De levensloop van Max Reger is tot op zekere hoogte te vergelijken met die van Anton Bruckner: beiden komen uit een muzikale onderwijzersfamilie in een onooglijk bergdorpje, en waren voorbestemd voor een loopbaan als een onderwijzer.
Reger werd geboren in Brand (Beieren) op 19 maart 1873. Van moeder kreeg hij zijn eerste pianolessen en erfde een fijnbesnaard temperament. Naast onderwijzer was vader Reger tevens docent muziek aan de normaalschool; zo kon hij ook zelf zijn zoon begeleiden bij diens eerste stappen op viool, cello en orgel.
In 1886 trekt Max zelf ook naar de normaalschool, en ontvangt klavieronderricht bij Lindner. Na een bezoek aan Bayreuth beslist hij musicus te worden. Op aanbeveling van Lindner gaat hij in het Conservatorium van Sonderhausen bij Hugo Riemann compositie en theorie studeren. Een jaar later is hij reeds leraar aan datzelfde Conservatorium, zodat de dringendste financiële problemen van de baan zijn. Als Riemann naar Wiesbaden gepromoveerd wordt, volgt Reger hem, en als Riemann ten slotte in Leipzig benoemd wordt neemt hij zijn functie over in Wiesbaden. Intussen volbrengt hij zijn legerdienst, maar wordt na negen maanden ontslagen wegens een halsziekte.
In 1901 trekt de hele familie naar München: zijn vader liet er zich extra voor pensioneren. En succes bleef niet uit: hij wordt alomgevraagd als leraar, pianist en organist.
In 1902 huwt hij met Elsa von Bagenski. Enkele jaren is hij leraar harmonie en contrapunt, maar die functies moet hij laten vallen omwille van de vele concertreizen.
In 1906 krijgt hij tijdens een concert een verlamming, die in de pers verkeerdelijk verklaard werd als dronkenschap! Intussen is hij zijn vroegere leraar Riemann volledig ontgroeid en laat zich verleiden tot een aanslepende polemiek tegen diens conservatisme.
In 1907 wordt hij muziekdirecteur in Leipzig, maar lang houdt hij dit niet uit. Wel bleef hij zijn leraarsfunctie aan het Conservatorium tot aan zijn dood vervullen.
Van 1911 tot 1914 is hij vast dirigent aan het beroemde orkest te Meiningen, en brengt het tot een doorzichtiger speelstijl. In 1914 krijgt hij last met zijn gezondheid. Het absolute verbod om nog bier te drinken betekent voor hem een zware zelfopoffering. Hij raakt totaal overwerkt en moet zijn dirigeerstok aan anderen overlaten.
De laatste jaren van zijn leven verbleef hij te Jena, waar hij dr. honoris causa was. Als dirigent van zijn “Mozart-variaties” oogst hij nog een overdonderend succes. Wekelijks reist hij daarenboven nog voor twee dagen naar Leipzig, en tijdens een van die verblijven sterft hij in zijn slaap op 11 mei 1916.