Tsjajkovski ‘s Serenade voor strijkers in C major, Op. 48 ging in première in 1880.
In deze serenade verwees Tsjajkovski expliciet naar Mozart, die hij bewonderde om zijn vakmanschap en diepzinnige eenvoud.
“In de eerste beweging breng ik hulde aan Mozart : dit is een bewuste imitatie van zijn schriftuur”.
Uiteraard “klinkt” de muziek niet zo: wat Tsajkovski bedoelt, is dat hij de strijkers om elkaar heen schikt met Mozartiaanse spontaniteit. Er is een classicistische, ceremoniële entree, waarvan de akkoorden later herbruikt worden. Of er is het sierlijke neventhema, dat net zoals in de ouverture tot Le nozze di Figaro met een overdaad aan snorrende nootjes wordt omspeeld. Een zonnige wals, een delicate elegie en een feestelijke finale sluiten de Serenade af.
De unieke toon van deze compositie, aldus Russische muziekspecialist Francis Maes, “is het resultaat van een subtiel evenwicht tussen Tsjajkovski’s lyrische sentimentaliteit en zijn aandacht voor de klassieke maatvoering en helderheid”.
Serenade voor strijkers heeft 4 bewegingen:
- Pezzo in forma di sonatina: Andante non troppo — Allegro moderato Pezzo in forma di sonatine: Andante non troppo – Allegro moderato
- Valse: Moderato — Tempo di valse Valse: Moderato – Tempo di valse
- Élégie: Larghetto elegiaco Élegie: Larghetto elegiaco
- Finale (Tema russo): Andante — Allegro con spirito Finale (Tema Russo): Andante – Allegro con spirito