Een verslag uit Syrië zonder poco bril

Goede Vrienden,


We zijn geroepen om door lijden en sterven omgevormd te worden in Christus. Dat is onze vijfde eigenschap, nl. onze deelname aan het Pasen van Christus. Vroeger verheerlijkten sommigen het lijden om het lijden. Nu beschouwen sommigen lijden en sterven als onaanvaardbaar en  mensonwaardig of menen zelfs dat ze deze helemaal kunnen uitschakelen. In de christelijke visie krijgen ons lijden en onze dood hun juiste betekenis en een diepe zin. Het lijden dient voor onze omvorming. 
 

Lijden en dood hoorden niet bij het oorspronkelijk scheppingsplan van God. De mens weigerde te eten van de boom van het leven en wees de gemeenschap en het eeuwig geluk met God af. Hij wilde op aandringen van de duivel zelf god zijn. “Door één mens is de zonde in de wereld gekomen en met de zonde de dood…” (Romeinen 5, 12). Hierdoor koos de mens bewust voor een bestaan in ruimte en tijd met het bijbehorende lijden en sterven, waarvoor God duidelijk had gewaarschuwd (Genesis 2, 17). In Jezus Christus is God mens geworden en heeft als de tweede Adam de ongehoorzaamheid goedgemaakt door gehoorzaam te worden tot aan de dood van het kruis. Door Christus kunnen wij gered worden, nl. wanneer wij door lijden en sterven gelijkvormig worden aan Hem.
 

Het is onze taak om al het mogelijke te doen om ziektes te bestrijden voor onszelf en voor anderen. Onze lichamelijke gezondheid en ons aardse leven zijn evenwel geen absoluut goed. We kunnen niet zeggen dat lijden en sterven onmenselijk zijn. Iemand kan een ander zodanig mishandelen dat zijn gedrag wel degelijk onmenselijk is, maar het lijden en sterven zelf horen sinds de zonde van Adam bij ons menselijk leven. Een “gezonde geest in een gezond lichaam” is een prachtig ideaal, maar het is niet ons hoogste doel. Jezus zegt: “Dreigt uw hand u aanstoot te geven, hak ze af; het is beter voor u verminkt het leven binnen te gaan dan in het bezit van twee handen in de hel te komen, in het onblusbaar vuur” (Marcus 9, 43). Een menselijk leven zonder lijden en sterven is overigens niet menselijk. In Gods’ verlossingsplan zijn ze  de middelen die ons kunnen verenigen met Christus’ lijden en sterven, om te kunnen delen in zijn verrijzenis. 

Door gebed kunnen we Christus navolgen maar meer nog door het lijden. En we zijn geroepen tot navolging van Christus omdat Hij alleen onze  Verlosser is. “Christus heeft ons bevrijd van de vloek der wet door zelf voor ons een vloek te worden, want er staat geschreven: ‘Vervloekt al wie hangt aan het kruis’…” (Galaten 3, 13). Jezus heeft  onze zonden op zich genomen, hij is in onze plaats  zelf ‘vloek’ en ‘zonde’  geworden en heeft ze vernietigd  door te sterven op het Kruis. Nu nodigt Hij ons uit om doorheen lijden en sterven met Hem deel te nemen aan zijn glorievolle verrijzenis. “En als de Geest van Hem die Jezus van de doden heeft opgewekt, in u woont, zal Hij die Christus Jezus van de doden heeft doen opstaan, ook uw sterfelijk lichaam eenmaal levend maken door de kracht van zijn Geest die in u verblijft” (Romeinen 8, 11).  Reeds gedurende zijn aardse leven wil de heilige Paulus dit meemaken: “Ik wil Christus kennen, ik wil de kracht van zijn opstanding gewaarworden en de gemeenschap met zijn lijden, ik wil steeds meer op Hem lijken in zijn sterven om eens te mogen komen tot de wederopstanding uit de doden” (Filippenzen 3, 10-11). Dit is de overgang van de “aardse” naar de “geestelijke mens”, nl. van de mens die leeft volgens aardse verlangens naar de mens die geleid en  omgevormd wordt door Gods  Geest.
 

Jezus’ woord is duidelijk: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als de graankorrel niet in de aarde valt  en sterft, blijft hij alleen: maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort” (Johannes 12, 24). Tussen de vuile, verrottende graankorrel in de grond en de heerlijke volle aar is er een verband maar ook een groot verschil. De laatste komt uit de eerste voort maar is in pracht en leven hoog verheven boven de eerste. De heilige Paulus gebruikt voor deze overgang verschillende beelden: een kleed, een tent en een woning (2 Korintiërs 5). We moeten ons  kleed afleggen en God bekleedt ons met een totaal nieuw gewaad. Onze aardse tent moet  opgerold worden. Ons huis moet helemaal instorten. Van nature zouden wij “het nieuwe kleed willen aantrekken zonder het oude af te leggen …” (2 Korintiërs  5, 4). We zouden liever ons huis behouden en er een nieuwe verdieping bovenop krijgen.  Jezus heeft echter de dood overwonnen door te sterven op het Kruis. Uit dit sterven komt het nieuwe leven voort.

Jezus zegt: “Niemand neemt het leven van Mij af, maar Ik geef het uit Mijzelf” (Johannes 10, 18). Werd Hij niet gewelddadig gegeseld en gekruisigd? Hij heeft dit evenwel aanvaard uit liefde en in vrijheid.

Het was zijn  bewuste daad voor de verlossing van de mensen, waarnaar Hij vurig heeft verlangd (cf Lucas 22, 15). Het is niet het lijden op zich dat waarde heeft, het is het aanvaarden ervan in liefde en vrijheid. Liefde bindt en leidt tot bevrijding. Haat bindt ook en leidt tot zelfvernietiging. Zestig jaar geleden geleden, zag ik in Rome een heftige  protestbetoging tegen een oorlogsmisdadiger die veroordeeld was tot levenslang maar wegens terminale kanker in het  ziekenhuis was opgenomen en daar door zijn vrouw gewoon in een valies was buiten gesmokkeld en naar huis in Duitsland gevoerd. Omdat hij terminaal was en inderdaad kort daarna ook gestorven is, heeft de Duitse regering hem niet willen uitleveren. In de Romeinse protestbetoging zag ik gehandicapten in een rolstoel met het opschrift: “ik moet zitten – hij moet ook zitten!”  Welnu, deze gehandicapten waren tweemaal slachtoffer, eerst door de oorlog  en daarna door hun onverzoenlijkheid, die zelfvernietigend werkt. Het lijden verlost ons door de liefde. Een moeder is meer gebonden aan haar baby dan de baby aan haar. Heel haar leven wordt door dit kleine wezentje bepaald, maar in haar liefdevolle zorg overstijgt zij zichzelf en vindt ze haar bevrijding.
 

Het volmaakte geluk in God – wat als diepste verlangen blijft – bereiken we door gelijkvormig te worden aan Jezus en te delen in zijn  verrijzenis. “Maar als wij kinderen zijn, dan ook erfgenamen, en wel erfgenamen van God, tezamen met Christus, daar wij delen in zijn lijden, om ook te delen in zijn verrijzenis” (Romeinen 8, 17). Het is echter een illusie te willen delen in zijn verrijzenis zonder lijden en sterven. Omgekeerd kan ieder lijden een mozaïek worden van onze uiteindelijke verrijzenis. De uiteindelijke verrijzenis van ons lichaam is voor de laatste dag maar  de verrijzenis van ons hart door telkens te sterven aan onszelf is voor iedere dag.                                                                   

P. Daniel, Mar Yakub, Qâra, Syrië, 12.1.24

Vrijdag 12 januari 2024

Flitsen

Op vrijdag vierden we de ‘paramonie’ of vigilie van Epifanie met de uitgebreide “grote uren” (primen, tertsen, seksten en nonen) en vele psalmen en lezingen over de heiliging door het water. ’s Avonds werden de vespers gezongen met de 14 lezingen, voorafgaand aan de Eucharistie van de heilige Basilius, waarna zegening van brood en wijn en zegening met gewijde olie, waarbij ieder een stuk brood neemt en in de wijn dompelt.

Zaterdag vierden we dan het grote feest van Epifanie of Openbaring, waardoor eigenlijk de menswording van God herdacht wordt in de verschillende “Godsopenbaringen”: zijn geboorte, zijn openbaring aan de herders, vooral aan de Wijzen en zijn doop in de Jordaan, zijn openbaring bij de bruiloft van Cana. Bij het doopsel in het oosten wordt hier een baby naakt helemaal ondergedompeld in het doopwater om het sterven en verrijzen uit te drukken. Op de iconen van zijn doopsel staat Jezus halverwege in het water om aan te duiden dat Hij het water en heel de schepping heiligt en niet omgekeerd. Na de Eucharistie volgde de erg mooie en lange dienst van de wijding van het water dat voor heel het jaar als wijwater zal dienen. Daarna kwam ieder het kruis vereren en dronk een slokje wijwater of maakte hiermee een kruisteken.

