Bert Peleman werd honderd jaar geleden geboren. Een gedicht als klein eerbetoon aan deze dichter, wiens liefde voor zijn streek, het Scheldeland, in talrijke gedichten tot uiting kwam: “als de Schelde er niet was, had Peleman ze uitgevonden”.
Verschijning van de veerman
Wie zegt mij dat de honden niet zijn losgebroken
en dat het water in de Schelde niet meer zwelt?
Wie zegt mij dat ik niet de zeewind heb geroken
en dat de storm de noot’laar niet heeft neergeveld?
Zwerft dan vannacht de veerman weer over de dijken?
– De veerman die bij ‘t vallen van de nacht verdronk. –
Zijn dit geen handen die naar d’oude veerpont reiken?
Is dit geen hoofd daar naast de wilgentronk?…
Hoor: in het riet kraakt als de moeë stappen
van iemand die in ‘t duister is verdwaald.
Zijn het de honden die naar wilde eenden happen
of is ‘t de veerman die met klappertanden ademhaalt?
Is dit de nacht dat alle doden wederkeren
die eens in de modder met een kreet verzonken zijn
die als een raadloos dier zich poogden te verweren
doch stierven met de kreet van een gestoken zwijn?
Zie: schuin valt ‘t maanlicht op de dijken neder
en in het duister hoor ik zwijmlend stappen gaan.
Het is of ‘k bij de stormwind van dit hondenweder
de dode veerman naast mijn bed zie staan.