Eigenlijk niets mis mee…

Afbeeldingsresultaat voor allah is groot affiche brussel

Wij prevelen een weesgegroetje of een onzevader, zij bevestigen de grootheid van God. Niets mis mee, toch? We moeten over de schaduw der islamofobie heen stappen.

Dries heeft er zo zijn eigen mening over…

Dries refereert naar de dood van salafist Rachid Haddach en de gedoogsteun van de Brusselse overheid: straten afgezet, bussen omgeleid, rouwende vrouwen en mannen in aparte straten…

Onze redactie vond deze typering van de man terug, in 2012 gepubliceerd in De Morgen, auteur: Ayfer Erkul.

Rachid Haddach is dood. De salafistische prediker speelde acht jaar geleden een hoofdrol in mijn reportage rond salafisme in Brussel voor De Morgen, een van de eerste artikels over het fenomeen. Dat de man nog een grote aanhang heeft, maakt onderstaand artikel in Bruzz duidelijk.
Voor de geïnteresseerden: om Haddach wat te schetsen, hieronder een copypaste van de reportage (ik kan niet meer linken naar De Morgen). Het artikel dateert van 2012, en veel dat nu al geweten is, moest toen nog goed worden uitgelegd.

Een Brussel van salafisten
De Morgen,
Sat. 10 Mar. 2012, Page 38
Het salafisme, de radicaalste stroming in de islam, groeit in Brussel. Muziek is verboden, vrouwen moeten thuis blijven en je trekt bij voorkeur op met andere salafisten. Er ontstaat een parallelle wereld die niets te maken wil hebben met westerse waarden.

Haram, zeg ik je! Haram! Zwarte lijntjes onder de ogen, geëpileerde wenkbrauwen, of – nog erger, Allah sta me bij – lippenstift!” De stem zwijgt even. Enkele jonge meisjes noteren driftig, andere hebben hun dictafoon aangezet. “Chères soeurs, dat is allemaal haram”, galmt het verder. “En nu we toch over het uiterlijk bezig zijn: jullie, mes frères, draag een broek die boven de enkels valt. Dat heeft de profeet bevolen. En laat jullie baard groeien.”

Rachid Haddach, de stem, kucht even en gaat dan door met zijn preek. “Er zijn er die feesten tot in de ochtend. Ook dat is haram, mes soeurs et frères. Op trouwfeesten dansen mannen en vrouwen samen, vaak tot een gat in de nacht! Daar zullen ze zich later voor moeten verantwoorden.”

Rachid Haddach is een van de populairste salafistische predikers van Brussel . Hij geeft hier, in moskee Assouna in Anderlecht, een lezing met als onderwerp ‘mes actions dans la balance’, of: wat je in dit ondermaanse doet heeft directe gevolgen voor je hiernamaals. Zijn publiek is verdeeld over twee ruimtes: de mannen zitten voor hem op de grond, in de moskee. De vrouwen moeten de trap op, naar een zaaltje apart op de eerste verdieping.
Zijn toehoorders hangen aan zijn lippen. Haddach spreekt hen, zoals het een rechtgeaarde moslim betaamt, aan met zuster of broeder. Les frères zijn op deze vrijdagavond met enkele honderden opgedaagd. Stoere jongens in streetwear, met sneakers en baseballpet. Puistige tieners met kufi en lange tuniek. Jongemannen met lange baard, kortgeschoren haar en, zoals het salafisme voorschrijft, de broekspijpen boven de enkels.

De groep van ‘les soeurs’ bestaat uit enkele tientallen meisjes en jonge vrouwen. Ze hebben het haar bedekt met een donkere hijab, met daaronder een lange mantel. Of dragen een jilbab, een lang, wijd kleed. Anderen hebben dan weer een abaya aan, een zwart laken dat enkel het gezicht en de handen vrijlaat.
De vrouwen kunnen Haddach niet zien, enkel beluisteren via de luidsprekers in het zaaltje. Harams (verboden) en halals (toegelaten) doorspekken zijn preek. Een hoofddoek dragen? “Halal! Doe er één op, zuster. Je zult er nooit spijt van krijgen.” Vrouwen die buitens- huis werken? “Enkel als dat gesluierd kan. Anders: haram!” Boksen in competitie? “Haram, mes frères, Allah wil niet dat je je lichaam verwoest. Al eens bekeken hoe Muhammad Ali er tegenwoordig uitziet?”

