Marie Victor Ryelandt (Brugge, 7 april 1870 – 29 juni 1965) was een Belgisch componist en muziekpedagoog.
Baron Joseph Ryelandt was een late romanticus die vooral zuiver symfonische en instrumentale muziek componeerde. Zijn meest creatieve periode beleefde hij tussen 1892 en 1944. Vooral zijn composities van religieuze koorwerken werden zeer gewaardeerd. Hij schreef ook een groot aantal liederen op bestaande Nederlandse, Franse, Latijnse en Spaanse teksten. Zijn Gezelle-Lieder zijn van internationaal niveau. Internationale erkenning kreeg Joseph Ryelandt met zijn grote oratoria Purgatorium, De komst des Heren, Maria, Agnus Dei en Christus Rex.
Joseph Ryelandt was de derde van de zeven kinderen in het gezin van Louis-Bernard Ryelandt (1841-1877) en van Marie-Louise Casier (1847-1908). Louis-Bernard was advocaat in Brugge, gemeenteraadslid van Brugge en provincieraadslid van West-Vlaanderen. Hij had de reputatie een uitstekend pianist te zijn. Hij stierf toen Joseph 7 jaar was en een zevende kind werd postuum geboren. De moeder van Joseph was een dochter van de Gentse senator Jean Casier, die behoorde tot de elite van de Gentse christelijke burgerij. Jean Casier was een begaafd amateurviolist.
Joseph trouwde in 1899 met Marguerite Carton de Wiart (1872-1939). Ze kregen acht kinderen, onder wie Daniel Ryelandt, die voorzitter werd van het agentschap Belga. Hij en twee andere zoons zorgden voor een talrijk nageslacht. Twee dochters werden kloosterzuster, Anne (1907-1992) in het Engels Klooster en Lidwine (1909-1985) bij de Dochters van het Geloof in het Brugs Begijnhof.
In 1909 werden de vier broers Ryelandt, Louis (1867-1954), Joseph, Pierre (1871-1944) en Vincent (1874-1937) in de erfelijke Belgische adelstand opgenomen. Joseph kreeg in 1938 de baronstitel, overdraagbaar bij eerstgeboorte. Hij nam als wapenspreuk: ‘tVrije land getrrouwe.
In het gezin Ryelandt-Casier heerste een religieuze en culturele sfeer, en kregen de kinderen een aristocratische en Fransgerichte opvoeding, die Joseph Ryelandt zijn hele leven bijbleef. Muziek was zowel in de familie Ryelandt als in de familie Casier een traditie, waardoor musiceren in de huiskring behoorde tot een vaak voorkomende bezigheid. Muziek werd aan de kinderen onderwezen, hoewel nooit de intentie er professionele musici van te maken. Joseph kreeg thuis lessen piano van Hubert en daarna van mevr. Tavernier.
Op negenjarige leeftijd begon hij de humaniorajaren aan het Sint Lodewijkscollege waar hij telkens bij de eerste drie van zijn klas behoorde, Naast piano leerde hij ook viool spelen bij L. Verssailles.
De familie bracht haar vakanties door op hun buitenverblijf “Steevliet” (Oost – Vlaanderen), eigendom van de familie Casier. Joseph maakte er gebruik van om pianolessen te volgen bij Franz De Vos (1856-1919), professor aan het Koninklijk Conservatorium te Gent.
Hij wist zich voorbestemd voor de muziek, maar om aan de wens van zijn moeder te voldoen, ondernam hij studies rechten aan de Facultés Universitaires Notre-Dame de la Paix in Namen Hij studeerde verder muziek, in Namen bij Balthazar Florence, in Brugge bij Auguste Reyns (1849-1932), kapelmeester van de Sint-Salvatorskathedraal. Hij studeerde verder rechten aan de Katholieke Universiteit Leuven. In de hoop zich definitief aan de muziek te kunnen wijden, nam hij als leermeester Edgar Tinel, die bekendheid had door zijn oratorium Franciscus en directeur was van het Lemmensinstituut.
