Ongezien was ze in het paleis verschenen. Niemand van de dienders, de lakeien, de prinsesjes of Hare Majesteit de koningin – want zo wil Mathilde immers door iedereen aan gesproken worden – had iets gezien. Maar ze was er. Statig, in een lang wit kleed en met het hoofd omhoog, de halflange blonde lokken lichtjes golvend. De lange gordijnen waaiden in het glazige middaglicht. En daar was plots ook papa Albert in sportief vakantietenue, die zijn armen naar haar uitstak, zachtjes monkelend: “Ma belle petite fille!” Ze omhelsden elkaar met tranen in de ogen. Langdurig, om dan plots naast elkaar plaats te nemen in een klassieke chaise-long, de handen in elkaar en minzaam kijkend in elkaars ogen.
“Ma chère Delphine,’ zei de op rust gegane koning met wat tremolo in de stem. Hij was blij haar terug te zien na zoveel jaren. In de ene hoek van het grote salon stond een stoïcijns kijkende Paola, zijn wettige eega, en in de andere hoek Sybille de Selys Longchamps, zijn grote liefde. Beide dames staarden roerloos recht voor zich uit en leken dwars door elkaar heen te kijken. Paola zonder glimlach, als altijd, en Sybille met een grijnslach, ook als altijd. Ze leken versteend.
Albert vertelde dat hij er lang naar had uitgekeken om haar weer te zien en vertrouwde haar toe dat zij in zijn hart altijd zijn dochter is geweest en dat om dat te bewijzen er eigenlijk geen DNA-staal nodig is. Hij verontschuldigde zich omdat bepaalde krachten in de familie hem dwars gezeten hebben zonder dat hij daar vat op had. En toen hij daarbij net wou vertellen dat zijn broer Boudewijn zowaar zijn telefoonverkeer controleerde, stond deze als in een flits in de derde hoek van de kamer, ook als een sfinx en als vanouds met zijn generaalspet tot op zijn oren en het hoofd een beetje schuin. “Maar, dat was nu allemaal voorbij,” zo zei hij, “Vandaag wordt het allemaal anders, want ik erken u als mijn vierde kind en tweede dochter en laat u delen in de erfenis. Gij wordt prinses en gij moogt mee op de familiefoto. Ik was de schande van mij af en stel u morgen voor aan de nieuwe koning, uw broer, en het volk.”
Bij die woorden klonk er plots een ongelooflijk doffe klap in het salon vanuit de vierde hoek. Het was Philippe de Taaie die van zijn stokje was gegaan.
Toen hij zijn ogen opendeed, zag hij dat hij uit zijn bed gevallen was en zijn voorste tand had gehalveerd tegen het ledikant. Mathilde vroeg meteen wat er aan de hand was. “Een paard, een nachtpaard…,” stamelde hij helder, “Ik ben er zeker van: het was een vrouwtje… Jawel, een nachtmerrie!”
Door Nerdom, VB Magazine
De van seksen coburgs zijn al sinds 1830 een nachtpaard voor de Vlamingen.
Een nachtmerrie is zeer onaangenaam, een nachthengst daarentegen…….
Foei Foxy