Gegrinnik in het publiek. Een kwinkslag is nooit ver weg bij Rachid Haddach. Hij loodst zijn toehoorders door zijn lezing als betrof het een talkshow. “En u, mon frère, hebt u al stilgestaan bij wat u aan gene zijde wacht?”, spreekt hij iemand aan. Tegen iemand anders: “En bent u soms alleen met een meisje? Haram! Denk aan de gevolgen van een samenzijn met een meisje. Denk aan haar eerbaarheid.”

Meisjes fluisteren met elkaar, wisselen notities uit. Een vrouw knielt neer in gebed. Iets verder heeft moeder haar zoontje meegenomen. Het kind wiebelt op onvaste beentjes door de kamer, kirrend om aandacht. De sfeer is amicaal, bijna familiaal. Alleen muntthee en koekjes ontbreken. Maar net wanneer het te gezellig dreigt te worden, is daar de stem van Rachid Haddach. “Religie is geen snackbar”, schalt het door de luidsprekers. “Doe mij maar een dürüm, en frieten, en mayonaise, alstublieft. En graag gebakken uien. Of toch niet. Of neen, toch uien, maar niet gebakken.” Gelach in het zaaltje. “Neen, frères et soeurs, dat is niet de bedoeling”, gaat Haddach verder. “Religie is iets moois, maar wat we nu soms in de straten zien is een mikmak. Iedereen kiest wat hem belieft. Hou het wat ernstig. Je staat niet in de MacDo.”

Radicaal discours
Rachid Haddach maakt deel uit van het clubje salafistische predikers dat iedere week wel ergens in Brussel staat te preken. Ze zijn gevormd in het Islamitisch en Cultureel Centrum (de Grote Moskee) aan het Jubelpark, hebben religieuze studies gevolgd in Saoedi-Arabië en citeren als geen ander Koranverzen uit het hoofd. Haddach wil niet geïnterviewd worden – “jullie journalisten schrijven altijd leugens over ons” – maar wie naar een van zijn lezingen gaat of een van zijn tientallen filmpjes op YouTube bekijkt, weet meteen: de man hoort thuis in het meest conservatieve laatje van het islamitische spectrum.
Hij is getrouwd, heeft vijf kinderen en is 42 jaar, zegt zijn Facebookpagina. Haddach noemt zich ‘professeur’ en zijn cv vermeldt behalve een diploma secundair onderwijs een rist Koranstudies in Belgische moskeeën en in Riyad. Tijdens zijn lezingen is hij de vlotte prater die moslims als een vermanende vader toespreekt. “Respecteer jullie ouders!” “Wees goed voor je vrouw!” “Bezoek zieken en stervenden!” Adviezen waarin niemand iets kwaads kan zien.

Maar wie goed luistert, hoort hoe radicaal zijn discours is. Zegt hij dat kinderen beter tot hun zesde thuisblijven in plaats van naar de kleuterschool te gaan, dan bedoelt hij ook dat vrouwen thuis moeten blijven om voor die kinderen te zorgen en dat kinderen zo lang mogelijk in een islamitische omgeving moeten vertoeven. Op het internet staan filmpjes waarin hij muziek veroordeelt. “Je kunt beter de Koran lezen. Als de profeet voorstander was van muziek, dan had hij daar in zijn tijd wel van genoten.” Hij geeft het voorbeeld van de Amerikaanse rapper Loon, nu bekeerd tot de islam, die onlangs in Brussel was. “Loon zei dat muziek je een andere wereld doet binnengaan, waar vrouwen aanwezig zijn, waarin wordt aangezet tot dansen, tot het maken van sommige bewegingen, die altijd een seksuele connotatie hebben.” Pittig detail: Loon, die zich nu Amir Junaid Muhadith noemt, zit momenteel in een Brusselse cel voor drugsfeiten en wacht zijn uitlevering aan de VS af. Maar dat zegt Haddach er niet bij.

