… waarvan we vandaag nog de gevolgen moeten dragen
Geleend bij Raf Feys*:
Mijn waarschuwing in 1973 – bijna 50 jaar geleden- voor anti-autoritaire opvoeding, ontplooiingsmodel, ontscholing, leerlinggestuurd onderwijs
In januari 1973 hield ik in het tijdschrift ‘De Nieuwe Maand’ een pleidooi voor de verdere humanisering van de relatie leerkracht-leerling, kwaliteit van het onderwijs e.d. Tegelijk nam ik de escalatie in die tijd in de richting van de anti-autoritaire opvoeding, de ontscholingsdruk en het ontplooiingsmodel op de korrel.
*Geen ontplooiingsmodel (zoals destijds gepropageerd door Carl Rogers en Co): De leerkracht mag zich niet in sterke mate afhankelijk maken van de ideeën en voorstellen van de leerlingen. Hij beschikt namelijk over meer kennis en ervaring, over een leerplan en over een leerpakket, enz. Hij moet dit alles ter beschikking stellen van de leerlingen. Hij helpt ze b.v. met zijn kennis, hij helpt ze daarmee tot zelfstandige ideeën te komen.
Waar in de autoritaire opvoeding het werkelijk aanvaarden van de eigen gevoelens en ervaringen van het kind ontbreekt, ontbreekt in de ‘laisser-faire’ opstelling het voorstellen van de gevoelens, ervaringen en opvattingen van de opvoeder aan het kind. In het eerste geval miskent men de waarde van het individuele, in het tweede geval de waarde van het sociale in de relatie leerkracht-leerling. …
Niet-autoritaire opvoeding mag dus niet vervallen in het andere extreem – het anti-autoritaire – waarbij men als ideaal ziet de leerling vrijlaten om te doen waar hij zin in heeft, hem niet uitnodigen om iets te doen en om zich in te zetten. Zo betekent het vermijden van manipulatie niet dat de leerling geenszins beïnvloed wordt, dat de leerkracht niet tussenkomt
. … (In: Naar een open gemeenschapsschool, De Nieuwe Maand, januari 1973, p. 50 e.v.).
Commentaar
Het streven naar verdere humanisering van de relatie leerkracht-leerling – met behoud evenwel van beproefde waarden als discipline en eisen stellen – had o.i. een positieve invloed. Zelf hebben we ons – samen met collega’s – hiervoor ook sterk ingezet op onze normaalschool, en met succes.
Jammer genoeg sloegen de interne democratiseringsvoorstellen van een aantal ‘progressieven’ al vlug door. Extreme visies deden hun intrede binnen de pedagogiek: de VSO-brochure van minister Vermeylen van 1971 propageerde al volop de zachte leerlinggecentreerde didactiek en pleitte voor een copernicaanse revolutie, de anti-autoritaire opvoeding deed haa intrede, de ‘opvoeding tot ongehoorzaamheid’ (boek en film van Duitser G. Bott van 1972 over anti-autoritaire Kleutertuinen in Berlijn – geprezen door 2 Leuvense pedagogen) de knuffelpedagogiek à la Laevers en co vanaf 1976, de onderhandelingspedagogiek, het zelfontplooingsmodel, de ant-pedagogiek…
Alles wat rook naar eisen stellen, discipline, examens en punten … werd verdacht. We merkten een grote mate van prestatie-vijandigheid in de meeste pedagogische tijdschriften en repliceerden in 1974: weg met de prestatiedwang, maar leve de prestaties.
Het humaniseren van de relatie leerkracht-leerling was niet voldoende, men stuurde aan op gelijkheid en totale wederkerigheid, op antiautoritaire opvoeding, op ‘vrije keuze’ en zelfsturing, instant-welbevinden à la Laevers, knuffel- en onderhandelingspedagogiek, op zelfsturing…
De leerling moest gepamperd worden, leren moest vooral leuk zijn. De leerschool moest een leefschool worden. De waarde van goed doordachte leerplannen en handboeken werd miskend. De leerkracht mocht niet langer meer een expert en meester zijn, maar een coach. Het zelfontplooings-model deed zijn intrede en de ontscholing nam toe. De status van de leerkracht als professional en deskundige werd aldus aangetast.
De meeste praktijkmensen en scholen deden wel terecht niet mee aan de anti-autoritaire modes, aan de onderhandelingspedagogiek … die her en der ingang vonden.
De ministeriële brochure over het Vernieuwd Secundair Onderwijs van 1971 kondigde al de beeldenstormerij & ontscholingsdruk van de voorbije decennia aan; ze baadde in de geest van het einde van de jaren 1960.
We lazen: ”Het verwerven van kennis is niet langer het hoofddoel van het onderwijs. De nadruk valt voortaan op het kunnen, het ontwikkelen van vaardigheid. De vroegere weetjesopstapeling moet plaats inruimen voor de adequate inwerkstelling van de intellectuele eigenschappen. De zuiver dogmatische werkwijze die op het reproduceren van leerstof gericht was, moet men tot elke prijs vermijden. De kinderen moeten leren, leren zelf vinden. Inductieve en actieve methodes zijn vanzelfsprekend. Er moet voortaan zoveel mogelijk uitgegaan worden van de belangstellingssfeer van de leerling. De moderne pedagogiek legt ook de nadruk op het belang van de zelfwerkzaamheid en groepswerk.”
*https://www.stichtinglodewijkderaet.be/interviews/interview-met-raf-feys
We groeven even in onze herinneringentrommel en visten dit op: onze collega en haar echtgenoot waren grote voorstanders van vrijheid-blijheid op diverse** vlakken. Ook wat betreft hun zoontje in de kleuterleeftijd. Tot onze collega op een dag pas tegen de middag op kantoor verscheen wegens een dringend huiselijk probleem. Haar zoontje was uit zijn bed gekropen, terwijl de ouders nog sliepen, en naar de keuken getrokken waar hij aan een ontdekkingstocht begon. Daar laadde hij de kasten en de ijskast leeg, speelde met “sneeuw” – de grote verpakking wastrommel Dash – en liet vervolgens de kranen van de gootsteen lopen, nadat hij deze eerst toegestopt had. Resultaat: de buren op de verdieping onder hen sloegen alarm nadat het water door het plafond binnen sijpelde. Uw fantasie kan u nu de vrije loop laten… erger dan de werkelijkheid werd het niet!
Onze collega en haar man vonden immers dat hun zoon niet aan regels gebonden moest zijn. Ergo: alles stond binnen handbereik voor avontuurlijke kindjes die zich proefondervindelijk konden amuseren. Als hij – een kleuter – zin had op te staan: prima. Als hij zich vermaakte met kasten uit te laden: prima. Als hij vond dat waspoeder sneeuwpret kon vervangen: prima. Dat hij graag met water speelde: prima. Het probleem lag bij de onverdraagzame – zonder enige twijfel: autoritaire – onderburen.
We herinneren ons nog een klein akkefietje: zij hadden een terrarium met akelige beesten. Als voeding werden in Tupperwaredozen levendige larven en wormen gehouden. Pas toen het zoontje deze larven ontdekt had en deze als snoepjes begon te verorberen, dàt was dan toch voor de ouders een brug te ver. Wisten zij veel dat 50 jaar later de EU deze als voeding zou goedkeuren!!!
**inderdaad… wat u nu vermoedt: klopt inderdaad!
Hierbij twee voorbeelden in verschillende leeftijdsgroepen:
De afbraak van de maatschappij, en niet alleen van het onderwijs, begon met mei 68 , de zo gezegde mei revolte in Parijs. Met behulp van het “”cultureel marxisme” diende onze westerse maatschappij en beschaving vernietigd te worden. Alle vormen van decadentie werd gepromoot, waarbij het normale abnormaal werd, en het abnormale werd dan normaal. Een belangrijke rol speelden de drugs, in navolging van de sabotage praktijken van Mao, tot aan de communistische machtsovername, want vanaf dan was het vlug gedaan met de dealers en gebruikers. Ook een bepaald soort muziek speelde een rol, met o.a. Adorno. Bron : The Story of the Committee of the 300 van John Coleman pagina 89. Achter tal van decadente toestanden liepen er in de USA sporen naar de “Intelligence” wereld. Er ging dan ook heel wat anders schuil achter deze afbraak van het onderwijs, dan een louter anti – autoritaire opvoeding, die aangewend werd als dekmantel.
De mei revolte zelf, het symbool van de anti autoritaire opvoeding, was een product van de CIA omdat De Gaulle uit de NATO was gestapt, en het Franse goud wou weghalen uit New York. En passant werd er dan ook nog wat afbraakwerk verricht.
Het uiteindelijke doel was chaos, met “vuilbakscholen”, waar aan de lopende band dan uitschot wordt afgeleverd, enkel goed om te terroriseren en te parasiteren. En hoe dommer hoe beter, want om mensen te kloten is er geen enkele te dom, en dit alles dan vergezeld van : “Liever lui dan moe”. Luiheid werd een democratisch recht, weliswaar op kosten van anderen. Bij deze gepropageerde decadentie geldt immers het gezegde : “Vernietig de jeugd, en men vernietigt ook het overleven van een volk “. En dit is juist het doel van de 2 Olifanten in de kamer. Spijtig genoeg zijn er hier dan een massa nuttige dan wel gevaarlijke idioten die hieraan meewerken.