‘Op naar een stevig samenhoren van de Lage Landen!

“Vlaamse vrienden

Laat mij onmiddellijk met de deur in huis vallen, hierna volgt een welgemeend pleidooi voor een krachtige herleving en het opfrissen van de Heel-Nederlandse gedachte, niet alleen als ruggengraat van de Vlaams-nationale Beweging, maar ook als desem voor de bewust wordende geesten uit Noord en Zuid.

Dit wens ik, gevoed door een Herderiaans romantisch gevoel, te bepleiten met de vaste wil om als Nederlandse stam te overleven en een verdere toekomst uit te bouwen. Al gaat deze uiteenzetting wezenlijk over onze Dietse toekomst, toch zal ik bij wijlen in ons verleden grasduinen. Immers, een dood volk bezoekt zijn verleden in een museum, maar een levend volk draagt zijn verleden in zich en herschept dit steeds opnieuw.

Levend moet ook dit volk in de delta van Maas, Rijn en Schelde blijven, want deze ‘Nedere Landen’, kunstmatig gescheiden ten gevolge rampzalige godsdiensttwisten en de Spaanse knoet over onze gewesten, moeten nog een eeuwigheid mee. Wanneer we het hebben over de tijd van de Verenigde Nederlanden, dan orakelen we vaak over de Bourgondische tijd die de Middeleeuwen zal afronden en we monkelen ook graag over onze nog ‘Bourgondische’ levenswandel.

De echte kiemvorming werd echter niet gesmeed door Bourgondische hertogen, maar door een Vlaamse staatsman van formaat en uit het volk ontsproten. De onvolprezen ‘ruwaard’ Jacob van Artevelde was er niet alleen in geslaagd om de Vlaamse Leden Brugge, Gent en Ieper te verenigen in een Driestedenbond met politieke en sociale vernieuwingen, hij zette tevens een neus naar de Franse koning-leenheer en sloot een pact met Engeland.

Maar er is nog meer; op 3 december 1339 wordt onder impuls van de wijze man van Gent een charter ondertekend dat de militaire en economische unie tussen het Graafschap Vlaanderen en het Hertogdom Brabant bezegelt. Later sluiten het Prinsbisdom Luik en de graafschappen Holland, Zeeland en Friesland er zich bij aan. Hiermee wordt de grondslag voor de Nederlandse staatkundige éénmaking gelegd.

Met deze rechtzetting, reeds door schrijfcollega Wido Bourel in de sociale media verkondigd, kunnen we nu verder. Graag wens ik u even mee te voeren naar de statige Rubens-zaal van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van Antwerpen, en dit in de tijd voor de langdurige restauratie, meer bepaald een sfeerbeeld van 17 januari 1995.

Op die dag werden met veel luister en vertoon belangrijke verdragen gesloten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap. De inkt van de krantenkoppen drukte: ‘Een historische dag voor de Lage Landen bij de Noordzee’, en verder: ’Noord en Zuid op de bres voor gemeenschappelijk erfgoed’.

En inderdaad, de regeringsleiders Kok en Van den Brande wonden er geen doekjes om. De Nederlandse minister-president omschreef de Lage Landen als ‘één groot gebied waarbinnen geen grens tussen Nederland en Vlaanderen te bekennen is’. Zijn Vlaamse ambtscollega Luc Van den Brande onderlijnde dit nog scherper door te stellen:

’Nederland en Vlaanderen zullen in een groter en sterker wordend Europa hun strategische belangen meer en meer gezamenlijk moeten behartigen, alsof zij één land waren’.

De lezenswaardige toespraak van Van den Brande besloot op indringende wijze:

’De samenwerking in de Lage Landen is niet alleen een overheidszaak, maar een uitdaging en een opdracht voor alle Nederlanders en Vlamingen. Vandaag kan de eerste dag worden van een nieuwe jaartelling tussen de beide landen’.

