Het is een bekend gegeven. Weinig agenten zitten erom te springen om in de hoofdstad – maakt niet uit in welk verrijkt land – aan het werk te gaan. Niet in Berlijn, niet in Parijs, niet in Stockholm, niet in Brussel. Overal waar de verrijkingsstoet neergestreken is.
Talrijke politieagenten vragen – zo snel mogelijk zelfs – een verplaatsing aan. De vakbondswoordvoerder van de Berlijnse politie gaf enkele redenen op, zoals terugkeer naar hun heimat, omdat ze elders meer kunnen verdienen, en nog anderen willen weg omdat “de arbeidsdruk immens is” . Er heerst een zekere ontevredenheid, iets waarover politici zouden moeten nadenken opdat de politie niet weg wil, maar het tegenovergestelde nastreeft, nl. in de hoofdstad werken.
In Duitsland hangt de goedkeuring van de verplaatsing blijkbaar ervan af of er een zgn. “ruilpartner” gevonden wordt, iemand die quasi op de zelfde sport van de carrièreladder staat, ongeveer in dezelfde loonbarema. Het kan ook een zgn. ringruil zijn, een cirkel, die rond wordt doordat de Berlijnagent naar Thüringen, eentje uit Thüringen naar Beieren, en een Lederhosenagent naar Berlijn verhuist. Maar het is moeilijk. Zeer moeilijk.
Er kunnen ook andere redenen meespelen, zoals in het familiale leven. Wie niet in aanmerking komt voor b.g. verplaatsingstoelatingen, die kan rekenen op een wachttijd van 10 à 15 jaar.
Waarom de politie uit de hoofdsteden weg wil? Moeten we er een tekening bij maken? Enkele voorbeelden uit duizenden op het www: