In de brievenbus: Kerstnacht

MM900285281[1]Kerstnacht

Dit toont het verschil tussen Christendom en islam. Het christendom kerstende de heidense gebruiken, de islam verwoest als een bezetene wat niet van Allah komt.

De nacht waaruit Kerstdag met de zon geboren wordt, heette bij de heidenen moedernacht of winterzonnewende.
De zon schijnt na haar kortste dag even op te houden met haar bezoeken aan de aarde te verkorten om dan met Kerstdag terug op te springen. Onze voorouders begonnen het jaar acht dagen voor de eerste januari, wanneer wij de geboorte van Christus vieren, op de ‘modranecht’. De hele nacht sliepen ze niet maar feestten en dansten in hun blijdschap. Hun jolijt (joel) in die nacht was aan de natuur vastgeknoopt, omdat de zon terug kwam. Het spoor van die vreugde  en de oorsprong van dit feest zit nog steeds in onze taal.
Woelen, joelen dat is draaien, het draaiende joel- of wielfeest, het zonnefeest dat verwees naar het wiel van Vroo, de vreugdegod zijn wagen en daarom noemden ze de winterzonnewende: joel.
Twaalf dagen lang was het open hof bij onze voorouders, ter eer van de twaalf komende maanden. Geen deur mocht toe, geen tafel mocht ongedekt blijven.  De blijdschap heerste alom.

Paus Gregorius de Grote gaf zijn zendelingen de raad: breek de heidense tempels niet af, verwijder de afgodsbeelden, maak wijwater en besprenkel er de tempels mee, bouw altaren, laat ze hun jaarlijkse feesten wat veranderen. Laat ze op feestdagen tenten bouwen van takken rond de tempels en in christelijke feesten hun jaarlijkse blijdschap vieren. Ontzeg hun dat uiterlijk vertoon niet maar zorg dat ze een betere smaak gaan vinden in de inwendige vrolijkheid van het hart.
En zo werd Joeldag stilaan Kerstmis.

In de twaalf dagen voor de eerste januari, toen het open hof was, kregen de kinderen ook hun dag. In de christenheid werd het de dag van de onnozele kinderen op 28 december. Een oud liedje dat door de kinderen op die dag gezongen werd geeft duidelijk blijk van die christelijke inspiratie:

Engeltje, Engeltje Gabrieel,
Bringt e koekske naar mijn kasteel;
Mijn kasteel in Spanien,
Appeltjes van Oranjen,
Appeltjes van Condé, Condé
Bringt er tiene of twaalve meë;

Mijn kasteel alleene,
Bringt me e koekske kleene,
Bringt me e koekske groot,
Legtet in Marias schoot,
Jesuke zal ‘t wel beuteren,
En Jantje zal ‘ wel sneukelen!

Gelukkige kastelen die de onschuldige kinderen in de lucht bouwen en waarin hun onschuld zoveel beter bewaard wordt als in het nieuwe heidendom.

Anna Bijns