De Zes suites voor onbegeleide cello zijn zes verwante en gelijkaardig gestructureerde instrumentele muziekstukken van de hand van de Duitse componist Johann Sebastian Bach. Zij worden gerekend tot de grootste werken ooit geschreven voor de cello.
Naar alle waarschijnlijkheid zijn ze geschreven in de periode 1717-1723, toen Bach diende als Kapellmeister voor de muziekminnende Leopold van Köthen. De stukken zouden aan het hof zijn uitgevoerd door Christian Ferdinand Abel, een muzikant die verscheidene instrumenten bespeelde, waaronder de viool, de viola de gamba en uiteraard de cello. De situatie aan het hof van Leopold van Anhalt-Köthen bood Bach een ideale kans om instrumentale, niet-functionele muziek te schrijven. Naast de zes cellosuites bracht deze periode ook andere grootse werken van Bach zoals de Brandenburgse Concerten en het Wohltemperierte Klavier.
Bij het schrijven van de zes cellosuites lijkt het of Bach zich verplicht heeft om voor de monofone cello een polyfoon stuk te schrijven. Men spreekt in dat verband van imaginaire polyfonie, die tot stand komt door akkoorden en arpeggio’s, en door gebruik te maken van een onder- en een bovenstem die na elkaar worden gespeeld. De suites worden gekenmerkt door een grote variëteit aan speeltechnieken, een grote emotionele lading en interactie tussen de stemmen. De intimiteit van de stukken heeft ertoe geleid dat de suites tot de geliefde werken van Bach worden gerekend. Vele vooraanstaande cellisten voeren het werk uit en velen hebben er ook een opname van gemaakt. Er staan vrijwel geen spelaanwijzingen in de muziek, dus is de wijze van uitvoeren sterk afhankelijk van de interpretatie van de artiest. Een objectief oordeel hierover is niet mogelijk.
Een exacte chronologische volgorde van de zes cellosuites (dit betreft zowel de volgorde waarin de suites door Bach zijn gecomponeerd, en de vraag of ze vóór of na de sonates en partitas voor onbegeleide viool zijn geschreven) kan niet worden vastgesteld. Over het algemeen denken de deskundigen op grond van een analyse van de stijl van de werken dat de cellosuites vóór de sonates en partita’s voor onbegeleide viool zijn geschreven.
De suites waren voor 1900 nog niet erg bekend en ze werden tot die tijd nog voor etudes aangezien. Er zijn zelfs pogingen gedaan om er een pianobegeleiding bij te schrijven, onder andere door de componist Robert Schumann. Felix Mendelssohn bracht de muziek van Bach wel weer onder de aandacht, maar Bach bleef toch nog vrij onbekend. De cellist Pau Casals wordt gezien als degene die de suites écht bekend heeft gemaakt. Casals vond in het jaar 1890 een editie van Grützmacher in een tweedehands muziekwinkeltje in Barcelona. Casals begon met het studeren en opvoeren van de werken. Het duurde nog 35 jaar voordat Casals de stukken zou opnemen, waarna de bekendheid van de stukken tot ongekende hoogten steeg. Casals’ interpretatie van de suites is nog steeds verkrijgbaar.
De oorspronkelijke manuscripten van de suites van Bach zijn verloren gegaan. De muziek is te danken aan het kopieerwerk van Bachs tweede vrouw, Anna Magdalena en analyses van deskundigen, die een bijna authentieke reconstructie hebben opgeleverd. Toch blijven de verbindingsbogen over de noten en andere versieringen omstreden, waardoor er vele interpretaties bestaan.
Volgens recente onderzoeken en speculaties zijn de werken niet door Bach zelf uitgeschreven, maar door zijn vrouw Anna Magdalena, die tevens betrokken zou zijn geweest bij het schrijven van de aria uit de Goldbergvariaties. Anna Magdalena deed veel kopieerwerk voor haar man. Haar handschrift lijkt echter zo sterk op dat van haar echtgenoot dat men pas in de jaren vijftig van de twintigste eeuw ontdekte dat een deel van het bewaard gebleven oeuvre niet geschreven was door de hand van de meester, maar door de hand van zijn vrouw. Anna Magdalena’s manuscript valt tegenwoordig te bewonderen in de Staatsbibliothek zu Berlin.
Alle zes suites zijn weer opgebouwd uit zes verschillende delen:
- Prelude
- Allemande
- Courante
- Sarabande
- Menuet 1 en 2 (voor Suite nr.1)
- Gigue
Deskundigen zijn van mening dat Bach de werken had bedoeld en ontworpen als een systematische cyclus en niet als losstaande werken. Bach heeft de werken dan ook van een duidelijke structuur voorzien. In vergelijking met Bachs andere suiteverzamelingen zijn de cellosuites het consequentst wanneer men kijkt naar opeenvolging van de delen. Om ze tot een symmetrisch geheel te vormen, en daarmee verder te gaan dan de traditionele muziekvormen, stopte Bach bij elke suite twee galanterieën tussen de Sarabande en Gigue. De Sarabande vormt telkens het emotionele middelpunt van de suites en kan als de wig van de suite worden gezien. De suites klimmen bovendien in moeilijkheidsgraad en emotionele rijkdom.
Suite No. 1 in G groot, BWV 1007
De Prelude, die vooral bestaat uit arpeggioakkoorden, is waarschijnlijk het bekendste deel van de zes suites. De prelude is vaak te horen op de televisie en in films. Het tweede menuet is een van de twee delen in de zes suites waarin geen hele akkoorden voorkomen, wel zijn er gebroken akkoorden aanwezig in het stuk.
Wie meer wil weten over Bach, kan best even een kijkje nemen bij http://retro.nrc.nl/W2/Lab/Profiel/Bach/verweg.html