Gedachten in gedichten

Van glorie en lijden – Daan Boens (1917)

Sonnetten uit de loopgraven van den Yser

Diksmude

Ge waart zoo schoon, Diksmude, met uw stille straten,
uw huisjes, groen en rood, geleken een juweel,
dat bij een kerstendag, een prinsje viel ten deel, -
uw vrouwtjes waren lief, toen ze aan hun deurtje zaten.
En onder uwe bruggen, vloeide de Yzer, zoo gelaten
en zoo eerlijk, - als een maagd, die 's avonds wat gekweel
van oude liedjes hooren doet, bij 's windjes veêl -
ge waart zoo schoon en blond met de'avond in uw straten.
En 't is voorbij dit lied, dit oude vlaamsch gezang…
Uw huisjes zijn vernield, uw vrouwen heen-gevaren,
daar zich om uwe stad, twee legers kwamen scharen.
En 't stormt nu om Diksmude, en wilde winden varen
om al die brokjes steen, die vroeger huizen waren,
toen in elk huisje zong een meisje dagen lang.

Menschen in de grachten’ – Daan Boens (1918)

Gij Maan, verdwijn ! – ik wil nacht en duisternis,
zoodat wat om mij is, verkoolt, voor eeuwig,
en wat in mij leeft, sterft; -geen hoop, geen kommernis,
ik wil het grote niete, waar geen wind is, niets is.
Geen puinen meer, omdat ik-zelf een puin ben,
geen dromen meer, omdat ik-zelf een droom was,
geen zang, geen zon, – het Niet, waar alles zwart is,
en ‘k niet meer zie, wat vroeger lief en schoon was.