Voor Haddach pleit dan weer dat hij vrouwen én mannen op hun plichten wijst. Vrouwen moeten een hoofddoek om, maar mannen moeten hun baard laten groeien. Ook dat heeft de profeet bevolen. En neen, die baard mag niet worden getrimd. Getuige daarvan zijn eigen royale gezichtsbeharing, waar Haddach af en toe in graait.
Het is onder meer dankzij vlotte predikers als Haddach dat het salafisme in Brussel de afgelopen jaren in omvang toenam. Onderzoekers, politie- en inlichtingendiensten in ons land zagen jaar na jaar hoe steeds meer moslims, vooral jongeren, aangetrokken werden door de minhaj salafi . Vrij vertaald is dat ‘het pad van de vrome voorgangers’. Het salafisme is een stroming binnen de islam die pleit voor een godsdienstbeleving zoals in de tijd van de profeet Mohammed en zijn metgezellen, en de twee generaties die daarop volgden. Enkel zij, zo menen salafisten , hadden de waarheid in pacht.
Het resultaat is een letterlijke interpretatie van de Koran, waarin geen rekening wordt gehouden met veranderde tijden. Zegt de Koran bijvoorbeeld dat een vrouw met een mannelijke vertrouwenspersoon moet reizen, dan was dat in de zevende eeuw de veiligste manier. Polygamie is nog zo’n praktijk: de islam stond mannen destijds toe vier vrouwen te huwen, niet voor hun plezier, maar meer als bescherming van wezen en weduwen die, in een tijd waarin mannen schaars waren door de vele veldslagen, onbeschermd dreigden achter te blijven. Beschouwt de meerderheid van de moslims polygamie als gedateerd, dan staan salafisten daar toegeeflijker tegenover.


Wij tegen zij
Wie het woord salafisme hoort, denkt dezer dagen onmiddellijk aan organisaties als Sharia4Belgium. Die groepering kwam in 2010 voor het eerst in het nieuws, toen leden een lezing van Benno Barnard in Antwerpen verstoorden. Verder riep hun woordvoerder Fouad Belkacem op om homo’s te executeren en het Atomium af te breken. De man werd vorige maand tot twee jaar cel veroordeeld wegens aanzetten tot geweld tegen niet-moslims en omdat hij de dood van Marie-Rose Morel een straf van God had genoemd.

Een andere Belgische salafist die het wereldnieuws haalde, was Muriel Degauque, de vrouw die in 2005 een zelfmoordaanslag pleegde in Irak. Degauque was een bekeerlinge die in 2001 trouwde met Issam Goris, eveneens bekeerling en salafist. Jaren lang leefden ze een religieus geïnspireerd en onopvallend leven, tot ze beiden naar Irak trokken.
Maar Degauque en Belkacem zijn uitzonderingen; het overgrote deel van de salafisten wil niets te maken hebben met terrorisme en streeft er alleen naar te leven volgens de voorschriften van de Koran. “Daar kan of mag niemand iets op tegen hebben, we hebben tenslotte godsdienstvrijheid in België”, zegt een expert salafisme van de Staatsveiligheid. De analist wil liever anoniem blijven wegens de grote gevoeligheid van het onderwerp.

Maar de grens tussen diepgelovige salafisten en de oproerkraaiers van Sharia4Belgium is niet zo scherp, waarschuwt de analist tegelijk. “Er zijn gematigde salafisten die ook de jihad verdedigen. We zien in Brussel predikers die tegen jongeren zeggen: jullie zijn moslim, maar terwijl jullie drinken en achter meisjes aan lopen, worden jullie geloofsgenoten in Afghanistan afgeslacht. Ze roepen niet op tot aanslagen in het Westen, maar soms moedigen ze mensen wel aan om naar ginder te trekken.”
De openbare boodschap die wordt verspreid, is niet zo radicaal. De analist: “Vergelijk het met het katholicisme van niet zo heel lang geleden: vrouw aan de haard, man gaat werken, iedere zondag naar de kerk. Maar in gesprekken achteraf, vaak in gesloten centra, horen jongeren andere dingen. Ze krijgen de waarschuwing om westerlingen te vermijden, soms zelfs te haten. Er ontstaat een wereldbeeld van wij tegen zij. Andere moslims zijn vaak de eerste slachtoffers. Je zult maar in een omgeving opgroeien waar je voortdurend krijgt te horen dat je geen hoofddoek draagt of niet vijf keer per dag bidt. Waar nachtwinkels worden aangesproken op de verkoop van alcohol. Waar vrouwen niet meer behandeld willen worden door een mannelijke arts. Het gevolg is een parallelle samenleving, één waarin salafisten zich isoleren van de westerse maatschappij.”


