Een seculier Tunesië? (2)

Tunisisch president Kais Saied bevestigde dinsdag dat de bevolking op 25 juli d.m.v. een referendum mag beslissen over het nieuwe grondwetsvoorstel waarin geen melding wordt gemaakt dat de islam de staatsreligie is.

Het eerste artikel van de Tunesische laatst goedgekeurde grondwet (2014) en diens voorganger (1959) luidt tot nader order: “Tunesië is een vrije, onafhankelijke en soevereine staat. Haar religie is de islam en haar taal is Arabisch.”

Als Saied slaagt in zijn opzet, dan verdient hij een plaats in de geschiedenisboeken. Hopelijk niet met een “In Memoriam” in islamstijl… We branden alvast een kaarsje opdat hij zou slagen in zijn opzet.

Het wordt zonder twijfel een hete zomer in Tunesië. Ennahda, de zgz. mild- islamitische partij, die sinds 2011 – in post Jasmijnrevolutietijden – de Tunesische politiek beheerst heeft, is alvast niet gelukkig over de gang van zaken.

Tunisia-s-President-Saied-confirms-no-state-religion-in-new-charter

Quo vadis, Syria?

Een blik in het christelijk verleden van Syrië, in een wereld van charismatische kluizenaars in de woestijn, van devotie in monumentale kloosters, van vervolging en overlevingsdrang. Kortom: een blik in het Syrië dat bij ons quasi onbekend is.

Deel 1

Aan het einde van de vierde eeuw reisde een dame genaamd Egeria, waarvan sommigen denken dat ze tot de familie van de Romeinse keizer Theodosius de Grote (347-395) behoorde, van Spanje naar Palestina, Egypte en Syrië. Ze hield een dagboek bij van haar reizen, de eerste in zijn soort, gericht aan haar ‘medezusters’ thuis: “Ik wilde naar Mesopotamië in Syrië gaan, volgens de wil van God, om de heilige monniken te zien die, zo werd gezegd, zeer talrijk waren en van zo’n heiligheid dat het moeilijk beschreven kan worden.” Voor de geïnteresseerden: er is een pdf-vertaling in hedendaags Engels beschikbaar.

Ze was niet de enige. Toen het christendom zich begon te verspreiden na de Grote Vervolging (303-11) en het Romeinse Rijk de nieuwe religie officieel aannam in 313, werden talrijke westerse geleerden en pelgrims aangetrokken door het diepe spiritualisme van Syrië, gretig om te leren van wat algemeen werd erkend als de veel meer ontwikkelde religieuze centra van het Nabije Oosten. Tegenwoordig is het bekendere Egyptische kloosterleven dat aandacht krijgt, vooral de woestijnvaders, waaronder St. Antonius, uit de derde eeuw. Het vroege Syrische kloosterleven der monniken en diens invloed op Europa werden verwaarloosd, waarbij de Syrische diaspora in het Westen tijdens de eerste eeuwen van het christendom eveneens over het hoofd werd gezien. Recente wetenschappelijk onderzoek is gestart deze onevenwichtigheid te herstellen,  hoewel er nog veel werk te doen is. Naast pelgrims zoals Egeria die naar het oosten trokken, vonden  er ook verrassend veel gedocumenteerde reizen in de andere richting plaats.

Syrische kooplieden en monniken zetten koers naar Europa en brachten manuscripten, artefacten en een nieuwe levenswijze met zich mee. Zij verspreidden tot in de verste uithoeken van de westerse wereld hun religieuze en artistieke kennis, en bovendien hun architecturale invloed. De kerken, kathedralen en religieuze praktijken die we vandaag de dag in Europa zien, dragen nog steeds de sporen van dit nog ouder verleden. Het is een culturele schuld die erkenning en waardering verdient, vooral gezien de voortdurende oorlog in Syrië die veel van dit kostbare erfgoed heeft vernietigd. En wat er overblijft, loopt gevaar naarmate deze langer duurt.

Ten westen van Aleppo, in Idlib, bevindt zich een regio, die bekend staat als de Dode Steden, met een verbazingwekkende – hier onbekende – schatkamer van meer dan 2.000 vierde-, vijfde- en zesde-eeuwse kerken geconcentreerd in 820 nederzettingen, verspreid over het kalkstenen massief. Ze bevinden zich echter in Idlib, waar momenteel zo’n 3 miljoen tegenstanders van de Syrische regering, “rebellen”, radicale moslimterroristen van verschillende groepen, in hoofdzaak de Syrische poot van al-Qaeda, de plak zwaaien, hierbij geholpen door de Turken.

Op 19.11.2019 beschreven wij de christelijke nederzettingen die waarschijnlijk stilaan zullen verdwijnen onder het zand der onverdraagzaamheid der moslimterroristen in Idlib.  https://www.golfbrekers.be/op-zoek-naar-christelijke-wortels/

Deze opmerkelijke vroege ruïnes van het Byzantijnse Rijk weerspiegelen de grote welvaart van die eens bloeiende nederzettingen. Hun rijkdom was gebaseerd op de handel in olijfolie en wijn, in een tijdperk dat samenviel met de economische achteruitgang van Italië, Spanje, Frankrijk en Noord-Afrika, veroorzaakt door de “barbaarse” invasies die leidden tot de geleidelijke desintegratie van het West-Romeinse Rijk. Syrië was het baken van vroegchristelijke vroomheid en beschaving waar pelgrims, geleerden en kooplieden samenkwamen. De heilige Hiëronymus zelf, vader van de Bijbel en samensteller van het Nieuwe Testament, bracht twee jaar door als kluizenaar in de Chalcis-woestijn bij Aleppo, aangetrokken door de ongelooflijke ascetische levensstijl van Syrische monniken.

Terwijl hij daar was, schreef Hiëronymus in 375 een reeks van zeer invloedrijke brieven, die onder zijn vrienden in de aristocratische elitekringen van Rome circuleerden. De reputatie van Syrië als bestemming voor de vromen en geleerden werd bezegeld. Geen wonder dus dat monniken uit Ierland naar Syrië werden gestuurd (zo vertelt St. Adamnan, biograaf van St. Columba (521-97), om meer te weten te komen over hoe de oorspronkelijke heilige monniken leefden en hoe deze gemeenschappen de allereerste kloosters bouwden. Geïnteresseerden kunnen deze scriptie lezen: De Hiëronymus brieven in het Middelnederlands en/of de tekst van de St. Columba-biografie door St. Adamnan.

Vóór de officiële goedkeuring van het christendom in het Romeinse Rijk, was het martelaarschap hetgene dat de meest fervente vroege christelijke gelovigen had aangetrokken, maar dergelijke dramatische geloofsuitingen waren niet langer relevant zodra de christenvervolging eindigde. Buiten het martelaarschap was een leven van extreme onthouding en zelfkastijding hét bewijs van een pure geloofsbeleving, wat dan weer volgelingen van een ander soort aantrok.

De eerste monniken verschenen in Syrië direct na de Grote Vervolging met bijna theatrale prestaties van degenen die zichzelf veroordeelden tot een leven van zelfkastijding, staande op hoge torens of pilaren waarop ze predikten. Verhalen verspreiden zich wijd en zijd over hun buitengewone heldendaden, zoals een leven blootgesteld aan de natuur, winter en zomer, zonder beschutting of zonder slaap. Tot op heden werden er meer dan 100 van deze smalle torens, met slechts een paar spleetvensters per stuk, als dusdanig door archeologen in Syrië geïdentificeerd. Deze God-zoekende mannen leefden alleen in de woestijn als charismatische asceten met Moeder Natuur als bindmiddel.

St. Simeon de Oudere was de beroemdste en leefde 37 jaar op een zuil – het Griekse woord is ‘stylos’, dus daarom stond hij bekend als ‘de Stiliet’. In “A History of the Monks of Syria” (verkrijgbaar bij Amazon of Bol.com) beschreef de hedendaagse bisschop Theodoret van Cyrrhus (een Romeinse stad waarvan de ruïnes aan de Syrische kant van de huidige Syrisch-Turkse grens liggen) hem als “het grote wonder van de wereld, bekend bij alle onderdanen van het Romeinse Rijk.”.

Anderen waren zwervende kluizenaars bekend als de “saloi” (de dementerende), die van dorp naar dorp zwierven alsof ze bezeten waren door duivels.  De meest bekende was St. Simeon de Dwaas was, wiens ascetische levensstijl opgetekend werd door zijn tijdgenoot Leontius, de bisschop van Neapolis op Cyprus.

Lees verder

Schumann: Sommerlied Op. 146, nr. 6

Robert Schumann (1810-1856) was groot in het kleine: zijn piano- (Papillons, Carnaval, Humoreske, Kreisleriana, Kinderszenen) en liedcycli (Dichterliebe) zijn als het ware lange ketens van wisselende stemmingen, variërend van lieflijke dromerijen tot stormachtige razernij. In zijn Davidsbündlertänze deed hij het voorkomen alsof de dansen afwisselend geschreven waren door twee tegengestelde alter ego’s: de energieke Florestan en de melancholische mijmeraar Eusebius.

Deze Davidsbündlertänze waren een uitdrukking van Schumanns liefde voor de 10 jaar jongere Clara Wieck, de dochter van Schumanns pianoleraar Friedrich Wieck (die overigens fel tegen de verloving gekant was). Schumanns compositorische arbeid bleef overigens niet beperkt tot het maken van miniaturen alleen. Mede op aandringen van Clara ging Schumann zich toeleggen op meer grootschalige vormen. Vandaar dat hij ook op het terrein van de kamermuziek, concerten, symfonieën en oratoria belangrijk werk heeft nagelaten (Symfonieën nr.2 & 3 ‘Rheinische’, Celloconcert, Kwintet voor piano en strijkers, Das Paradies und die Peri). Schumanns laatste jaren waren triest: op 27 februari 1854 gooide de manisch-depressieve componist zijn trouwring in de Rijn, om vervolgens zelf in het ijskoude water te springen. Na zijn redding verbleef hij vrijwillig in een gesticht, waar hij op 29 juli 1856 overleed. (Muziekweb)

Seinen Traum
Lind' wob,
Frühling kaum,
Wind schnob,
Seht, wie ist der Blütentraum verweht!
Wie der Hauch
Kalt weht,
Wie der Strauch
Alt steht,
Der so jung gewesen ist vorher!
Ohne Lust
Schlägt Herz,
Und die Brust
Trägt Schmerz;
O wie hob sie sonst sich frei und froh!
Als ich dir
Lieb war,
O wie mir
Trieb klar
Vor dem Blick ein Freudenlenz empor!
Als ich dich
Gehn sah,
Einsam mich
Stehn sah;
O, wie trug' ichs, daß mein Leben floh!
Wo ist dein
Kranz, Mai?
Wohnt dir kein
Glanz bei,
Wann der Liebe, Sonnenschein zerrann?
Nachtigall,
Schwing dich,
Laut mit Schall
Bring mich
Ab, hinab, zur Ros' hinab ins Grab!

“McDonald’s” werd “Gewoon lekker”

“What’s in a name? That which we call a rose/ By any other name would smell as sweet.”

Julia wist het al in Hamlets “Romeo en Julia” dat een andere naam niets aan de heerlijke geur van een roos zou veranderen.

De 800 McDonald’s restaurants werden verkocht aan een licentiehouder, Alexander Govor, die 25 McR-restaurants in Siberië uitbaat, en kregen een voor ons minder vlot in de mond liggende naam: “Vkusno & Tochka”, vrij vertaald naar het Nederlands klinkt het logisch: “Gewoon lekker”.

Meer dan drie maanden geleden, sloot McDonald’s uit protest tegen de Oekraïne-oorlog alle vestigingen in Rusland. Het kostte hen 55 miljoen dollar per maand.

Zolang de kwaliteit stabiel blijft, zal het wel loslopen voor Vkusno & Tochka. Als de huidige eigenaar bovendien inspeelt op het nationalistisch gevoel bij de Russen (… zie je wel, we hebben de Amerikanen niet nodig…) is er geen reden dat de klanten zouden wegblijven. De bevoorrading zou geen probleem moeten geven: landbouwproducten kunnen er quasi onbeperkt gekweekt worden, vis is er in overvloed, het rundvlees kan eventueel uit Zuid-Amerika aangevoerd worden indien er een tekort is.

Een Big Mac werd een Grand Deluxe, dunne of dikke frieten zoals Russen ze graag eten, zelfde prijzen, goed gevulde restaurantruimtes zowel binnen als buiten.

“Het is mooi maar het is nooit af!”

Wat ons de laatste weken opviel was Van Spilbeecks verschijnen in de politieke actualiteit, met vraaggesprekken middenin een militair decor en andere achtergrondgebeurtenissen. Als men de ogen sluit en slechts naar het gesproken verslag luistert, is er niets aan de hand. Echter… zelfs met een oordeelkundige plaatsing van de lens en knippen van ongewenste beelden, kon men de verbaasde of geamuseerde blikken van het publiek niet negeren.

We blijven het een raar gegeven vinden dat mannen trouwen, met hun vrouw nakomelingen op de wereld zetten en dan ergens in de tweede helft na de scheidingslijn tussen opgebruikte en nog te verwachten levensjaren plotseling beslissen van geslacht te veranderen. In feite klopt dit niet: fysisch wordt er nergens geknipt of gevuld. Het zit ‘m in het koppeke en in de decoratie. De mannen – zoals Van Spilbeeck en De Sutter – blijven gewoon getrouwd met hun eega… er wordt naar gerefereerd als zijnde “haar” vrouw en verder lopen ze erbij alsof het heel het jaar door Voil Jeanettendag is. Met onze verontschuldigingen aan de carnavalisten van Aalst die zich zouden beledigd voelen voor de vergelijking. En ja, we vragen ons af hoe de echtgenotes van de Bo’s en Petra’s van deze nieuwe wereld zich voelen…

