“Plots is vrijheid weer een gunst”.
Ik heb er mijn hart en ziel ingelegd. Hier voor jullie integraal. Kritieken welkom! “In de vroege middeleeuwen kende het volk van Vlaanderen geen vrijheid. Wat aan het volk was toegestaan, werd door de graaf en zijn adellijke vazallen beschouwd als een gunst, die ten allen tijde weer kon worden ingetrokken. Van een recht om te gaan en staan waar je wil was al helemaal geen sprake.
Het volk van Vlaanderen was in die tijd geketend, zowel aan de grond als aan de wil van zijn kasteelheren. In die donkere tijd werd in Nieuwpoort, de stad van mijn jeugd, het zaadje geplant waaruit onze latere vrijheid is gegroeid. In 1163 kende graaf Filips van den Elzas aan de Nieuwpoortenaren een keure toe met ‘privileges’, de allereerste in Vlaanderen. Daarin stond een zeer belangrijke zin: “Wie hier één jaar en één dag verblijft zal vrij zijn”.
Boerenzonen en -dochters die wilden ontsnappen aan de verknechting van het feodale platteland, vluchtten weg naar de stad. Daar en daar alleen kon een mens vrije lucht inademen. Je was er niet langer horige. Je werd er ‘burger’.
Aanvankelijk werden zulke keuren spontaan uitgereikt door vooruitziende graven, die zo de economische ontwikkeling van het graafschap wilden bevorderen. Maar al snel wilden de steden nog meer vrijheid. Bij elke kruistocht of oorlog waren de armlastige graven van Vlaanderen gedwongen een ‘bede’ te richten aan de steden, om zo het benodigde geld bijeen te harken. De zelfbewuste stedelingen konden zo alsmaar meer privileges van hen afkopen.
Tegen de veertiende eeuw waren onze steden zodanig machtig dat ze die privileges gingen beschouwen als hun eigendom. Ze bouwden prachtige belforten om die documenten veilig op te bergen en nieuwe graven moesten er eerst op zweren ze te respecteren, vooraleer ze werden aanvaard als vorst. Was vrijheid ooit een gunst, het was plots een ‘recht’ geworden.
Maar de strijd tegen dwingelandij bleek niet gestreden. In diezelfde veertiende eeuw werd aan de jonge universiteiten van Europa het Romeinse recht herontdekt. Juristen fluisterden de vorsten van Europa in dat zij en zijn alleen de bron van recht horen te zijn, en dus ook van vrijheid. Dankzij de introductie van nationale belastingen slaagden de vorsten erin om professionele legers op de been te brengen. Daarmee werden de vrije steden één voor één weer in het gareel gedwongen. De fiere Gentenaren waren de allerlaatsten geweest om vast te houden aan de opvatting van vrijheid als recht, maar de tijden waren veranderd.
In 1515 weigerde een nieuwe vorst, een modieus geklede jonge snaak, plots om te zweren hun privileges te respecteren. In de plaats daarvan legde hij de stad een vernederende regeling op, het calfvel. Voortaan waren de Gentenaren aan hém, Keizer Karel, een eed van trouw verschuldigd. Dat konden de Gentenaren niet verkroppen. In 1537 verscheurden zij daarom dit gehate perkament. Ze strooiden de stukken van het balkon van het stadhuis over de uitzinnige menigte, die ze daarop verkruimelde en op at, opdat er niets meer van over zou blijven.
Pas in 1540 maakte Keizer Karel komaf met de opstand. Zeventien Gentenaars werden onthoofd, de rest vernederd met een strop rond de nek. Karel legde zijn geboortestad een loodzwaar nieuw regime op: de Concessio Carolina. De keizer was voortaan de enige bron van recht. De schepenen werden door hem benoemd. Vrijheid werd opnieuw een gunst, toegestaan door de heerser, in al zijn grootmoedigheid.
Pas twee eeuwen later zou het idee dat vrijheid een onvervreemdbaar recht is dat aan de burger zelf toebehoort, opnieuw opgang maken. Het vergde een bloedige Franse revolutie en daarna nog dertig jaar oorlog in Europa vooraleer dat idee ook kon overwinnen.
Voor eens en voor altijd? Geschiedenis is nooit voltooid. Vrijheid is nooit definitief verworven. Dat leert ons niet alleen het drama van de Gentse stroppendragers, maar ook onze eigen tijd. Net als toen verwerven onze machthebbers ook nu weer nieuwe inzichten. Niet uit de wetgeving van het Keizerlijke Rome deze keer, maar wel uit het bestuursmodel van het verre China, waar vrijheid nooit heeft bestaan en zelfs beschouwd wordt als een gevaar voor sociale harmonie.
Vandaag, 500 jaar later, horen we opnieuw een modieus geklede jonge snaak vertellen dat onze vrijheid om te gaan en staan waar we willen niet onszelf toebehoort, maar de staat. We horen hem zeggen dat dit slechts een beloning is voor onze gehoorzaamheid, die weer kan worden ingetrokken in geval van recalcitrant gedrag. Vrijheid dreigt zo opnieuw een gunst te worden. Sterker: we zijn al zover. Sinds de dag van invoering van het CST. De dag waarop Vlaanderen opnieuw “een land van horigen werd.”
Joren Vermeersch in De Standaard
Gaat er eindelijk iemand dat stuk onbenul het gat van de timmerman geven want het loopt de spuigaten uit met deze in een peperdure trui gestoken halve gare. Als er ooit iemand het licht zal uitdoen van de SP Vooruit dan is het dit moeders kindje. Ik dacht in Frank Vandenbroucke de egoistische sos te vinden maar hij word van verre voorbij gestoken door Con(ner) Rousseau; Weg met deze woke fanaat.