Heitor Villa-Lobos. Deze Braziliaanse componist werd geboren in Rio de Janeiro op 5 maart 1887 en reeds als klein kind leerde hij spelen op een altviool die zijn vader had omgebouwd tot een cello, daarna leerde hij ook piano en klarinet. De liedjes die hij op straat hoorde spelen en zingen vormden zijn favoriet repertorium en de ‘chorôes’ (populaire muzikanten) waren zijn leraars.
Toen hij zestien was, wou zijn moeder dat hij geneeskunde zou gaan studeren, en daar had hij zo’n hekel aan dat hij wegvluchtte en zich gedurende vier jaar aansloot bij een groep muzikanten die Brazilië doorkruisten in alle mogelijke richtingen. Zo leerde hij de populaire muziek van alle streken van zijn land kennen; vooral de muziek van de Afro-Brazilianen boeide hem.
Na deze vier jaren rondzwerven kon hij al cello, altviool, piano, gitaar, klarinet, en nog een hele reeks aërofonen bespelen. Hij vestigde zich definitief in Rio in 1913 en leerde als autodidact de werken van de grote componisten kennen. Hij werd echter gedreven door zijn instinct, door zijn kennis van de Braziliaanse folklore en door zijn bewondering voor Johann Sebastian Bach. Zijn twee lange reizen naar Parijs (1923-1925 en 1927-1930) laten voor het verfijnde en verblufte Europa een indruk van een wilde, sensuele, zelfs irrationele kunst achter. De opvoering van zijn eerste ‘Chôros’ (wat werd gedefinieerd als een ‘nieuwe vorm van muzikale compositie die de verschillende modaliteiten van de Braziliaanse, Indiaanse en populaire muziek samenbrengt’), was een onvoorstelbaar succes.
Vanaf 1930 toont hij zijn bewondering voor Bach in de serie van de ‘Bachianas Brasilieras’, waarin zijn Braziliaanse inspiratie zich aanpast aan de klassieke vormen en in contrapuntische composities. De samensmelting van deze twee totaal verschillende genres in de muziek hebben tot verbluffende resultaten geleid.
In 1930 werd Heitor Villa-Lobos benoemd tot surintendant van de Muzikale Opleiding van de Staat van Rio. Hij begint dan aan een pedagogisch werk die dat in 1942 uitmondt in de stichting van zijn eigen Conservatorio Nacional de Canto Orfeônico en de creatie van talrijke populaire werken voor koor, vooral in zijn scholen (waar hij de leerlingen toelaat te roepen, te krijsen, in de handen te klappen en met de voeten te stampen gedurende de repetities). Hij slaagde erin maar liefst 40.000 zangers bijeen te brengen voor een concert in het Vasco da Gama-stadion. Hij had ook een eigen symfonisch orkest gevormd, waarmee hij de grootste werken van de grootste componisten aan de Brazilianen liet ontdekken. Hij richtte monsterlijk grote ensembles op, zowel vocaal als instrumentaal, grotendeels gevormd door amateurs.
Hij componeerde met een enorme snelheid en deed honderden dingen tegelijk met veel enthousiasme en zonder ooit een indruk van vermoeidheid of ontmoediging te geven. Hij stierf op 72-jarige leeftijd, op 17 november 1959 in zijn geboortestad. (Componistennet)
Bachianas Brasileiras, een reeks van negen suites, gecomponeerd tussen 1930 en 1945, door Heitor Villa-Lobos, voor verschillende muziekinstrumenten en stemmen.
Een mooie, lange, fazantenveer voor op de hoed van degene die de tekst opgesteld heeft omwille van dat prachtige woord:
“aërofonen” …
Er had kunnen staan: blaasinstrumenten, maar dàn waren kerkorgels, harmoniums, en àndere soorten uitgesloten geweest (die toch ook door wind aangeblazen worden, maar niet met de mond ) —> blaasbalgen, stoom, enz, enz.
Hartelijke dank om me opmerkzaam te maken over die componist, zijn andere werken zal Fikken zéker op/be -zoeken op YT… 100x béter dan die moderne brol van tegenwoordig.