Nvdr: ter illustratie kan u de b.g. Vigilie van het Epifanie vanuit het Vaticaan bekijken:

Deze week werden ook het hele terrein en de gebouwen gezegend, met een klein groepje maar met veel wijwater.

De zonnepanelen zijn uiteindelijk geïnstalleerd. We hoeven nu geen dag en nacht meer te wachten totdat een wasmachine zijn werk heeft gedaan. Nu kan alles gebeuren tussen 10.00 en 14.00 u (als er zon is!)

Vanuit Hongarije kwam een bestelling voor enkele grote iconen, waaraan reeds geruime tijd door de zusters-iconografen ijverig wordt gewerkt.

Nvdr: foto’s vindt u terug op Deir MarYakub El Mukata indien de techniek en IT-aansluiting het toelaten.

Over de waarheid van de Bijbel (19)

Wie was Lucas de Evangelist: externe bewijzen (buiten het Nieuwe Testament)

Enkele weken terug hebben we de heilige Lucas beter leren kennen door de interne bewijzen in het Nieuwe Testament te onderzoeken (verwijzingen in het Nieuwe Testament naar de identiteit van de heilige Lucas). We hebben toen gezien dat we naar andere eerste-eeuwse geschriften uit het Nieuwe Testament moeten kijken om zijn identiteit te leren kennen, omdat Lucas nooit in het Evangelie genoemd wordt. En net als bij Marcus, verwijzen de brieven van Paulus meerdere malen naar Lucas.

De brieven van Paulus vertellen ons dat Lucas een arts was (cf. Kolossenzen 4, 14), en een niet-Jood (cf. Kolossenzen 4, 10-14). Ten derde wordt Lucas consequent beschreven als iemand die bij Paulus verbleef toen hij gevangen zat (cf. bijv. Philemon 1, 23-24; Kolossenzen 4, 10-14). Ten vierde leren de brieven van Paulus ons dat Lucas Marcus goed kende daar zij beide meereisden met Paulus (cf. bijv. 2 Timoteüs 4, 11). Volgens het bewijs in het Nieuwe Testament was Lucas dus een niet-Joodse arts die een christelijke missionaris werd en met Paulus meereisde, bij hem verbleef toen hij gevangen zat en bekend was bij andere vooraanstaande vroege christenen zoals Marcus de Evangelist.

Laten we ons nu keren tot de externe bewijzen (geschriften buiten het Nieuwe Testament van de eerste christenen) die ons meer leren over de identiteit van de Evangelist Lucas.

De vroege vaders en de oorsprong van het Evangelie van Lucas (1)


Het externe bewijs voor de oorsprong van het Evangelie van Lucas is niet zo oud als dat voor Matteüs en Marcus. Maar het komt uit een net zo breed gebied in de oude wereld:


Irenaeus van Lyon (+ ong. 200 na Chr.): “Ook Lucas, die een volgeling van Paulus was, heeft het Evangelie dat door hem gepredikt werd in een boek neergeschreven” (2).


Tertullianus van Carthago (+ 240 na Chr.) (N. Afrika): “Lucas was echter geen apostel, maar slechts een apostolisch man…. Geen meester, maar een discipel en dus ondergeschikt aan een meester … Zelfs Lukas’ … Evangelie schrijven de mensen gewoonlijk aan Paulus toe” (3).


Origenes van Alexandrië (+ ong. 253 na Chr., Egypte): “En ten derde, dat volgens Lucas, die schreef, voor hen die uit de heidenen [kwamen om te geloven] het Evangelie dat door Paulus werd geprezen (4).


S. Jerome: Lucas, een arts uit Antiochië, gaf in zijn geschriften aan dat hij Grieks kende en dat hij een volgeling was van de apostel Paulus en de metgezel van al zijn reizen; hij schreef een Evangelie (5).


Volgens Origenes van Alexandrië werd het Evangelie van Lucas als derde geschreven, dat wil zeggen na de Evangelies van Matteüs en Marcus. Volgende week sluiten we onze studie over de identiteit van de vier evangelisten af met een overzicht van het externe bewijs voor de evangelist Johannes.


Wat volgt is een anthologie van : PITRE Brant. The case for Jesus. Image/New York, 2016, p. 39-54

Geciteerd in Eusebius, Kerkgeschiedenis; 5.8.3.

Tertullian of Carthage, Against Marcion 4.2.5. Translation in Ante-Nicene Fathers, ed. Alexander Roberts and James Donaldson, 12 vols. (repr., Peabody, MA; Hendrickson, 1994), 3.347.

Geciteerd in Eusebius, Kerkgeschiedenis, 6.25.4.

Jerome, Lives of Illustrious men, 7

P.Jean

Varia