Exodus
Sommigen worden ons regelmatig in herinnering gebracht. Anderen verdwijnen in de binnenzak van de geschiedenis. Twee van dergelijke exodussen die uit het collectieve geheugen verdwenen, die als je ze in het NU plaatst actueel zijn maar met het grote verschil dat ze de mensen onverschillig laten. Oordeel zelf.
Het Capucinenklooster te Brugge werd in het jaar 1797 door de Republique verkocht. Enkele godvruchtige mensen kochten het in om de ondergang te voorkomen en de paters, als de tijden veranderden, daarin terug hun plaats te geven. In 1803 werd hun kerk terug voor het publiek geopend tot de 10de juni 1867 toen besloten werd dat het klooster onder de wereldlijke macht viel en opnieuw verkocht werd. Definitief.
Hier volgt het verhaal van de verhuizing, opgetekend door Guido Ghezelle:
“De derde oktober 1187 was het een smartelijke dag te Jeruzalem, in ‘t heilig land : ‘t was immers het negen en tachtigste jaar sedert Godevaart van Boulgioen, koning gekroond was geweest van de heilige stad Christi, als Saladin, het opperhoofd der Sarasinen, Jeruzalem binnen trok, en dat bedroefde christenen, met Allerheiligste beelden, relikwieën en vanen, de stad verlieten en door de Lazaruspoort, noordwaarts gingen, naar Alexandrië op het punt naar Antichochië, naar alle landen en streken van de wereld.
Deze droeve rouwprocessie, waarvan ik in mijn kinderjaren gelezen had, schoot mij te binnen, wanneer ik op 10 juni 1867 te Brugge, in de heilige stede, een dergelijke tocht zag plaats grijpen.
De zangers zongen de lange adieu en het sloeg vijf toen wij de naakte muren van de Capucinenkerk verlieten.
Geen Paters zaten er meer in de biechtstoelen, waar zoveel zware zoveel zware pakken, langs de droeve baan der wereld opgedaan, vergeven werden.
Geen stem sprak nog vanuit de preekstoel: “verzaak de wereld en dien de Koning van de Hemel”.
Geen ciborie rustte nog in het heilig tabernakel, de tent van Christus was opengebroken en verder ging men ze planten in de wildernis van de wereld om een nieuwe oase te maken voor moede en afgematte reizigers.
Geen kaars bleef er branden, tenzij in de vuist van bruin gewrochte ambachtslieden die mee gingen in deze exodus, door een zee van volk.
Daar werd geweend en geweeklaagd, bijzonder door de armen die dachten aan de genoten troost en weldaden die niet meer te verwachten waren.
Ghezelle beschrijft heel de weg die de processie van de uitgedreven Capucijnen ging en de bedruktheid van het volk om te besluiten: ‘moge deze bladzijde uit de historie van de Capucijntjes te Brugge voor memorie bewaard blijven, dit verzoeke ik, o Heere, per sanctam resurrectionem tuam.’
Anna Bijns
Wie raakt de verdrijving van Christenen uit hun landen nog? Wie raakt nog de ontwijding en verkoop van kerken? En opmerkelijk in de tekst is dat Ghezelle de oude naam van Godfried van Bouillon = Godevaart van Boulgioen gebruikt. Duidelijk een Vlaming vooraleer de Walen ermee op de loop gingen.
Bedankt redactie om mijn beeltenis te publiceren, kunnen de lezers van golfbrekers kennis maken.
Graag gedaan!