De politiek, media en showwereld spelen vlotjes mee alsof het om de “Nieuwe kleren van de Keizer” gaat…

Een verslag uit Syrië, zonder poco bril

Goede Vrienden,

Op 30 mei vierden de Fransen – en wij met hen, – “de maagd (la Pucelle) van Orleans”, nl. de heilige Jeanne d’Arc, tweede patrones van het land, terwijl O.L. Vrouw Ten-hemel-opgenomen de eerste patrones is. Zij eiste respect voor de soevereiniteit van het land, voor Christus als de eigenlijke Koning en voor waarheid en rechtvaardigheid. Er zijn heiligen die, zij het op eigen wijze, eenzelfde deugd heldhaftig hebben beleefd, b.v. de evangelische armoede. Geen enkele andere heilige heeft echter een politiek-bovennatuurlijk programma uitgewerkt zoals Jeanne d’Arc.

Het merkwaardige leven van Jeanne d’Arc (6 januari 1412 – 30 mei 1431) heeft voor Frankrijk en ook voor onze tijd een bijzonder actuele boodschap. Ze werd geboren  in Domrémy, een dorpje van de Lorraine in Frankrijk, uit een eenvoudig arbeidersgezin waar ze vroom werd opgevoed. Op 13-jarige leeftijd kreeg ze leiding van de aartsengel Michael die haar door innerlijke stemmen voorbereidt op haar taak, nl. Frankrijk bevrijden van de Engelse bezetter en de Dauphin tot koning laten kronen. 

In 1429 was zij als zeventienjarig meisje aan het hoofd van de troepen die Orleans bevrijden. Op 17 juli van dat jaar werd de koning in Reims gekroond. Jeanne drukte hem op het hart dat hij slechts de vertegenwoordiger is van Christus, de ware Koning van Frankrijk en van de hele wereld. Zij vertrok opnieuw om andere plaatsen van de Engelsen te bevrijden. Ze werd gevangen genomen, aan de Engelsen verkocht en in een kerkelijk proces als ketter en afvallige ter dood veroordeeld. Op de oude markt van Rouen werd zij, 19 jaar oud,  op 30 mei 1431 levend verbrand terwijl ze riep: “Ik doe beroep op God en op onze heer de paus. Neen, neen, ik ben niet ketters en niet schismatiek maar een goede christen”. Haar laatste woorden waren “Jezus, Jezus”.

Een kwart eeuw later, in 1456 werd zij door een kerkelijk proces gerehabiliteerd. Pas in 1908 werd zij door paus Pius X zalig wordt verklaard. Pius XI verhief haar tot tweede patroon van Frankrijk. In 1920 werd ze door paus Benedictus XV heilig verklaard. Ziehier de boodschap van Jeanne d’Arc: “Ik ben naar de koning van Frankrijk gekomen vanwege God, de Maagd Maria en alle gezegende heilige mannen en vrouwen van het Paradijs en van de glorierijke Kerk van boven en haar opperbevel…De overwinning van het vaandel of van mij, komt helemaal toe aan Onze Heer” (Procès, t. I, blz. 176 en 182). (Ayroles Père J-B-J, S.J., Jeanne d’Arc sur les autels et la régénération de la France, Editions Saint-Rémi, 2009, 390 blz. (Nvdr: hier volledig te lezen in pdf); TOUCHET Cardinal Stanislas-Xavier, La Sainte de la Patrie, Editions Dominique Martin Morin,tome I, 1992, 478 blz. ; tome II, 1993,  464 blz.(Nvdr: tome I en tome II volledig te lezen in pdf))

De kern van het diep christelijke Franse volk samen met wat er nog rest aan christelijk geloof in Europa, kan niet anders dan in de boodschap van Jeanne d’Arc de oplossing aanvaarden voor al haar sociale, morele en politieke problemen.  De oplossing is niet van louter natuurlijke maar van bovennatuurlijk orde. Jeanne d’Arc werkte aan een politiek programma, nl. het herstel van de soevereiniteit van het land onder een koning. Hiermee deed ze echter niets anders dan de oude politieke constitutie van Frankrijk herstellen: Jezus Christus is de Koning! Zij vraagt ons nu: wat hebben jullie gewonnen door Jezus Christus buiten de  wet te stellen? Niet alleen Frankrijk maar ook de westerse landen moeten opnieuw bevrijd worden. Staat ook op de IJzertoren niet de Vlaamse spreuk: AVV-VVK (Alles voor Vlaanderen – Vlaanderen voor (K)Christus)?

Lees verder