2. De matrix
De matrixoefening die een verplichting is voor alle scholen zou moeten dienen om de bestaande veelheid aan studierichtingen tegen het licht te houden. Bedoeling is het aantal richtingen terug te schroeven. Dat is op zich geen slechte zaak, maar men vergeet er bij te zeggen dat die veelheid aan richtingen een rechtstreeks gevolg is van het eenheidstype. Door in de eerste graad zowel in het basispakket als optioneel een waaier aan vakken aan te bieden, en daar met onderlinge combinaties in de volgende graden op voor te borduren, heeft men het woud aan richtingen gecreëerd.
De matrixoefening dient echter ook een ander doel: de studierichtingen herindelen op twee assen. De as beroepsgericht-doorstromingsgericht en de as met 5 belangstellingsdomeinen. Op die manier wordt het onderwijslandschap volledig herijkt en verlaat men de klassieke indeling algemeen vormend versus specifiek, die zijn uitdrukking vindt in de onderwijsvormen ASO/TSO/BSO/KSO.
Dat zou nodig zijn om de onderwaardering van TSO en BSO te doorbreken. Wij zijn ervan overtuigd dat zoiets op die manier nooit zal lukken. De onderwaardering van technisch en beroepsonderwijs wordt in de eerste plaats in de hand gewerkt door het overwaarderen van het ‘verder studeren’ aan universiteiten en hogescholen. Verder studeren is in de ogen van een grote meerderheid van de bevolking het summum van de onderwijscarrière. Het wordt ook door de overheid gestimuleerd, niet het minst door het hanteren van arbitraire streefcijfers. Uiteraard gaat iedereen er (terecht of ten onrechte) vanuit dat ASO meer kansen op slagen biedt in het hoger onderwijs en zullen veel ouders hun kinderen daar bij voorkeur willen laten starten, zelfs tegen alle adviezen in. Het hoeft weinig betoog dat ‘doorstroomrichtingen’ en ‘doorstroomscholen’ binnen de kortste keren die rol in de perceptie zullen overnemen.
Het is overigens de overheid zelf die de hardnekkige negatieve perceptie van TSO en BSO blijft voeden, door steeds maar weer te spreken over het ‘waterval-effect’, waaruit automatisch voortvloeit dat die onderwijsvormen lager gekwalificeerd dienen te worden. Zelfs in de tekst van het masterplan vindt men daarvan voorbeelden. De hele uitkomst van het plan zou dus paradoxaal wel eens kunnen zijn dat TSO en BSO nóg meer leerlingen verliezen.
Ook voor het ASO betekent de indeling de definitieve doodsteek: ASO-richtingen zijn in principe breed-belangstellings- en breedperspectief-richtingen en daardoor eenvoudigweg niet compatibel met het nieuwe systeem.
De nieuwe indeling die het masterplan nastreeft is wel degelijk revolutionair: nergens ter wereld vindt men dergelijke indeling terug.
In 2016 zou men de matrix-oefening willen afronden en een kwaliteitsmeting doen. Als die meting negatief is, zou alles bij het oude blijven, als we sommigen mogen geloven. Los van het feit dat de oefening een tijd- en geldverspillende bezigheid dreigt te worden, vragen wij ons af hoe men op puur theoretische basis zo’n kwaliteitsmeting gaat doen. Of heeft men al ‘experimenten’ in een aantal scholen in gedachte?
Wordt vervolgd.