Met dergelijke meeslepende taal op zo’n officiële plechtigheden kan men best omzichtig omspringen, zeker als die woorden uit de mond van partijpolitici uit traditionele machtspartijen komen, heerschappen die als ‘het er op aankomt’ steeds op de tonen van de partij-karwats moeten dansen. Toch maak ik de bedenking dat dergelijke officiële culturele verdragen met gespierde taal er nooit zouden gekomen zijn zonder de voorafgaande inspanningen van generaties Nederlandse voortrekkers. Men kan er niet naast kijken dat er die dag van overheidswege belangrijk zaad is gestrooid. Of dit zaad in een vruchtbare bodem en ideale teelaarde is terecht gekomen, lijkt mij eerder twijfelachtig. Papier hebben we genoeg, maar daadkracht is een veel zeldzamer fenomeen.

Zeldzaam, maar toch niet totaal afwezig. Zo is het de grote verdienste van moedige personen uit het nog orangistische Gent om de ‘goede koning’ Willem I der Nederlanden letterlijk zijn rechtmatige plaats in het stedelijk landschap te verlenen. Het was geen verdienste van de Vlaamse minister-president Geert Bourgeois om ondanks het belichten ‘van ook goede daden van de koning’ te benadrukken dat hij zeker géén voorstander is van de Nederlandse integratie.

U zal prof. Evrard herkennen die dit jaar op de IJzerwake present tekende voor de toespraak

Hoe kunnen we een zweep hanteren tot verwezenlijking van daadwerkelijke Nederlandse integratie? Eerst en vooral hoort m.i. binnen het identiteitsbewuste – zeg maar nationalistische – kamp zelf, de Heel-Nederlandse of Dietse natiegedachte opnieuw uitdrukkelijk te worden gesteld. Er is het stilaan verloren inzicht dat de historische kern van de Vlaamse Beweging uit de Dietse gedachte bestond.

Historisch is daaromtrent geen speld tussen te krijgen, de 19de eeuwse pioniersperiode van de Vlaamse Beweging kan men immers omschrijven als Nederlandse Beweging. Beïnvloed door de Duitse literaire romantiek beklemtoonden een Willems, Snellaert en Van Duyse nog zeer krachtig het Nederlands-zijn van het Dietse Zuiden. Het was de generatie die geestelijk doordrongen was van de hereniging der Nederlanden, het was de tijd van ‘de taal is gans het volk’. Geleidelijk verwaterde binnen de Beweging het Nederlandse samenhorigheids-besef. Er waren diverse oorzaken: de staatkundige verwijdering tussen Noord en Zuid die automatisch vervreemding in de hand werkte, de van meet af aan anti-Nederlandse politiek van de Belgische staat én de op z’n zachtst gezegd matige belangstelling van de ‘Noorderbroeders’ voor de volksgenoten in het Zuiden, inspanningen van bijvoorbeeld een Thorbecke ten spijt. En vergeten we zeker niet het opus magnum van Hendrik Conscience ‘De Leeuw van Vlaanderen’ dat een enorme invloed heeft uitgeoefend op het ontluikende Vlaamse bewustzijn van generaties jongeren.

Ondanks de onschatbare, positieve invloed in onze ontvoogdingsstrijd van dit, met de historische werkelijkheid een loopje nemend boek, is er vanuit Nederlands perspectief een grote schaduwzijde aan het succesverhaal. Het oude Graafschap Vlaanderen werd uitvergroot geprojecteerd naar het heden en Vlaanderen was voortaan synoniem van alle Nederduitse, Dietstalige gewesten binnen het juk van de Belgische staat. Zo groeide een Vlaamse Beweging, geënt op het lot van de Nederlands-sprekenden binnen die unitaire structuur. Het besef als Vlamingen, Brabanders en Limburgers (of moet ik zeggen ‘Loners’?) te behoren tot de Nederlandse stam gleed geleidelijk naar het achterplan, al zal bijvoorbeeld een Rodenbach nog zeer sterk de Nederlandse éénheid belijden. Nog éénmaal zal de Dietse gedachte in alle hevigheid opduiken, namelijk tijdens het interbellum van vorige eeuw, maar dat is een ander verhaal. Uiteindelijk lijkt het Vlaanderen van de half-Fransman Conscience het binnen de zeer brede Vlaamse Beweging gehaald te hebben. Tussen haakjes, Conscience, beloond voor zijn diensten aan het ‘nieuwe vaderland’, schreef zijn gekleurd historisch epos rond 1302 met fondsen geschonken door het francofiele België.

Ik meen dat het tot de opdracht behoort van de nationalisten, die willen bouwen aan een betere en rechtvaardige toekomst voor ons volk in een eigen vertrouwde cultuurbedding, dat het ‘klein-Vlaamse’ bewustzijn moet overstegen worden. Het zich aanpassen en terugplooien binnen de eigen, steeds weer verlegde grenzen en gekrompen grondgebied, kan nooit het einddoel zijn. Een Heel-Nederlands nationalisme kan zich nooit neerleggen bij de grenzen en de gebiedsroof van 1963. Het territorium romp-Vlaanderen is in wezen een aanpassing aan het Belgisch staatsnationalisme. Meer, het klein-Vlaamse – gericht op vijf Vlaamse provincies – is al even kunstmatig als de Belgische staat zelf. De weg is dan niet lang meer om opportuniteitsvragen te stellen: waarom zich nog moe maken over Voeren, Komen en de faciliteitengemeenten, waarom nog Brussel als Vlaamse hoofdstad? …

De Belgische staat heeft weinig schrik van dit kerktoren-Vlaanderen. Meer, de Belgische staat is zelf bezig met de grootste recuperatiebeweging sinds de afschilfering van het unitaire België (dat nota bene de Latijns-humanistische benaming was van … de Nederlanden!). De unitaristen bogen en buigen handig een wapen van de Vlaamse Beweging om, nl. het federalisme, een houding waarvoor ze zelfs van zichzelf nationalist verklaarden nog applaus kreeg. We kregen een Vlaamse deelstaatregering en nu zelfs een rechtstreeks verkozen Vlaams Parlement. Vergeten we niet dat dit parlement is gegroeid uit wat in de jaren ‘70 van de vorige eeuw nog ‘Nederlandse Cultuurraad’ heette. En ondertussen beleven we de zoveelste pseudo-Vlaamse regering, al wordt deze nu al meerdere jaren geleid door Vlaams-nationalisten.

Zijn we er werkelijk zo op vooruit gegaan? Het oude Graafschap Vlaanderen was eertijds ook al een leen van de Franse koning, maar de leeuw durfde heel hard om zich heen bijten indien de autonomie zwaar werd aangetast. Hoe autonoom is het huidige Vlaanderen wanneer een ‘trouw aan de wetten van het Belgische volk’-zwerende vazal beëdigd wordt door de Belgische leenheer-koning, met in de achtergrond een federale eerste minister die nauwlettend het leeuwenwelpje in de gaten houdt? Hoever staan we met dit Vlaanderen wanneer onze vlag, ons lied, onze feestdag en onze manifestaties, zoals de IJzerbedevaart zaliger, door het Belgische Vlaanderen en door de traditionele machts- en zuilpartijen werden ingepalmd en van hun radicalisme werden ontdaan? Vandaag maak ik de vaststelling dat de twee grootste partijen van Vlaanderen, die tevens de leeuwenvlag hanteren, zowat de helft of meer van het Vlaamse kiezerskorps vertegenwoordigen, en toch is er nooit zoveel België en zo weinig Vlaanderen in het officiële medialandschap vertoond. U hoeft maar naar sportreportages te kijken om het Belgische chauvinisme naar Frans model te horen doordrammen over Brabançonne, Rode Duivels en andere ‘Belgian Cats’. Mijmerend denk ik terug aan de tijd van Fred De Bruyne, ooit slachtoffer van de repressie en in 1977 door de toenmalige BRT aan de dijk gezet. Er worden wel opvallend meer zgn. ‘Ollanders’ ten tonele gevoerd in de diverse praatprogramma’s, als ze maar ‘leuk gebekt’ en politiek correct zijn.

Tegen dit zelfgenoegzaam terugtrekken in het klein-kunstmatige Vlaanderen staat het Heel-Nederlands nationalisme rebel. Deze nog diepe grondstroom trekt zich niet terug maar eist op en heeft de intentie te heroveren wat gestolen is. Heel is helemaal! Dit nationalisme houdt geen rekening met opportuniteit. Uiteraard moet de Frans-Luikse muiterijstaat België worden opgeheven. België is taai en wordt in leven gehouden met kunstmatige voeding geleverd door de firma KKK: kroon, kapitaal, kerk en met de welwillende ondersteuning van loge, zuilen en andere ingrediënten uit de Belgische stoofpot. Alleen de verstrengeling en verankering van unionistische belangen houdt dit kluwen recht. Dit Frans vazalstaatje is ontstaan in de sfeer van een derderangsopera, het zal als een vierderangs-komedie uiteenvallen. Na de Belgische boedelscheiding is de oprichting van de soevereine Vlaamse staat, een republiek met Brussel als hoofdstad, de volgende logische stap. Met Heel-Nederland komen we in een groter geheel terecht, een geheel van meer dan 20 miljoen uit Noord en Zuid. Onderschatten we dit psychologisch aanvoelen niet. Het zich beperken tot enkel een Vlaams separatisme is het verwerven van een deel-volksstaat kleiner dan de huidige Belgische oppervlakte. Met Heel-Nederland verdubbelen we ons vorstelijk, maar misschien zonder vorst. Een herenigd Nederland zal grenzen delen met Frankrijk. Het kan daarbij als volwassen natiestaat directe druk uitoefenen op de Fransen om de Vlamingen in Zuid- of Frans-Vlaanderen alvast een aantal rechten toe te kennen en hen, op één of andere manier te laten deelnemen aan het herenigde Nederland. Ook t.o.v. het stamverwante volk van Afrikaners of Boeren, dat zuidelijk Afrika groot heeft gemaakt, hebben de Nederlanden, als bakermat van het Afrikanervolk, de plicht om het lot van deze verwanten die in een ANC-poel verzeild zijn geraakt, ter harte te nemen. Wat met Wallonië? Het is mijn overtuiging dat hun leiders zelf hun wegen horen uit te stippelen en het staat m.i. niet vast dat zij daarbij de richting van Parijs zullen kiezen…

In afwachting van de val van het Belgisch koninklijk paleis kunnen we het Nederlands streven niet in de koelkast stoppen. Dit betekent niet dat eerst domweg in het ijle de politieke ‘anschluss’ bij Den Haag moet gepropageerd worden, wel door niet aflatend op het gaspedaal te duwen, overal waar Vlaanderen naar Nederland lonkt, en nu ook meer en meer omgekeerd. Het is nu vooral de taak om de geestelijke muur die ter kwader trouw tussen Noord en Zuid werd opgetrokken, steentje voor steentje te slopen. Elke samenwerking op gelijk welk niveau, hoe bescheiden en ogenschijnlijk niet-politiek ook, dedouaneert de geestelijk verziekte relatie. Specifieke volkse eigenheden van ‘noordelijk’ en ‘zuidelijk’ bestaan in elke volksgemeenschap, denk maar aan Duitsland met Saksen en Friezen in het noorden, Franken in het midden en Alemannen (‘Allemagne’) en Beieren in het zuiden. De noord-Nederlandse zelfzekerheid, betweterigheid en mercantiele ingesteldheid versus de zuid-Nederlandse gemoedelijkheid en het minderwaardigheidsgevoel kunnen historisch verklaard worden. Wederzijds begrip en éénheidsbesef kunnen evenwel een evenwicht tot stand brengen. Het sneeuwbaleffect van een zich normaliserende verhouding tussen gescheiden volksgenoten mag men niet onderschatten, meer en meer zal het besef groeien dat men elkaar nodig heeft om taal en cultuur tegen een gelijkschakelende Europese moloch te beschermen. Kortom, uit de chaos en het failliet van de Belgische staat bestaat de reële mogelijkheid om een Nederlandse orde te boetseren.

Ik ben niet blind voor de werkelijkheid, er is op z’n zachtst gezegd een zekere reserve t.o.v. onze ‘noorderbroeders’. Er is inderdaad en spijtig genoeg een verderfelijk links-geörienteerd ‘hollanditis’-virus dat de Nederlandse samenleving heeft aangevreten en mede verantwoordelijk is voor een minder fraaie reputatie, maar vergeten we vooral ook niet naar de rotzooi in het Zuiden te kijken en naar de balk in eigen oog. We mogen het kind met het badwater niet buiten gooien, het zijn echt niet allemaal losgeslagen cultuurbarbaren uit het Noorden die tegen de Antwerpse kathedraal wateren. Al komt de georkestreerde heisa rond ‘Zwarte Piet’ vanuit hetzelfde linkse Noorden overgewaaid, dit betekent helemaal niet dat de huidige gemiddelde Nederlander deze dwaze en kwaadwillige mening deelt. Het Noorden heeft ons ook mensen met peper in het bloed zoals Pim Fortuyn opgeleverd. Niet alleen kom ik regelmatig in Nederland maar ook als stadsgids onderhoud ik veelvuldige contacten met de noordelijke inwoners. Steeds opnieuw ben ik verrast door hun belangstelling, enthousiasme en voornaamheid. En ja, op subtiele wijze maak ik door middel van de geschiedenis onze historisch-culturele samenhang duidelijk en dit is nog nooit slecht ontvangen. Dit alles geeft de burger moed.

Het centralistische Europa en de bedreiging voor de rekenkundig-kleinere talen heeft ook in het Noorden een discussie op gang gebracht. Noord en Zuid lonken hierbij meer en meer naar elkaar, al of niet langs officiële weg. Vlaamse en Nederlandse universiteiten hebben een leerstoel opgericht om de gemeenschappelijke cultuur en geschiedenis te onderzoeken en uit te dragen. De Nederlandse oud-Europese commissaris Bolkestein zei dat Nederland een cultureel centrum moet openen in Brussel. De Nederlandse regering heeft tijdens een overleg van de Ministers van Buitenlandse Zaken scherpe kritiek geuit op het talenregime binnen de Europese Unie. Bij de Belgische regering en vooral bij de pseudo-Vlaamse regering bleef het oorverdovend stil. Ongetwijfeld is het taalcriterium dé hefboom voor een groeiend éénheidsbesef. Taal is niet het enige, maar wel als uiterlijke verklanking het stevigste cement van een volksgemeenschap. Dit taalcriterium doorprikt als geen ander de klein-Vlaamse mythe. We spreken niet alleen geen ‘Belgisch’, maar ook geen ‘Vlaams’, wel ‘Nederlands’. Ook hier spelen de openbare omroepen en aanverwanten weer een desastreuze rol door onze taal wel als ‘Vlaams’ te betitelen en in de programmatie een verloederd taalgebruik te hanteren. Ja, waar is de tijd toen ik, ondergedompeld in de Gezelliaanse WestVlaamse fontein van mijn jeugd, bewonderend keek naar het korte puriteinse kijkbuisprogramma van Joos Florquin (en zijn hond) ‘Hier spreekt men Nederlands’…

https://youtu.be/qktYCr0gw8o
https://youtu.be/Qvg5Gqbs7UY

Een grote vijand van het Nederlanderschap is het bureaucratische Europa der staten waarbij de veelheid van talen, culturen en volkeren als hinderlijk voor de éénvormigheid en de efficiëntie wordt ervaren. In de vorige eeuw propageerde ene CoudenhoveKalergi de pan-Europese éénheidsworst, vandaag zijn het figuren zoals een George Soros die daarin het voortouw nemen en geld pompen voor hun destructieve zaak. Om onze taal te redden van de Europese pletwals die alle profijt haalt uit een massamarkt – en daarom liefst etiketten wil in een uniforme, ‘begrijpbare’ taal – zijn we gedoemd om met ruim 21 miljoen Nederlandstaligen aan hetzelfde zeel te trekken. Net zoals we ook tot samenwerking verplicht zijn om te vechten en te strijden tegen het debiele taalgebruik dat via de verengelsing in het taaleigen is binnengeslopen. En het gaat om veel meer dan wat simpel woordgebruik. Want wanneer geleidelijk Engelstalige uitdrukkingen onze taal binnenglippen, dan neemt de uniforme denk-en leefstijl die achter deze uitdrukkingen schuilt, langzaam maar zeker de plaats in van de eigen identiteit, tot die kleurrijke identiteit uitmondt in een grijze brij.

Taalverbastering en taal-verengelsing zijn extracten uit een dampende heksenketel vol met drakenzaad, nl. de gelijke-wereldgedachte, het mondialisme. Dit globalisme is dé grote vijand voor de identitaire bewegingen. Daarom is het een levensplicht om als een culturele éénheid de nodige weerbaarheid te bieden, zowel t.o.v. dit mondialisme als t.o.v. de multiculturele samenleving, nu nog extra ‘verrijkt’ met ‘duurzaamheid’ en ecologische waanzin, als tussenstation naar de uniforme wereld zoals die wordt geschetst in het ‘Big Brother’-verhaal van George Orwell in ‘1984’. Identiteitsbewuste volkeren zijn veel gevoeliger voor cultuuraantasting, zo heeft Frankrijk zich al duidelijk verzet tegen het ‘franglais’. Onmondige en verdeelde volkeren ondergaan dit neo-kolonialisme van de gelijkheid zonder veel verzet. Een herenigd en bijgevolg zich van eigenheid bewust Nederland kan en zal een grotere weerbaarheid ten toon spreiden. Een grotere politieke en culturele betekenis binnen Europa is daarvan het gevolg.

“Talen zijn slecht bestand tegen wegvallende grenzen…”

De etnocide, het cultureel proces van ontworteling, is geen nieuw gegeven in de Nederlanden. Eeuwenlang moest en moet de Nederlandse cultuur optornen tegen de opdringerige golven van verfransing. Het is ook vanuit Frankrijk – ooit het Rijk der ‘Franken’ – dat de wortel van de geestesgedaante der Verlichting kon schieten en tot bloei komen. In die politieke stroming ontstond de stelling van ‘alle mensen zijn gelijk’, alhoewel dat in de praktijk slechts voor de rijke, liberale burgerij (de vroegere 3de stand!) van tel was. De gelijkheidstheorie is de rode draad van het mondialisme, wat haaks staat op de realiteit van de ongelijkheid in elke natuurlijke omgeving, bij mens, fauna en flora. De Franse Revolutie was de politieke overwinning van de Verlichting. De volledige slagzin van de Revolutie was ‘vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid … of de dood!’ Dat laatste laten de huidige dwepers van die Revolutie (de globalisten) gemakshalve weg. ‘De dood’ was echter onmiddellijk van de partij op het einde van de Franse 18de eeuw (denk maar aan de afslachtingen onder het conservatieve verzet in de Vendée en de Boerenkrijg bij ons). De Revolutie luidde de verfransing van … Frankrijk in, want in 1789 sprak nog geen 25% van de inwoners Frans! De brutale annexatie van de zuidelijke Nederlanden bij de Franse Republiek in 1795 stortte de verfransing van ons openbaar leven in een stroomversnelling. Alhoewel ook de latere Belgische staat van onder tot boven Frans doordesemd was, toch ontsnapten grotendeels onze gewesten aan het ‘France-une-et-indivisible’. Onze arme volksmensen waren overwegend analfabeten en dus ook Frans-onkundigen, het Frans van de zogenaamd betere standen was voor de meesten onder hen onbereikbaar en dus waren ze er ook ongevoelig voor. De Vlaamse Beweging zal in het Franse België – na een lange strijd met veel vallen en opstaan – uiteindelijk de ééntaligheid van het huidige Vlaanderen doen aanvaarden, zoals u weet, echter een kaas met zeer grote gaten.

Veel subtieler en juist daarom des te giftiger is de hedendaagse vorm van het ontwortelend mondialisme dat in het Europese Avondland en de Lage Landen is binnen geslopen, nl. de veramerikanisering. In 1945 hield het sterke Europa op te bestaan, er waren uiteindelijk alleen maar verliezers. De Verenigde Staten wierpen zich op als de bevrijders van het Westen en de beschermers tegen het brutale Stalinisme, dat ze eerst met alle middelen hadden gesteund. Niet alleen pompte het rijke Amerika het platgebrande Europa vol met dollars, maar ook pompte het zijn taalgebruik, zijn zeden, zijn levensstijl binnen in de vermoeide geesten. In tegenstelling tot de verfransing was de veramerikanisering geleidelijker en minder zichtbaar. De hongerende Europese volkeren verlangden met gulzigheid naar de ongeremde Amerikaanse prefab-welvaart, evenwel op termijn ten koste van het welzijn. Het sluipend gif deed zijn intrede in de media, de bedrijven, de politiek, het onderwijs en meer dan ooit in het straatbeeld. Kapitalisme en collectivisme – China herbergt beide – zijn kinderen van de Verlichting, het zijn materialistische instrumenten van diegenen die in hun machtsdolheid en in hun ivoren torens streven naar heerschappij in politiek en/of economie via de kapitalistische éénheidsmarkt of de ééndoctrine-staat. Zij, de onverlaten van de smeltkroesburger in de Verenigde Staten van Europa, hebben er baat bij dat de massa vormeloos, onkritisch en manipuleerbaar is. Daarom moeten alle groepsverschillen en grenzen weg, daarom moet een raciaal mengvolk geschapen worden, daarom moet de taal- en cultuurrijkdom weg, tot de volkeren aan de voeten liggen van de ‘Pax Americana’ en vergrijzen in een Nieuwe Wereldorde.

Het is dé grote uitdaging voor de Nederlandse cultuur om gezamenlijk, en niet in verspreide slagorde, tegen die smeltkroesdogma’s weerbaar te zijn. Streven naar Heel-Nederland of Dietsland is helemaal niet oubollig, integendeel dit streven is radicaal, eigentijds en biedt een revolutionair antwoord op datgene wat onze Nederlandse identiteit ondergraaft. Het perspectief voor onze toekomst ligt in het verlengde van onze eigenheid, die eigenheid is onverkort Nederlands. Met het woord van Oranje, de ‘Vader des Vaderlands’: ‘’t is te klein om gedeeld te zijn’.

Ignace Lowie stadsgids Brugge & ere-provincieraadslid van Antwerpen, gewezen volksvertegenwoordiger & VB-fractievoorzitter provincieraad van Antwerpen, toespraak gehouden op het Voorpost Pinksterkamp.

https://nevb.be/wiki/Lowie,_Ignace

Eén gedachte over “‘Op naar een stevig samenhoren van de Lage Landen!

  1. Oef!! Eindelijk lees ik bij Golfbrekers een artikel waarmee ik het voor 100% eens kan zijn…

Reacties zijn gesloten.