Uit de: Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Red. Ludo Simons. Tielt: Lannoo, 1998
In zijn Geuzenlied van 1873 (… Dan, Geuzen, dan te wapen, De vrijheidsvlag in d’hand: Van ’t ongedierte der papen Verlost ons vaderland!...) noemde De Geyter, net als in 1858 in De Waerheid over de Vlaemsche Beweging, de strijd tegen de katholieke Kerk voor de vrije gedachte het enige doel van de V.B. Het nieuwe liberale gemeentebestuur richtte Franstalige middelbare scholen in voor meisjes. Toen het in 1876 startte met betalende jongensscholen voor de kleine burgerij liet gemeenteraadslid Van Beers door de raad beslissen dat de bijzonderste voertaal er het Nederlands moest zijn. Maar dat belette niet dat deze scholen steeds verder verfranst werden, in tegenstelling tot het in 1874 opgerichte Sint-Norbertusgesticht.
Als reactie tegen de Meeting was Antwerpen het centrum van de Geuzerij geworden en was er in de liberale partij, anders dan in Gent en Brussel, geen plaats meer voor iemand die van de volkstaal ‘de’ hoofdzaak, of zelfs maar ‘een’ hoofdzaak van zijn politieke actie wilde maken. Voor zo iemand was er geen andere weg dan de Nederduitsche Bond en de Meeting. Coremans volgde die weg, en hoewel hij niet naar de kerk ging werd hij veertig jaar lang door de katholieken naar het parlement gestuurd. Maar hij kon niet ijveren voor de vrije gedachte, aangezien daarvoor geen plaats was in de katholieke partij. De Meeting werd hoe langer hoe meer katholiek.
Onder de liberale regering 1878-1884 bewerkte J. van Rijswijck met Max Rooses en anderen een reveil door het stichten van de Vlaamsche Vrijzinnige Vereeniging die een weekblad in handen kreeg: De Kleine Gazet. Zij hebben ertoe bijgedragen, samen met de Brusselse flaminganten rond Julius Hoste (sr.), dat in de Kamer van Volksvertegenwoordigers een dozijn liberalen met de katholieke partij in 1883 een gedeeltelijke vernederlandsing van het officieel middelbaar goedkeurden.
Maar de dreiging van een katholieke verkiezingsoverwinning in 1884 bracht al een ommekeer. In mei 1884 ondertekenden Van Rijswijck en zijn medestanders een belofte aan de Ruche Wallonne om in de Antwerpse scholen Waalse afdelingen op te richten waarin de wet niet van toepassing zou zijn. Advocaat Van Rijswijck hielp in 1888 beletten dat de advocaten in strafzaken zouden worden verplicht in het Nederlands te pleiten wanneer hun cliënt geen andere taal verstond. Het verdwijnen van De Kleine Gazet in hetzelfde jaar bevestigde — na de herrie rond de stichting van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde en de weigering om deel te nemen aan onzijdige landdagen (Landdagbeweging) — dat er in Antwerpen opnieuw geen politiek liberaal flamingantisme meer bestond.
Onder meer daarom was Van Rijswijck aanvaardbaar als burgemeester in 1892. Onder zijn bestuur, tot 1906, konden beambten het gebruik van de volkstaal in de stedelijke administratie verruimen, zich beroepend op de beslissing van de Meeting-gemeenteraad uit 1866 die nooit formeel was ingetrokken. Maar de burgemeester zorgde ervoor dat 58,8% van de leerlingen van de oude humaniora terechtkwam in de ‘Waalse afdeling’ van het atheneum die hij beloofd had, en dat zelfs in de ‘Vlaamse afdeling’ de weinige lessen die volgens de wet Nederlandstalig moesten zijn, tweetalig werden gegeven. In 1898 kreeg in Antwerpen de Ruche Wallonne naar Gents voorbeeld eigen vertegenwoordigers in de gemeente- en de provincieraad, krachtens een akkoord in de schoot van de liberale partij dat door de voorzitter van de Liberale Vlaamsche Bond was goedgekeurd.
Meer weten? Klik hier.
- .