dag de Vlaamse nationale feestdag wordt gevierd, omdat je alleen weet hebt van de bataille des éperons d’or, dan ben je niet goed bezig, denk ik.
Terug naar Academia. Zonder Engels kunnen onze studenten internationaal niet mee, zeggen onze universiteitsbestuurders. Maar tegelijk hoor ik hen in koor jammeren over de braindrain, de uittocht van onze beste wetenschappers naar het land van belofte, Amerika dus, waar eindelijk eens met allerlei incentives – geld dus – komaf mee moet worden gemaakt. Tja, zo denk ik dan: in de voorbije decennia, toen al het onderwijs in Nederland nog in het Nederlands gebeurde, en ook in Vlaanderen de moedertaal eindelijk de voormalige wereldtaal Frans had afgelost, toen waren honderden jonge geleerden blijkbaar goed genoeg voorbereid om in Amerika en elders hoge toppen te scheren. Zij hadden duidelijk van professoren die hen in hun moedertaal onderwezen – versta: in de moedertaal van de docenten én van de studenten – voldoende bagage meegekregen om internationaal te excelleren. Laat ons dus maximaal inzetten op verbeterd en versterkt talenonderricht in het middelbaar onderwijs én op de universiteit, maar zonder aantasting van het fundamentele recht en de fundamentele plicht van een gemeenschap om haar taal een essentiële plaats te blijven geven in de overdracht van wetenschap en cultuur.”
Uit het dankwoord prof. dr. Ludo Simons voor Visser-Neerlandiaprijs
6 februari 2020
Op 1 februari 2020 kreeg prof. dr. Ludo Simons de Visser-Neerlandiaprijs voor de wijze waarop hij een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de culturele integratie van Nederland en Vlaanderen. Lees de volledige tekst.
Begeleidend deze terugblik: