In de VSA zijn gemeentelijke overheden inventief geworden om hun standbeelden tegen de meute te beschermen. Vermits er slechts een kleine minderheid der beeldenstormers enige vorm van geschiedenislessen genoten en onthouden heeft zijn daar quasi àlle standbeelden het mikpunt van bekladding of vernieling. Daarom zijn steden en gemeenten overgegaan tot een trukje, nl. vermomming.
Het is niet meer ongewoon op het plein een standbeeld van Karl Marx te zien of – ja hoor – van Che Quevara. Tenminste… zo zien ze er uit. De plaatselijke overheden bestellen massaal pruiken, snorren, baarden, baretten, hamer en sikkel-vlaggen om “omstreden” standbeelden van bv. Teddy Roosevelt, George Washington, Columbus…een beschermend laagje te geven. Het resultaat mag er zijn: Antifa en andere stoottroepen laten de beelden ongemoeid, buigen respectvol het hoofd en trekken verder op zoek naar iconen der heersende klasse. Vanaf het moment dat het “slechts” om Karl Marx of Che Quevara blijkt te gaan is er geen vuiltje meer aan de antifascistische lucht. Bovenop de ingebeitelde tekst over de persoon in kwestie worden borden geplaatst met citaten zoals “Arbeiders aller landen verenigt u” (… het woord (prolet)ariërs bleek niet ontvankelijk wegens een (mis)verstand…)
In de Amerikaanse stad Madison zijn de idioten van BLM er in geslaagd om een standbeeld van Hans Christian Heg te onthoofden en in een rivier te smijten. Voor alle duidelijkheid, Hans Christian Heg was een kolonel die tijdens de Amerikaanse burgeroorlog vocht voor de afschaffing van de slavernij. Hij is zelfs in 1863 gesneuveld in de slag om Chickamauga en gaf dus in feite zijn leven voor de strijd tegen de slavernij. Misschien toch maar eens een goed geschiedenisboek lezen jongens?