Olivier Eugène Prosper Charles Messiaen (Avignon, 10 december 1908 – Parijs, 27 april 1992)) was een Frans componist, organist en pianist, een van de belangrijkste en invloedrijkste componisten van de twintigste eeuw, wiens onconventionele werk sterk beïnvloed is door de rooms-katholieke geloofsleer.Zijn moeder was de dichteres Cécile Sauvage en zijn vader, leraar Engels afkomstig van Wervik, vertaalde Shakespeare in het Frans. Olivier Messiaen begon jong met componeren en kwam op 11-jarige leeftijd aan het conservatorium van Parijs studeren bij onder andere Marcel Dupré en Paul Dukas. In 1931 werd hij op 22-jarige leeftijd aangesteld als organist-titulair van de Eglise de la Sainte-Trinité te Parijs, een post die hij tot aan zijn dood zou bekleden. Hij had er de beschikking over een drie-klaviersorgel, gebouwd door Aristide Cavaillé-Coll. In 1936 was hij met onder anderen André Jolivet medeoprichter van de muziekbeweging Le Jeune France.
In 1940 werd hij bij Verdun krijgsgevangen gemaakt door de Duitsers. In zijn gevangenkamp te Görlitz schreef hij voor enkele toevallig aanwezige professionele instrumentalisten (een violist, een cellist en een klarinettist, met hemzelf als pianist) het introspectieve Quatuor pour la fin du temps , dat een van zijn meest gespeelde werken is gebleven.
Messiaen was een overtuigd katholiek van West-Vlaamse afkomst. Zijn grootste inspiratiebron was de schoonheid van Gods schepping en dan met name het gezang van de vogels. Dit verklaart ook zijn affiniteit met de heilige Franciscus van Assisi, aan wiens persoon hij een omvangrijk oratorium heeft gewijd. Messiaen trok regelmatig de natuur in om vogelzang te noteren. In veel van zijn composities heeft hij vogelzang verwerkt. Titels als Abîme des Oiseaux (uit het ‘Quatuor pour la fin du temps’) en Oiseaux exotiques spreken wat dat betreft voor zich. Hij heeft ook de zang van een groot aantal vogels getoonzet voor piano (Catalogue d’oiseaux). Ook in één van zijn laatste orkestwerken (Eclairs sur L’Au-delà…) zijn geluiden van vooral Australische vogelsoorten verwerkt.
Messiaen ontwikkelde een persoonlijke muzikale taal die hij uiteenzette in zijn Traité de mon langage musical. Daarin zijn vooral melodische en ritmische vernieuwingen te onderscheiden. Melodisch staan de modes à transpositions limitées (beperkt transponeerbare modi) centraal. Dat zijn toonreeksen, die zichzelf overlappen als ze minder dan een octaaf getransponeerd worden.
Op het gebied van het ritme introduceerde hij ingewikkelde structuren uit Griekenland, India en het Verre Oosten en hanteerde hij diverse eigen innovaties. Belangrijk zijn de valeur ajoutée (toegevoegde waarde) en de rhytmes non-rétrogradables. Aan elke letter van het alfabet kende hij ook een toonhoogte en lengte toe. Het geheel noemde hij zijn langage communicable.
Hij had een bijzondere voorkeur voor de ondes-Martenot, een elektronisch muziekinstrument, een vroege vorm van de synthesizer. Jeanne Loriod, de zuster van Messiaens tweede echtgenote, pianiste Yvonne Loriod, was een van de bekendste bespelers van dit instrument.
Messiaen heeft veelvuldig gecomponeerd voor groot orkest. Eén van zijn belangrijkste werken is de Turangalîla-symfonie (1947-1949), een meditatie over de vreugde van de liefde. De naam komt uit het Sanskriet en betekent zoveel als ‘liefdeslied en hymne van vreugde, tijd, beweging, ritme, leven en dood’. Het van levensvreugde overlopende, tiendelige stuk is geschreven voor een orkest uitgebreid met solopiano en ondes-Martenot (die beide een aantal opvallende cadensen moeten spelen), en vereist maar liefst 8 – 11 slagwerkers.
Het oratorium La Transfiguration de Notre Seigneur Jésus-Christ (1965-1969) wordt uitgevoerd door een zeer groot gemengd koor, zo’n 100 zangers, met zeven instrumentele solisten en een orkest van meer dan honderd man.
Nog omvangrijker was de enige opera die Messiaen geschreven heeft (1975-1983), Saint-François d’Assise, die door negen solisten wordt uitgevoerd, begeleid door een honderdkoppig koor en een zeer groot orkest, met als ongewone elementen drie piccolo’s, een basklarinet, contrabasklarinet en contrabasfagot, contrabastuba, en drie ondes-Martenot; de rijk van gevarieerde instrumenten voorziene slagwerksectie bestaat uit vijf spelers. De opera behandelt het leven van Franciskus van Assisi na diens bekering. In de structuur zijn twee belangrijke elementen te herkennen: het door Richard Wagner geïntroduceerde Leitmotiv en anderzijds de vogelzang, altijd prominent bij Messiaen aanwezig.
In 1942 werd Messiaen benoemd tot docent compositie aan het Conservatoire national supérieur de musique in Parijs, waar hij meer dan veertig jaar les gaf. Hij was een geliefd docent die in zijn muziekanalyseklas studenten uit vele landen onderwees. Zo behoorden bijvoorbeeld Pierre Boulez, Iannis Xenakis, Karlheinz Stockhausen, George Benjamin, Kent Nagano, Toru Takemitsu en Ton de Leeuw tot zijn leerlingen. In 1971 werd aan Messiaen de Erasmusprijs uitgereikt. Hij was commandeur van het Légion d’Honneur.