Makkelijk referentiekader
Het salafisme biedt pasklare antwoorden op alle aspecten van het leven. Hoe halal te eten, hoe zich te kleden (voor mannen en vrouwen), in welk gezelschap te verkeren (nooit gemengd), hoe en wie begroeten (mannen en vrouwen geven elkaar geen hand), hoe en met wie trouwen, en hoe kinderen opvoeden. Het geheel vormt een referentiekader dat je je zonder veel nadenken kunt toe- eigenen.
Wie even door de bomen het bos niet meer ziet, kan zijn kennis bijspijkeren in een van de honderden boeken over salafisme die in boekhandels in Brussel te
koop zijn. “Dit is een van de populairste van het moment”, zegt de verkoper van de islamitische boekwinkel Al Iqra in Anderlecht, en hij stopt ons een blauw boek in de handen. Salafies I heet het en het is een werk van ‘Le docteur Mohamed Ali van Ferkous’ van de universiteit Algiers.

Het boek biedt een overzicht van salafistische aanbevelingen. Ferkous heeft een breed gamma verzameld voor de lezer. Op pagina 55 waarschuwt hij bijvoorbeeld voor het secularisme. “Dat is uit op een volledige vernietiging van de godsdienst in de maatschappij.” Iets verder staat: “Religie en macht zijn onafscheidelijk.” En nog verder veroordeelt Ferkous zelfmoordaanslagen en toont hij zich tegenstander
van vrouwen die het huis zonder grondig excuus verlaten. “Restez dans vos foyers”, citeert hij het betreffende vers uit de Koran.
De verkoper van Al Iqra, een jongeman met islamitische baard en lange, zwarte tuniek, haalt nog een boek van het rek. “Dit móét u gewoon lezen”, glimlacht hij opgetogen. “Speciaal voor vrouwen die de minhaj salafi willen volgen.” Het boek heet Conseils aux femmes musulmanes en is geschreven door ene Umm Abdillah Al Wadiyya. Een vrouw die, zo blijkt na het doorbladeren van haar schrijven, de dochter is van een belangrijke Jemenitische sjeik. Vrouwen, zo leren we uit haar boek, zijn een bron van verleiding en riskeren veel meer de hel dan mannen. “Geen enkele verleiding is vernietigender voor mannen dan vrouwen”, schrijft Umm Abdillah. Om toch het paradijs te kunnen verdienen, geeft de schrijfster een aantal richtlijnen. Vrouwen moeten gehoorzamen als hun echtgenoot hen vraagt het bed te delen. Vrouwen mogen niet eisen van hun echtgenoot dat die zou scheiden van een van zijn andere vrouwen. Vrouwen mogen niet door een mannelijke arts worden behandeld. Umm Abdillah lijkt in haar element als ze al die verboden en verplichtingen opsomt, samen met de verzen in de Koran die haar beweringen staven. “De man is intrinsiek beter dan de vrouw”, schrijft ze. “Hij is beter en verdienstelijker.” Haar boek is hét cadeauboek in salafistische milieus.

Het salafisme kwam in de jaren negentig naar ons land. Het waren de Saoedi’s die – nooit geremd om een imam meer of minder naar het buitenland te sturen – ook in België een vruchtbare bodem zagen om hun wahabisme, de staatsgodsdienst in Saoedi-Arabië, te verspreiden. Het wahabisme is een vorm van salafisme. “De Saoedi’s bouwden enkele moskeeën, stuurden geestelijken en een hoop geld om de salafistische boodschap te verkondigen”, zegt Felice Dassetto, socioloog en islamexpert aan de Université Catholique de Louvain (UCL). “Onder meer de Grote Moskee is van hen. Intussen verzorgen ze de opleiding van bijna alle geestelijken in Brussel .”

Dassetto is voorzitter van het Cismoc (Centre interdisciplinaire d’études de l’Islam dans le monde contemporain) bij de UCL. Hij deed eind vorig jaar een groot onderzoek over de islam in Brussel en merkte bezorgd hoe populair het salafisme in korte tijd was geworden. De paar moskeeën, gebouwd door de Saoedi’s, hadden er na enkele jaren een flink stel centra bij gekregen. Centra voor jongeren, voor culturele activiteiten of voor Korancursussen. Islamitische boekhandels waren als paddenstoelen uit de grond geschoten en het aantal salafistische fora op het internet was niet meer te overzien.
Maar echt verrast was Dassetto niet. “De salafistische wereld biedt het meest structuur binnen de moslimgemeenschap”, zegt Dassetto. “Hun predikers zijn erg aanwezig in de quartiers chauds van Anderlecht en Molenbeek. Ze richten zich op jongeren, de straatjochies, de druggebruikers, die ze willen moraliseren. Die jongeren voelen zich niet aangesproken door de radicale boodschap, maar omdat het salafisme identiteitsbevestigend werkt. Zodraze op het salafistische pad zijn, hoeven ze niet meer te twijfelen over wie ze zijn: Belg, Marokkaan of iets daartussen. Neen, ze zijn voortaan overtuigde moslims.”
Dassetto zegt dat het gevoel tweederangsburger te zijn bij jonge moslims ook een grote invloed heeft. “Er zijn predikers die daarop hameren. ‘Jullie willen in een maatschappij integreren die jullie verwerpt’, klinkt het vaak. Dat gevoel wordt nog versterkt als moslims worden afgeschilderd als gevaarlijke gekken die aanslagen kunnen plegen.”

