Goede Vrienden,
In de vorige twee overwegingen voor Kerstmis, genoten we van de grote Engelse essayist G. K. Chesterton en zijn boek over “de Eeuwige Mens” (1925). Hij wijst op de unieke plaats van de mens en vervolgens toont hij de onovertroffen grootheid aan van Jezus Christus en zijn Evangelie. We bieden nu nog een derde overweging aan, nl. over het al even wonderbaarlijk verschijnsel van de Kerk van Jezus Christus.
Een algemene overtuiging in zijn tijd, die ook nu nog sterk leeft, beweert dat “de Jezus van het Nieuwe Testament weliswaar een barmhartig en medelijdend rechter is, maar dat de Kerk deze humane persoonlijkheid omzwachteld heeft met weerzinwekkende dogma’s en kerkelijke schrikbeelden, totdat er niets dan een onmenselijke persoonlijkheid te onderscheiden is”. Dat is, zo schrijft hij, “juist het tegendeel van de waarheid”. Dat de ideeën die Jezus voorhield zouden passen bij zijn tijd en niet meer bij onze tijd is onzin. Het feit dat Jezus het bewust ongehuwd leven omwille van het Rijk Gods aanprijst, was een gruwel zowel voor joden als voor heidenen. Ook met zijn uitspraken over het huwelijk houdt Jezus geen rekening met de situatie van Palestina in zijn tijd. Toch was Hij de grootste profeet ooit en zijn parabels behoren tot de prachtigste meesterwerken uit de wereldliteratuur. De dialogen van Socrates, Boeddha of Confucius zijn in vergelijking hiermee slechts episoden van “een langgerekte picknick zonder begin en zonder einde”. Zijn leer was zeker ook niet afhankelijk van het Romeinse Rijk. “Hij houdt rekening met niets…”. “De verpletterende kracht van de ongekunstelde Evangeliewoorden is als het malen van een molensteen…”. De leer van Christus is geen “moraal van een andere tijd, misschien is ze echter wel van een andere wereld”. Welnu, voor Chesterton horen deze Jezus en zijn Kerk onafscheidelijk samen: “het Evangelie is het raadsel en de Kerk is de oplossing”.
In de Kerk staat het Kruis altijd centraal, zoals in het leven van Jezus. Bij zijn geboorte waren alle machten en wijsheden van de aarde symbolisch aanwezig. Bij zijn dood zullen ze allemaal met Hem sterven en begraven worden: Pilatus wast zijn handen en is niet in staat zijn verantwoordelijkheid te nemen. De soldaten volgen hem en de volksmassa volgde blind de blinde hogepriesters en schriftgeleerden. De wereld bleek zichzelf niet te kunnen redden. Zoals God echter na de zondeval van de mens in de koelte van de avond in de tuin wandelde, zo wandelde de verrezen Jezus in het licht van de dageraad op de eerste dag van de nieuwe schepping.
De Kerk was een “énig verschijnsel” en zelfs “een bovennatuurlijk verschijnsel”. Ze leek in geen enkel opzicht op de andere godsdiensten. In iedere omwenteling werd de Kerk innerlijk uitgehold of uiterlijk afgebroken en is ze mee gestorven, maar in elke eeuw treedt ze “de wereld tegemoet als een nieuwe, en niet als een oude godsdienst”.
Lees verder