Eén gedachte over “Het Kot…

  1. Antwerpen is of men wil of niet de hoofdstad van Vlaanderen. De Antwerpenaar heeft de ingeboren ‘grandezza’ van de Spanjaard. De manier waarop Brabo zijn hand in zijn eigen hand houdt en ze dan nog wegwerpt is toch een symbool van vrijgevigheid. De Antwerpenaar ziet alles groot, rondborstig en open. Hij bekijkt de vreemdeling met een beschermende blik, van-boven-uit. Hij bezit een gecultiveerde pretentie. Men hoort het ook aan zijn dialect dat hij beschouwt als ‘de Vlaamse taal’. Spreek hem in de kroeg nooit aan op de letter of hij stelt steevast de vraag ‘Meneer is zeker Hollander’? Voor hem is Antwerpen het Vlaams gedeelte van België, daarrond liggen nog wat gehuchten zoals Limburg, Brabant en de twee Vlaanders. Hij spreekt altijd in het meervoud, de Signoor: het Koningklijk meervoud. Hij zegt nooit zoals iedereen: mijn vader, mijn moeder, neen hij zegt: ongs vader, ongs moeder, ongze Lowie. Overal zit die gemoedelijke ‘g’ van de grandezza tussen gegraveerd. En dan die verkleiningsvorm. De politie in Antwerpen geeft daar staaltjes van weg: zeg-es-manneke…allei madammeke…zeg-es baoske.
    Met uitzondering van de huidige burgemeester in Antwerpen spreekt geen enkele personaliteit op het stadhuis Nederlands. Ooit waren er twee spreekbeurten na elkaar in het stadhuis: één van de schepen van Rotterdam en één van de schepen van Antwerpen. Een student van de Sorbonne die Nederlands had geleerd, kon je niet wijsmaken dat hij tweemaal Nederlands had gehoord. Hij dacht dat de tweede Amerikaans had gesproken.
    Alles wat de Signoor doet is belangrijk, zelfs al doet hij niks. De Signorenvrouw zegt niet gewoon mijn echtgenoot, mijn man..nee, ze legt er de hand op met volle kracht…die van maai, of de maaine, maaine lakkere…maaine vengt. En dan die onderpastoor, hoe smakelijk kon die met de hoogmis met Pasen, preken: wat heit Onsier gezei veur te staarve? Maain lichaam is waarlek spaais, maain blôet is waarlek draank, zoiets brengt de kruisdood dichter bij het poesjenellenspel. Ze zeggen dat Parijs de lichtstad is, niets is minder waar. Antwerpen is dat. Er zijn mensen die pas rond één uur ‘s nachts uitgaan…in alle drankhuizen zit het nog dampend vol, en in vele eethuizen kun je gemakkelijk spaais en drank krijgen.

    Antwerpen, uit de meewaars van Mark Liebrecht uit 1977.
    Een stad die ik me nog levendig herinner en waarvan ik verleden donderdag in Den Engel/Bengel nog eens de adem voelde.

Reacties zijn gesloten.