Door de beperkingen van hun religie blijven salafisten in Brussel vaak in de onderste laag van de maatschappij hangen. Dassetto: “De jonge kunnen zich heel moeilijk integreren in onze maatschappij. Ze vinden geen werk omdat ze op gewone werkplaatsen niet met hoofddoek mogen werken, laat staan pauze mogen nemen om te bidden. Wat rest hen dan? Taxichauffeur worden of een kruidenierszaak of islamitische boekhandel openen. Als salafisten buiten de maatschappij willen leven, is dat natuurlijk hun zaak. Maar Brussel kan geen oneindig aantal taxichauffeurs tewerkstellen, er is geen plaats voor nog veel meer kruidenierszaken of boekwinkels.”
Kadija heeft het populaire salafistische boek Conseils au femmes musulmanes drie keer gelezen. Verslonden, zegt ze. “Voor mij is het een leidraad voor mijn leven”, zegt de jonge vrouw. “Mijn echtgenoot gaf het mij nadat ik ooit zijn broer had binnengelaten toen hij niet thuis was. Haram, zei hij. Je mag je enkel isoleren met mannen die geen huwelijkskandidaat kunnen zijn. Als een man en vrouw alleen zijn, is de shaytaan (duivel, AE) de derde in het gezelschap.”


Eén van ons
Kadija knikt ernstig. Kadija is niet haar echte naam; zoals de meeste salafisten wil ze niets met de pers te maken hebben en enkel anoniem spreken. De 22-jarige zit op de grond in de vrouwenvertrekken van het Centre Culturel Al Karam in Vorst. Het is zondagavond, enkele dagen na de toespraak van Rachid Haddach in Anderlecht. De prediker heeft hier vandaag afspraak voor een lezing met als thema: ‘Eduquer un enfant consiste d’abord à s’éduquer soi-même’.

Wellicht ligt het aan het onderwerp, want deze keer dagen veel meer vrouwen met kinderen op. En deze keer kunnen ook de vrouwen Haddach zien. In de kamer hangt een scherm, de camera is ingezoomd op de prediker, die voor de mannen zit. “Soms komen aanstaande ouders naar mij toe met de vraag: ‘Mag ik mijn kind Ryan noemen. Ryan!'” Haddach rolt met zijn ogen. “Waarom zou je je kind zo’n onbetekenende naam geven terwijl er zo veel mooie namen bestaan? Kinderen hebben voorbeelden nodig, volwassenen naar wie ze kunnen opkijken. Geef je kind de naam van een belangrijke sjeik, dan weten ze meteen naar wie opkijken.”

De pen van Kadija krast over het papier. Blad na blad schrijft ze vol. Ze heeft het nodig, zegt ze, ze is nog maar twee jaar geleden bekeerd tot het echte geloof, zegt ze. “Vroeger droeg ik mijn haar los, ging ik op café met Belgische vrienden, kwam ik thuis wanneer ik wilde. Mijn ouders konden mij niet de baas. Ik heb geen broers, zie je. En mijn vader is al wat ouder.” Haar leven was een mallemolen: drinken, dansen, soms naar school gaan, vaker op straat rondhangen. “Plezierig, maar het voelde leeg aan. Toen ontmoette ik mijn echtgenoot, een vrome moslim. Ik werd verliefd en hij heeft mij de juiste weg getoond. Nu zit ik vooral thuis in de Koran te lezen en te bidden.”
Rachid Haddach last een pauze in: zijn preek duurt langer dan verwacht en het is tijd voor het avondgebed in de moskee. Vrouwen en mannen drummen naar voor en knielen neer. “Vijf keer heb ik hem al horen spreken”, zegt Kadija nog snel over Haddach. “Hij is fantastisch. Hij begrijpt wat wij nodig hebben en spreekt alsof hij
een van ons is.”

AYFER ERKUL

Afbeeldingsresultaat voor Rachid Haddach