Ontkenning van ontkenning – belgische wetgeving in het kwadraat

Afbeeldingsresultaat voor kan niet

De anti-negationismewet versterkt het Turkse negationisme


Brussel, zaterdag 20 april 2019
Het voorstel van anti-negationismewet dat op 24 april eerstkomend voor goedkeuring in Kamer van volksvertegenwoordigers voorligt, slaat niet op het negationisme omtrent de Armeense genocide van 1915.
De Belgische Senaat heeft deze genocide op de Armeniërs evenwel in 1998 al erkend en de Kamer deed hetzelfde in 2015. Ook de regering van Charles Michel heeft deze genocide op de Armeniërs bij monde van de Premier vanop het spreekgestoelte van dezelfde Kamer erkend.
De volksvertegenwoordigers die een wettekst stemmen die de Armeniërs uitsluit van strafwettelijke bescherming tegen het ontkennen van hun voldoende gedocumenteerde lijden, doen dat op 24 april… de dag waarop de Armeense genocide jaarlijks wordt herdacht. This is adding insult to injury!


De Kamer van volksvertegenwoordigers plant op woensdag 24 april een wetsvoorstel goed te keuren dat werd neergelegd door parlementsleden van de voormalige meerderheid van de regering-Michel – dus van de MR, de Open VLD, CD&V et de N-VA. Dat voorstel recupereert een voorontwerp van wet van minister van Justitie Koen Geens tot hervorming van het Strafwetboek. Ingesloten is een nieuwe wetsbepaling in verband met de strijd tegen het negationisme; ze zet een kaderbesluit van de Europese Unie omtrent racisme en xenofobie in Belgisch recht om, alsook een protocol van de Raad van Europa over computercriminaliteit. Beide eisen dat het negationisme dat aanzet tot haat en geweld verboden wordt.


De huidige formulering van het wetsvoorstel sluit echter het negationisme ten opzichte van de Armeense genocide van 1915 uit. Hoewel geen van beide Europese richtlijnen die door dit voorstel in Belgisch recht worden omgezet, uitdrukkelijk vereisen dat de wetsbepaling zich zou beperken tot genocides die door internationale rechtbanken werden erkend, doet het Belgische wetsvoorstel dit wel: het beperkt zich bij het strafbaar maken van het negationisme tot genocides, misdaden tegen de mensheid of oorlogsmisdaden “als dusdanig vastgesteld door een eindbeslissing van een internationaal gerecht”.


Maar in geval van de genocides op de Armeniërs, de Arameeërs en Assyriërs en de Pontische Grieken is er nooit een internationaal gerecht geweest om de misdaden van de Jonge Turken tijdens de Eerste Wereldoorlog te bestraffen. Er waren wel wat nationale rechtszaken in Turkije, maar deze hebben de misdaden nooit in hun geheel als “misdaden tegen de mensheid” of “genocide” bestempeld en zich beperkt om individuele misdaden te betitelen als “plunderingen” of “moordpartijen”. De Geallieerden (Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland) daarentegen hebben in 1915 in een verklaring het Ottomaanse rijk wel beschuldigd van “misdaden tegen de mensheid en tegen de beschaving”. Dit zou trouwens de eerste keer zijn dat de term “misdaden tegen de mensheid” op het internationale forum werd gehanteerd.


Het negationisme maakt doorgaans deel uit van het discours van politieke krachten die hoewel in de minderheid toch uiterst gevaarlijk zijn voor zowel de democratie als de vrede in de samenleving. Het ontkennen van de Armeense genocide daarentegen maakt deel uit van het officiële discours van de Turkse staan en van het discours van een meerderheid binnen de Turkse diaspora in België. De gevolgen van dit negationisme zijn niet denkbeeldig.


De zeldzame Armeniërs die zich in Turkije publiekelijk durven uitspreken, worden geïntimideerd, met de dood bedreigd of zelfs vermoord. Het bekendste voorbeeld daarvan is de journalist Hrant Dink, die in 2007 om het leven werd gebracht. De enige Armeense volksvertegenwoordiger in Turkije, Garo Paylan, wordt permanent bedreigd omdat hij Armeniër is, terwijl hij een toonbeeld is van vredeswil, bereidheid tot dialoog en respect voor de waarheid.


In Europa wordt de haat jegens Armeniërs geïmporteerd door Turkse diplomaten of door mensen die sterk onder invloed staan van de regering in Turkije. In Zweden bijvoorbeeld moest de vicevoorzitter van de voornaamste Turkse vereniging in het land in april 2016 nog ontslag nemen omdat hij tijdens een negationistische en haatdragende speech of het centrale plein van Stockholm “dood aan de Armeense honden” had geroepen.


Ook in België leidde een opstootje in Sint-Joost in 2007 bijvoorbeeld tot de vernieling van een restaurant onder kreten als “dood hem, het is een Armeniër”. Merkwaardig genoeg werd er door de autoriteiten naderhand geen enkele vervolging ingesteld en diende de Armeense restauranthouder de buurt te verlaten en zelf in te staan voor de grote kosten die deze vernieling met zich meebracht. Incidenten van dit slag worden blijkbaar niet bijgehouden door de Belgische of Europese instellingen die instaan voor de strijd tegen het racisme.


Het Comité van Armeniërs van België herinnert eraan dat ons land de Armeense genocide in 1998 in de Senaat heeft erkend, en in de Kamer middels een stemming in 2015, gevolgd door een verklaring van Eerste minister Charles Michel. Het comité herinnert eraan dat wij aan de slachtoffers van deze genocide verplicht zijn hen niet te vergeten. Het comité benadrukt dat elke dag nog ontkenning van deze genocide op de Armeniërs gepaard gaat met de verspreiding van haat ten opzichte van deze bevolkingsgroep die het slachtoffer was van gedocumenteerde feiten.


Het zijn deze feiten die op 23 en 24 april voor de 104de keer worden herdacht. Het zou schandalig zijn als dezelfde volksvertegenwoordigers die in 2015 verklaard hebben dit leed te erkennen, nu een wetsbepaling zouden goedkeuren die het negationisme bestraft en die niet slaat op de Armeense genocide… en dat ze dit net op 24 april zouden doen.
Als de Kamer de slachtoffers van de genocide van 1915 wilde beledigen, had ze het niet beter kunnen aanpakken.


Nicolas Tavitian, voorzitter van het Comité van Armeniërs van België
mobiel +32 (0)495 77 08 67 et e-post contact@armencom.be