Tinel was onder de indruk van een pianosonate van Ryelandt en zijn gunstig oordeel veegde de bezwaren van moeder Ryelandt weg. Ryelandt mocht zich voortaan volledig aan de muziek wijden. Hij verliet de universiteit en ging in de leer in Mechelen, bij Tinel en bij Elisabeth Alberdingk-Thym (1863-1952). Van 1893 tot 1895 waren de lessen uitsluitend aan compositie gewijd en nu kon Ryelandt zich uitsluitend bezighouden met componeren Hij was dat al vroeger begonnen. Zijn eerste opusnummer dateert van 1892, een sonate voor piano in do klein. Van zijn genummerde werken tussen 1892 en 1897 bleef weinig over, aangezien hij 9 van de 15 werken later als onvoldoende beoordeelde en vernietigde.
Tijdens de zomer 1897 leerde hij Charles Martens (1866-1921) kennen, een talentvolle man die zijn vriend werd. Martens hielp hem teksten, indelingen en algemene opvattingen. Charles Martens behaalde aan de universiteit te Leuven het doctoraat in de letteren en wijsbegeerte en in de rechten. Hij was burgemeester van Kerkom van 1912 tot 1921, en verleende zijn medewerking aan tal van tijdschriften. Als mecenas wijdde hij zich helemaal aan de organisatie van de Concerts Spirituels in Brussel, waarvan hij een van de promotoren was, en aan de concerten van de vereniging “La table ronde” in Leuven en Antwerpen. De jaren 1896 tot 1924 worden beschouwd als Ryelandts meest vruchtbare en belangrijkste compositiejaren.
In mei 1924 werd hij door het Brugse stadsbestuur benoemd tot directeur van het Stedelijk Conservatorium van Brugge, in opvolging van Karel Mestdagh. Hij vervulde deze taak tot in 1943. Hij werd toen, onder druk van de Duitse bezetter, afgezet en opgevolgd door Renaat Veremans. In september 1944 hernam hij weer zijn functie tot hij, vijfenzeventig geworden, met Pasen 1945 met pensioen ging. Van 1929 tot 1939 was hij ook titularis van de cursus contrapunt aan het Gentse conservatorium.
Ryelandt gaf aan zijn leerlingen een degelijke opleiding en slaagde erin verschillende uitstekende musici te vormen. Hij bezat de gave het werk van zijn leerlingen nooit af te breken, maar tactvol te verbeteren. Hij breidde het onderwijs uit met cursussen muziekgeschiedenis en voordracht. Tijdens zijn ambtsperiode werden in de Brugse stadsschouwburg driemaal per jaar druk bijgewoonde conservatoriumconcerten georganiseerd. Naast zijn deelname aan jury’s was hij ook bestuurder bij de Koningin Elisabethstichting.
Hij componeerde voor het laatst in 1948. De zeventien laatste levensjaren bracht hij door met studie en lectuur. Hij vulde onder meer een tiental schriftjes met gedichten, vertaalde verzen van zijn lievelingsdichter Guido Gezelle en las het volledige oeuvre van Vondel, Shakespeare en Claudel. Zijn geliefde lectuur vond hij in de bijbel, de werken van Theresia van Avila, van Franciscus van Sales,Pascal en Dante. Toen zijn steeds slechter wordende ogen hem het lezen ontnamen, las zijn oudste dochter Agnes hem dagelijks voor. Ziek is hij nooit geweest en tot aan zijn dood was hij helder van geest. Hij ligt begraven op het kerkhof van Sint-Pieters-Brugge.
Ik heb ervan genoten ….eindelijk een populaire meezinger !
Zondag: een snuifje klassieke muziek.
Hmmm… ik vraag me alleen af waarom Vlaamse componisten voor Golfbrekers steevast ‘belgische’ componisten moeten zijn..?
We kunnen geen bestaande tekst van Wikipedia zomaar veranderen. Zullen in de toekomst de bron erbij zetten.