Angelsaksisch of Oud-Engels is niet altijd herkenbaar in het Engels van vandaag. Het midden-Engels, dat in 1066 gestalte kreeg, is leesbaar. De spelling is niet overal dezelfde, alles is fonetisch en er zijn bepaalde taalaccenten en dialecten, maar je kan de taal lezen. Taal is méér dan communicatie. Taal is identiteit.
Voor de Battle of Hastings was Engeland een noordelijk land met vooral Germaanse stammen en een uitgesproken Scandinaafse invloed. Na de Slag werd de Engelse identiteit “Europeser”. William de Veroveraars ijzeren vuist dwong de overlevende Angelsaksen in een taal die meer lijkt op het huidige Engels, een taal die nog altijd als West-Germaans gerangschikt staat, die echter zwaar beïnvloed werd door Scandinaafse en Romaanse talen. William zou nooit tijdens zijn 21 jaar heerschappij de taal van zijn veroverde land spreken of (willen) leren. Men keek neer op de taal van het onderontwikkelde klootjesvolk. Een gegeven dat voor ons Vlamingen zeer herkenbaar is. Ook nu nog is het motto op het wapenschild van de Britse monarchie:
De Romaanse invloed nam snel toe aan het Hof, bij de edelen, in de zakenwereld, de clerus bij wat men nu de “upper class” zou noemen. Enkele voorbeelden: weide- stal-, hokdieren “cow”, “sheep”, “swine”, “dove”, gefokt door de “lagere klasse”… werden resp. “beef”, “mouton”, “pork”, “pigeon”… als het vlees op de spijskaart prijkte.
Zo zou Engels van rond 1150 geklonken hebben:
Het Onze Vader door de eeuwen heen: