Gerard Mortier heeft het nog altijd niet begrepen

Johan SanctorumGerard Mortier heeft het nog altijd niet begrepen.

:24 maart 2013, door Johan Sanctorum

Vanavond  houdt Gerard Mortier in de Antwerpse Bourlaschouwburg zijn Hugo Claus-lezing, op uitnodiging van uitgeverij De Bezige Bij, literaire evenementenorganisator Behoud de Begeerte, Toneelhuis en De Morgen. Veel schoon volk dus. Yves Desmet praat het circus aan elkaar. Als de weersomstandigheden het toelaten, loop ik eens langs. Alvast een voorbeschouwing.

GERARD MORTIER, PORTRAITHogervernoemd lijstje van organisatoren en sponsors geeft uiteraard al een indicatie van de politieke hoek waaruit de wind waait:dit is een festival van de links-weldenkende bobo’s die Vlaanderen van het fascisme willen redden, en van de weeromstuit onderdak zoeken in de kwakkele Belgische constructie en, godbetert, zelfs het koningshuis. Het bekende verhaal van de door de Belgicistische connectie gedomineerde Vlaamse kunstensector (of alleszins Vlaams als het op subsidies aankomt), we hebben het al duizend keer verteld.

Behoud de Begeerte doet natuurlijk ook een belletje rinkelen. Het waren deze jongens en meisjes die zo nodig de naam van het Antwerpse De Coninckplein – vernoemd naar Pieter de Coninck – wilden veranderen in het Herman de Coninckplein. Het beschamend imbroglio dat daarop volgde, met de eeuwig treurende weduwe Kristien Hemmerechts in de glansrol, zal de geschiedenis ingaan als de zoveelste Antwerpse flauwe grap

Big spender

Maar goed, Gerard Mortier dus. Hij behoort met Jan Hoet tot de generatie Vlaamse kunstpausen: intendanten en curators die het gemaakt hebben op de internationale culturele scène, maar die als soixante-huitards ook vechten tegen hun eigen sclerose en impertinentie, in een tijd waarin cultuur als instituut steeds meer in vraag wordt gesteld. Het is de discussie die ik steeds weer heb met mijn goede vriend en tegenstrever Bart Caron, de Groene believer in overheidspatronage en door de politieke bovenbouw gecontroleerde kunstensector, met heel het administratieve zwaargewicht dat daar onvermijdelijk aanhangt.

Hoe “progressief” deze lui zich ook etaleren, het manna moet wel altijd van de staat komen, zelfredzaamheid is er niet bij. Terwijl nu net dat autonomisme volgens mij een nieuw soort “revolutionaire” kunst zou kunnen opleveren, die ook de politieke zekerheden op losse schroeven zet.

Zo’n gezworen institutionalist is dus ook Gerard Mortier. In een vorig leven was ik artistiek leider van de Vlaamse JeugdOpera, een muziektheatergezelschap voor jongeren. In die hoedanigheid liep ik hem wel eens tegen het lijf. Klikken deed het niet echt. Wij, van onze kant, waren outlaws, we werkten zonder subsidies en vroegen ze ook nooit aan, omdat we vonden dat zoiets onze onafhankelijkheid in de weg stond. Terwijl Mortier altijd de man van het grote geld is geweest, een big spender, iemand die alleen kon gedijen in een omgeving waar er echt met middelen kon gesmeten worden. Overal waar hij neerstrijkt ontstaan er grote putten, die door andere, mindere goden, dan weer moeten gedempt worden. In de Muntschouwburg weten ze er alles van.

Over de bankencrisis en de kwakkelende EU zal men Mortier dan ook zelden of nooit iets horen vertellen: voor hem is er gewoon geen crisis. Het is misschien ook niet toevallig dat Gerard Mortier vandaag directeur is van het Teatro Real Madrid, de Koninklijke Spaanse Opera van een staat die zo goed als bankroet is, maar die desalniettemin vrolijk op olifantenjacht gaat en business as usual bedrijft.

Terwijl het Madrileense staats- en cultuurcentralisme eigenlijk al zijn glans heeft verloren, en de Catalaanse regio luidop droomt van onafhankelijkheid. In de opera van Barcelona worden trouwens meer artistieke potten gebroken dan in Madrid (in tegenstelling tot Vlaanderen zijn de Catalaanse kunstenaars wél republikeins en autonomistisch). Maar Mortier heeft dus gekozen voor de erfgenamen van Groot-Inquisiteur Filips II, het oude pluche en de stierengevechten. Dos cervezas por favor.

Boboisme

In politiek-intelellectueel opzicht ontstaat er daardoor een enorm spagaat: men heeft de indruk dat het progressistische,kosmopolitische discours van deze eminente lui een soort verlegenheid moet toedekken, een schaamte omwille van de institutionele verankering waarvoor men heeft gekozen, en die uiteraard allesbehalve “progressief” kan genoemd worden. Het gaat dus om schaamlappen en alibi’s.

In De Standaard van vrijdag 22 maart gaf Mortier in een kort interview, bij wijze van prelude op zijn Claus-lezing, alweer een inkijk in dat vreemde, dubbelzinnige, inconsequente boboisme. Enerzijds wordt er natuurlijk uit het vaste vaatje getapt van het “enggeestig nationalisme” versus het verlichte internationalisme, waarin hijzelf uiteraard schittert. Daarbij wordt aangehaald hoe de Vlamingen altijd weer uitzwermden om het in de vreemde te maken: Vlaanderen zendt zijn zonen uit, het motto van de missiepaters. Op cultureel vlak worden de Vlaamse polyfonisten uit de XVde eeuw (in Frankrijk spreekt men van L’école franco-flamande!) steeds weer als voorbeeld aangehaald. Maar musicoloog Johan Uytterschaut haalt dat argument in een stevige lezersbrief onderuit en demystifieert:

“Ze waren opgekocht door headhunters in dienst van Europese hoven die goed in de slappe was zaten. Bovendien was die braindrain zo massaal, dat niemand van betekenis hier achterbleef om op de winkel te letten en een nieuwe generatie componisten op te leiden.”

Door een gebrek aan gezond chauvinisme liep Vlaanderen dus leeg. Er werd door die kosmopolieten zoveel gereisd en goede sier gemaakt aan de Europese hoven, dat wij nooit tot een cultuurnatie konden doorgroeien. Waardoor de kneuterigheid en het elk-zijn-vierkante-meter-syndroom bleef domineren. Alle gelijkenis met de huidige situatie is toevallig.

De nieuwe breuklijnen en de tekens van revolte gaan uit van een nieuwe behoefte aan herkenbaarheid en identiteit, niet vanuit een belegen conservatisme, maar juist tegen het establishment en de oude regimes.

Ook vandaag zitten we opgescheept met het halfslachtig boboisme van een cultureel establishment dat voortdurend naar “het buitenland”, Europa en de wereld lonkt, omdat de elementaire fierheid ontbreekt tot politiek veranderingsdenken op eigen bodem. Een laag zelfbeeld zit er achter de ronkende breeddenkendheid die Mortier, Hoet en alle anderen etaleren. Ook Hugo Claus, zonder twijfel een literair monument én zoon van een “zwarte”, ontsnapte niet aan die latente drang tot nestbevuiling.

Een staaltje van kromdenken ontwaart men ook, waar Mortier met zoveel woorden zegt dat hij eerst De Wever steunde, als een dam tegen het Vlaams Belang (‘Ik zag in hem iemand die het Vlaams Belang kon counteren.’). Maar nu De Wever zelf een bepalende factor is geworden, wordt ook diens variant van het Vlaams-nationalisme als kwaadaardig beschouwd. Weer een voorteken dat er een nieuw cordon in de maak is, hoe hard de N-VA-voorzitter ook zijn best doet om het verdomhoekje te mijden…

Cultuur, grondstroom, verzet

bouillabaisse

Marseillezen keren het EU-cultuurcircus de rug toe, en begeven zich aan een huisgemaakte bouillabaisse.

Intriges, schijnbewegingen en alibi’s. Er heerst een fundamenteel gebrek aan parler-vrai in dit bobo-milieu. Dit manco, én de weigering om aan een artistieke vooruitstrevendheid ook een politiek-revolutionair denken te verbinden (in de Vlaamse context is dat zonder meer de autonomistische beweging, los van het oude België in het kwakkelende Europa), maakt dat al die bevlogen cosmopolitische kunstenaars op het einde ook de artistieke boot missen: het discours van Gerard Mortier is versleten, achterhaald, het ruikt naar de mottenballen en naar het naïeve vooruitgangsoptimisme van de voorbije eeuw waarin de bomen tot aan de hemel groeiden.

