Een nonkel van mij, de jongste broer van mijn vader (92), een stokoude man begrijpt er niets meer van. Wanneer je hem spreekt over een allochtoon, kijkt hij alsof hij het Keulen hoort donderen. Ik heb een jaar of twee geleden de stommiteit begaan om met nonkel Frans eens een ritje te doen. Op vraag en aanraden van mijn broer Mon. Eerlijk gezegd, Mon was altijd al een beetje deugniet, van kleins af. We noemden hem ” de witte”, ook om zijn haar, maar vooral omwille van zijn streken.
Het was al verscheidene jaren geleden dat nonkel nog in Brussel was geweest. Een 25-tal jaren of het kon ook al wat langer zijn. Hij, boer zijnde, wou toen absoluut eens naar de beestenmarkt in Anderlecht. Hij kwam terug en was er niet van te spreken. Hij had daar zeker 6 of 7 negers gezien, vloekte hij. Hij vroeg zich luidop af wat die daar kwamen doen. Dat mocht toen nog. U merkt het dat was van voor de tijd van Pola Dhondt. Sindsdien kreeg je hem met geen stokken nog naar Brussel.
Behalve, een paar jaar geleden, voor zijn 90ste verjaardag, dachten wij hem er eens mee te verrassen, te plezieren . Nonkel Frans zat al gereed van ‘s morgens 9 uur, zei zijn dochter Angèle, hoewel we hadden afgesproken rond tien uur half elf.
Bij aankomst: “waar gaan we naartoe?”, vroeg nonkel. Angèle was ook curieus. Maar dat is haren aard. Mijn broer en ik hadden afgesproken om zeker Anderlecht of Brussel nie uit te spreken. Nonkel zou zich zeker die 7 negers weer voor ogen hebben gehaald. ”Naar de kanten van de Walen”, loog mijn broer Mon. “Maar eerst een beetje gaan eten in den omtrek van Antwerpen voor uwe verjaardag” voegde ik eraan toe met een knipoog naar Mon.
Zogezegd, zo gedaan en nonkel in de auto gezet. ‘t Was goe weer en nonkel Frans zat te zweten achteraan in de auto. We raadden hem aan om zijne sjaal uit te doen en zijn klak af te zetten. Geen zeggen aan. “Dan moet ge het zelf maar weten” zei Mon. Intussen kwamen we via de expresweg aan op Sint Anneke. Nonkel Frans is nog redelijk goed bij zijn verstand en, raar maar waar, hij herkende onmiddellijk de Waeslandtunnel. We reden er vlot naartoe, hetgeen nonkel Frans deed vragen of er niet voor moest betaald worden. Ge kunt wel denken hoe lang het geleden was dat hij er nog geweest was.
Héél goed ziet hij niet meer en had dus niet al te veel aandacht voor al die grote appartementsblokken. We bespaarden hem voorlopig de uitleg over de bewoners. Daar was nog tijd en gelegenheid genoeg voor. Je zag nonkel Frans opfleuren terwijl hij door “de konijnenpijp” reed. Hij kende het nog alsof hij er gisteren was door gereden. Zijn dag kon niet meer stuk, zag je hem denken.
Wij gaan dus eten. Dat was zo beloofd voor zijne verjaardag. Mijn broer, die Antwerpen goed kent, had gereserveerd in een restaurant-café aan de rand van ‘t stad: ‘Het nachtegaaltje’, waar basketter Willy Steveniers de baas is. Eerst een aperitiefke. Dat stond nonkel aan. Hij is zot van ne witte martini. Dat krijgt hij elke zondag als zijn dochter Angèle hem komt bezoeken. Na, die ene grote druppel, zet ze een streepke op de fles Méér dan één druppel is nie goe voor zijn gezondheid, weet Angèle, de champetter. Dat laatste was tussen haakjes, want we zitten in het Nachtegaaltje, waar hij dankbaar was voor zijn tweede martini. Om het kort te trekken. Zijn eten heeft hem danig gesmaakt. We hadden zijne filet puur in kleine stukjes geneden. Zo moest hij er met zijn vals gebit niet al teveel op bijten.
Hij zat al te popelen om eens in Antwerpen een toerke te doen. We hadden hem dat beloofd als ‘t goed weer was. Maar niet al te lang want we moesten nog naar de kanten van de Walen. Wij dus naar ‘t stad… Het zonneke scheen en we hadden nonkel toch kunnen overtuigen om zijne sjaal en zijn klak uit doen en af te zetten. We wisten dat hij het zeer warm zou krijgen, vandaar. We reden op de Leien en naderden het kruispunt van de Meir. “Al da volk” zei nonkel met nogal luide stem. Je zag dat hij het nog nie goed besefte dat hij middenin een “multiculturele wereld” was binnengereden. Mijn broer, die, zoals ik al zei, Antwerpen kent als zijn broekzak reed nog een paar honderd meter verder de Italiëlei op en sloeg rechts af. De fout van zijn leven! We kwamen op het Sint Jansplein waar we voor de lichten stonden om een paar honderd meter verderlin ks af te slaan, richting De Coninckplein. Mijn broer Mon trok een veelbetekend oogje naar mij en bleef efkes staan . Nonkel Frans kende nog het pleintje van zowat 50 jaar geleden, had hij ons in geuren en kleuren en met een veelbetekenend lachje verteld. Hij was daar ooit geweest toen hij zowat 35 – 40 jaar was. Plezant pleintje, zei hij. Hij herinnerde zich nog dat hij op een plaat van Ray Charles een mokke tegen zijne gilet had getrokken. “Teek dat tzeen from mijn hart en zet mie frie” herinnerde hij zich nog. Ook wist hij nog dat daar een pint 12 frank kostte en dat die mokke zat te zagen om ook “iets” te mogen meedrinken. Nen dure dag, maar ne schonen, wist nonkel nog, de moeite. Hij begon er terug van te zweten toen hij het nog eens ophaalde.
Manlief! Maar, precies waar hij zo mooie herinnering aan had, dààr begon de ellende. Nonkel wist niet wat hij zag. Die begon daar te vloeken en te roepen! “Hier weg, terug, omdraaien”..de vloeken bespaar ik u! Wie Antwerpen een beetje kent, weet dat je op dat pleintje niet terug kunt, hooguit afdraaien in de Chinese wijk, de Van Wezenbekestraat. Daar zag nonkel al enkele Chinezen lopen vooraleer af te draaien. In die straat wou hij ook niet. Dus reed Mon rechtdoor. Recht de hel binnen. Nonkel Frans dacht toen hij een jaar of dertig geleden in Anderlecht zeven negers had gezien dat de aarde onder zijn voeten was weggezakt. Hij was toen nog ‘jong’ en kon tegen een stootje. De man had heel zijn leven geboerd, een sterk karakter dus. Maar wat hij nu zag …? Nee, de man had nooit in zijn leven om iets gesmeekt. Dat deed hij nu ook niet. Eerlijk gezegd, ik was er niet meer gerust in. Hij zag daar, neen, hij wist niet hij zag. Mannen in een lange tabbaard, tulbanden, vrouwen als tenten rondwaggelend met een vod op hunne kop, van bruin tot pekzwart. Niets dan vreemden.
We hebben hem geen uitleg moeten geven over wat een “allochtoon”, een moslim of een moskee met of zonder minaret betekende. De man is razend geworden en ons bevolen recht naar De Klinge terug te rijden. De man woont nog altijd in zijn oud boerderijtje op den buiten. Van het oudmannekeshuis moet ge hem nie spreken. We hebben dan maar wijselijk besloten om zo vlug mogelijk uit A-noord weg te raken. Maar zelfs mijn broer, die zoals gezeid Antwerpen kent, kon niet vermijden dat nonkel Frans nog een kwartier de geneugten van de multikul met volle teugen moest beleven. Maar nonkel Frans had wijselijk zijn ogen toegedaan. Wij dus rapper dan rap weer de Leien op. De Handelsstraat heeft hij gelukkig nie gezien. Hij wou zijn ogen niet meer opendoen. ”Waar rijde gij nu naartoe?” vroeg nonkel na dit heuglijk avontuur? “Awel, naar de kanten van de Walen” zei ik. Manlief…, we dachten dat we in A-noord al wat meegemaakt hadden. “Durf nie hé”, riep hij, ” of ik spring hier sebiet uit den auto” . We zagen dat het menens was. Het heeft geen 20 seconden geduurd om te beraadslagen. We zijn terug naar de “konijnenpijp” gereden, richting Sint Gillis Waas en zo naar Stekene (De Klinge). Ik heb nooit een stokoude man zo gelukkig gezien toen hij thuis in zijn zetelke wegzakte. We hebben hem Brussel bespaard, maar dat was ons zeker geraden. De man is nu 92 en heeft dus zijn 90ste verjaardag betrekkelijk goed overleefd. Maar volgens Angèle heeft hij nog regelmatig nachtmerries. Hij ziet dan niets dan zwarte plekken en lange gewaden die in zijn luide dromen op hem afkomen. Angèle, zijn dochter, moet er nu af en toe bij gaan waken. Ze neemt het ons, haar kozijns, nog zeer kwalijk. Eerlijk gezegd: dat was niet onze bedoeling . We hebben ons bij Angèle al verschillende keren geëxcuseerd. Geen avance. Sinds die fameuze rit, nu bijna 2 jaar geleden is nonkel niet “islamofoob” maar een pure racist geworden. Geworden, zeg ik, want voordien leefde Frans vredig op zijn boerderijtje. Hij had zo in de verte al eens iets horen waaien van “allochtoon, autochtoon of van …foben” en andere ronddwalende geesten, die nu zijn nachtrust verstoren. Nonkel Frans heeft de nieuwe wereld gezien. Het enige voordeel van de rit: het dringt nu beter door waarom zowel Mon als ik al lang op het Vlaams Belang stemmen. Eén van ons twee mag de volgende keer in zijn plaats da bolleke gaan kleuren. Eén voorwaarde: We moesten hem stellig beloven hem nooit meer mee te nemen op zijn verjaardag! Zelfs niet naar het De Coninckplein waar hij met die dure mokke had gedanst !
Mon & Achilles
Schitterend!!!