… een ander bezoek der Fransen… met een tussenhalte in Pruisen
Eylau*, 8 februari 1807: De aanblik moet angstwekkend maar ook van een adembenemende schoonheid zijn geweest, ook al was het wel de Esthetiek van de Dood.
Uit de wild dwarrelende sneeuwvlagen en het dikke gordijn van de hardnekkige grondnevel stormden meer dan elfduizend Franse cavaleristen, zij aan zij galopperend en zwaaiend met hun zwaarden, recht op de Russische infanterie af. In wat als een van de grootste cavaleriecharges geboekstaafd staat braken ze zonder veel problemen door de Russische lijnen bij het onooglijke plaatsje Eylau en splitste de imposante aanvalsgolf daarna in twee.
De dragonders van Emmanuel de Grouchy versloegen rechts de Russische cavalerie die Saint-Hilaire aanviel. Ze keerden dan naar links tegen de Russische cavalerie in het centrum, samen met de kurassiers van Jean-Joseph Ange d’Hautpoul. Murat trok zich terug met zijn dragonders, maar d’Hautpoul wist van geen ophouden en voerde zijn mannen nog 2,5 km verder tot aan de Russische kanonnen en over de Russische infanterie voor de Russische reserve eindelijk de woeste dodenrit van de Franse kurassiers tot staan kon brengen.
Het was een sleutelmoment in de Slag bij Eylau, een genadeloze strijd die op 7 en 8 februari 1807 bij dit dorpje in het huidige Polen urenlang en met enorme verliezen – er werden naar schatting 45.000 mannen gedood of gewond – werd uitgevochten.
Mijn grootmoeder gaf mij het verhaal door dat haar grootvader haar had verteld over zijn grootoom Jan Jozef Norbert Croes (°1785). Hoe deze ambitieuze jongeman er van had gedroomd om net als zijn vader apotheker te worden, maar in december 1805 met het stamboeknummer 1070 werd ingelijfd in het 3e eskadron van het 2e Regiment Dragonders en de volgende negen lange jaren door half Europa werd gejaagd van Polen en Duitsland tot Spanje en Portugal voor de glorie van een keizer die zijn keizer niet was, onder de vaandels van een natie die zijn natie niet was…
Hij was er op die bewuste 8e februari 1807 bij en overleefde als bij mirakel de slachtpartij.
Ik heb het met eigen ogen nagekeken in het stamboekregister van zijn regiment dat bij de S.H.A.T. in Vincennes wordt bewaard: Die ochtend was zijn eskadron uitgereden met 236 man, s avonds, bij de telling waren er welgeteld 72 waaronder Croes die zonder kleerscheuren de confrontatie hadden overleefd…
Als ik de mondelinge overlevering mag geloven moet hij enorm onder de indruk en zelfs getraumatiseerd zijn geweest van wat hij bij Eylau had meegemaakt. En hij was lang niet de enige. Het in oppervlakte relatief kleine gebied waar de strijd werd geleverd lag bezaaid met lijken en gewonden. Ze lagen zo dik op elkaar dat dit schouwspel de ruwe houwdegen maarschalk Ney, nadat hij de volgende ochtend over het slagveld reed de ontboezeming ontlokte: “Wat een slachting! En zonder resultaat.”
Zelfs Napoléon Buonaparte – voor wie de slag bij Eylau kantje boordje was geweest – zei: “Deze slachtpartij doet alle vorsten op aarde de zin vergaan om oorlog te voeren.“
Over de epische strijd bij Eylau werd intussen een boekenkastje volgeschreven maar deze veldslag kreeg onvermijdelijk ook een literaire, fictionele neerslag. Al in 1807 verscheen in het Bretoens een lied waarvan de auteur ene François Guenveur was, een dichter van verschillende epen die de heldendaden van Napoleon in alle toonaarden bezongen.
De slag bij Eylau is ook het centrale onderwerp van Honoré de Balzac’s roman, “Le Colonel Chabert” (1831), wiens gelijknamige held de verschrikkingen beschrijft. Een fictief personage, kolonel Chabert, dood verklaard in de slag bij Eylau tijdens de grote cavalerieaanval van Murat, verschijnt plots, tijdens de Restauratie, opnieuw in Parijs, tot grote ontzetting én ergernis van zijn vrouw, die zijn fortuin erfde en hertrouwde. (gratis e-boek)
Het meeslepende gedicht ‘Le Cimetière d’Eylau’ (1874) uit de bundel ‘ La Légende des siècles’ van Victor Hugo is opgedragen aan zijn oom, Louis-Joseph Hugo, kapitein in de 55e Régiment d’ Infanterie die, samen met een luitenant en een tamboer, de enige overlevende was van een sectie van 85 man die het kerkhof van Eylau moesten verdedigen…
Soudain le feu cessa, la nuit sembla moins noire. Et l'on criait : Victoire ! et je criai : Victoire ! J'aperçus des clartés qui s'approchaient de nous. Sanglant, sur une main et sur les deux genoux Je me traînai ; je dis : — Voyons où nous en sommes. J'ajoutai : — Debout, tous ! Et je comptai mes hommes. — Présent ! dit le sergent. — Présent ! dit le gamin. Je vis mon colonel venir, l'épée en main. — Par qui donc la bataille a-t-elle été gagnée ? — Par vous, dit-il. — La neige était de sang baignée. Il reprit : — C'est bien vous, Hugo ? c'est votre voix ? — Oui. — Combien de vivants êtes-vous ici ? — Trois.
(klik hier voor volledige tekst)
In The Schirmer Inheritance door Eric Ambler (1953) komt ‘ de andere zijde ‘ aan bod. Want hier wordt deze veldslag beschreven vanuit het oogpunt van een Pruisische cavaleriesergeant die een sabelwond oploopt, deserteert en onderduikt bij Poolse boeren.
In ‘Le Matin d’Eylau’ (2015) eindigt Jacques Sudre zijn misdaadroman op het slagveld en dit vormt voor deze auteur de perfecte aanleiding om de felle strijd en de nasleep ervan te beschrijven.
Jean-Paul Kauffmanns werk ‘Outre-Terre’ (2016) is volgens mij het meest recente fictiewerk rond Eylau, alhoewel er ook non-fitie-elementen in voorkomen… De ondertitel ‘Le Voyage à Eylau’ verwijst naar de trip die in het boek naar Eylau wordt gemaakt tijdens de 200-jarige herdenking van de slag.
Jan Huijbrechts
*Eylau, het huidige Ilawa in Ermland-Masuren. Na WOI werd er ingevolge het Verdrag van Versailles een volksraadpleging gehouden: In Eylau wilde 95.3% bij het Duitse Rijk blijven; minder dan 5% was liever bij Polen ingelijfd geworden. Na WOII werd het volk, voor zover niet verdreven, niet meer geraadpleegd… Het Akkoord van Potsdam wees het aan Polen toe..