François Couperin was de beroemdste uit een hele muzikanten-dynastie. Zijn bijnaam “Le Grand” heeft waarschijnlijk niets met zijn faam te maken, maar moest hem onderscheiden van zijn oom die dezelfde naam had. Hij werd op 10 november 1668 in Parijs geboren als zoon van Charles Couperin, en werd leerling bij organist Thomelin.
In 1693 volgde hij zijn leermeester op als titularis van de Chapelle Royale te Versailles. In 1696 erfde hij de orgelbank van de St. Gervais te Parijs, die sinds generaties door een Couperin bezet werd. Later werd hij hoforganist, clavecinist, muziekleraar van de koninklijke familie en dirigent van de hofkapellen te Orléans en te Versailles.
De laatste jaren van zijn leven wijdde hij zich volledig aan het componeren en droeg alle andere functies aan familieleden over. Hij stierf op 12 september 1733. Zijn methode “L’Art de toucher le clavecin” had grote invloed op J.S. Bach. Zijn vier bundels “Pièces de clavecin” bevatten verfijnde programmatische stukjes, die de traditie der Franse clavecinisten tot een ongeëvenaard hoog niveau opvoeren. Sommige stukjes worden geordend tot danssuites (z.g. “ordres”). De waarde van zijn muziek stijgt ver uit boven de programmatische titels, die vaak slechts een aanleiding zijn. Voor kamerorkest kennen we de “Concerts dans le goût théâtral” en vooral de “Concerts Royaux”. Omdat Lodewijk XIV op het einde van zijn leven religieuze bevliegingen kreeg, componeerde Couperin ook heel wat motetten.
https://youtu.be/1HE4hueAZYI