De nieuwe breuklijnen en de tekens van revolte manifesteren zich ergens anders. Ze gaan uit van een nieuwe behoefte aan herkenbaarheid en identiteit, niet vanuit een belegen conservatisme, maar juist tegen het establishment en de regimes die vandaag vluchten in Eurofiele waandenkbeelden. Heel de EU-bubbel is gedoemd om open te spatten, financieel, economisch, politiek, én als cultureel evenementenbureau. Dàt heeft Mortier, met al zijn intelligentie, nog altijd niet begrepen.

In dat opzicht kan ik misschien verwijzen naar de verzetsbeweging in Marseille, dit jaar tot “Culturele hoofdstad van Europa” gebombardeerd. De bewoners van deze door criminaliteit geteisterde grootstad vinden het getuigen van cynisme om te denken dat internationalistische prestigecultuur hun problemen zou kunnen oplossen. Integendeel: de bobo’s helpen mee aan de sociale afbraak, ze ontnemen de Marseillezen moreel het recht om naar hun eigen (rijke) identiteit van Provençaalse vrijstad op zoek te gaan.

Onder de veelzeggende naam “Front des réfractaires à l’intoxication par la culture” (kortweg FRIC) is er een tegenbeweging op gang gekomen, noem het maar een volksopstand, tegen de Euro-verlakkerij, de mega-masterplannen, en de doortocht van de lachende kunstpausen:

“Les Marseillais sont censés participer aux réjouissances, se laisser bercer de bons sentiments, s’enthousiasmer pour une culture hors-sol parachutée depuis les sommets de la bureaucratie européenne et applaudir à l’éviction des cultures populaires intimement liées à ce territoire. Pour notre part, bien conscients que cette opération va se mener contre nous, nous ne serons pas les gogos de leur pseudo-événement. S’ils veulent la guerre, ils l’auront !”

Dat is taal met de kracht van een bom, Gerard Mortier zal dit zonder twijfel als “populisme” proberen dood te slaan. Toch is het dit soort bewegingen dat de culturele toekomst van Europa en van deze planeet zal uitmaken: een anti-globalistisch élan, een tendens tot schaalverkleining, gekoppeld aan een zoektocht naar wortels, het particuliere, het bijzondere en unieke, en gericht tegen de grote gelijkmaking. Dat alles gecombineerd met een imperatief van meer sociale rechtvaardigheid en echte politieke democratie.

In Vlaanderen bestaat de grote uitdaging er nu voor de culturele sector in, om de klik te maken, weg van het subsidieconsumentisme, weg van het Belgicistische en Euro-cosmopoliete ontkenningsgedrag, én in de richting van een republikeinse revolte. Jawel, met de steun van en gedragen door de zogenaamde grondstroom. Noemen we het maar de Tijl Uilenspiegelfactor, het (her)ontdekken van onze rebelse volksaard, de Geuzenmentaliteit, tegen het katholieke onderhorigheidsdenken.

Daar hebben we meteen ook weer een raakpunt met de Groot-Nederlandse gedachte. Om te beletten dat de polyfonisten blijven uitzwermen en het klootjesvolk achterblijft, hebben we een gemeenschappelijke ruimte nodig met voldoende zwaartekracht. Zogenaamd rechts heeft hier sterkere kaarten en betere argumenten dan links, zeker in Vlaanderen, of Mortier dat nu graag hoort of niet.

De natie is geen doel op zich, mag het nooit worden. Ze is, op haar best, een vat waarin een collectieve identiteit als organische chemie kan gedijen. Zonder dat, blijven we een verzameling brokstukken, een planetoide zonder bindingskracht.

Dat is mijn antwoord, a priori, aan de zonder twijfel zeer onderhoudende Claus-lezing van Gerard Mortier.

Nvdr: dit artikel dateert van gisteren en had dan moeten gepubliceerd worden om u de gelegenheid te geven Gerard Mortier in levende lijve te kunnen beluisteren.  Maar ja, gisteren was zondag.  Een vleugje Mozart om uw ochtend op te vrolijken en dan ‘s avonds de ontnuchtering met een zondag-overdenking over Kathleen Cools geestestoestand was alles wat onze ( en uw?) zondagsrust kon verstoren.  Dit artikel over de OCMW-mentaliteit van “cultuurbobo’s” in Vlaanderen willen we u echter niet ontzeggen; vandaar dit artikel van Johan Sanctorum, met een dag vertraging.

Bron: http://vlaamserepubliek.wordpress.com/2013/03/24/gerard-mortier-heeft-het-nog-altijd-niet-begrepen/

.