Een opvallend verfrissende kijk op Europa van een man die al 10 jaar wegkwijnt in een Russische gevangenis |
Dag op dag tien jaar nadat hij in zijn geboorteland in de gevangenis werd gesmeten, publiceert de New York Times een opiniebijdrage (‘Ten Years a Prisoner‘) van Mikhail Khodorkovsky, de voormalige topman van het Russische oliebedrijf Yukos. Khodorovsky was de CEO van de Russische oliemaatschappij Yukos tot hij in mei 2005, samen met zijn rechterhand Alexander Lebedev, tot negen jaar strafkamp werd veroordeeld voor belastingontduiking en fraude. Veelal wordt aangenomen dat de rechtszaak tegen de oliemaatschappij Yukos en tegen Khodorovsky persoonlijk door president Poetin op touw was gezet vanwege de politieke aspiraties van eerstgenoemde. Khodorkovsky was namelijk een van de weinige oligarchen – in 2003 was hij de rijkste man van Rusland – die het aandurfde openlijk kritiek te uiten op het leiderschap van president Vladimir Poetin. Zijn veroordeling wordt vaak in verband gebracht met die kritiek. In 2011 werd het duo in een politiek gemotiveerde rechtszaak voor een tweede keer veroordeeld voor grootschalige fraude en het witwassen van geld. Hun originele straf werd verlengd tot 2016. Khodorovsky’s advocaten trokken toen naar het Europees Hof voor de Mensenrechten. In december vorig jaar raakte dan bekend dat beide strafvermindering krijgen en begin 2014 zullen vrijkomen, twee jaar vroeger dan gepland. In het zeer lezenswaardige stuk geeft Khodorovsky – die vastzit nabij de Russisch-Finse grens – zijn kijk op de huidige gebeurtenissen in de wereld. Hij betreurt de teloorgang van de Russische geloofwaardigheid, te wijten aan het nu al 14 jaar durende autoritaire regime van Vladimir Poetin. Een regime dat alle lust om te ondernemen heeft weggenomen (de voorbije 10 jaar hebben 2 miljoen Russen het land verlaten, de kapitaalvlucht bedraagt 350 miljard dollar sinds 2008). Rusland leeft vandaag enkel en alleen van zijn inkomsten uit zijn rijke grondstoffenreserves. Het geluk is weggelegd voor een select groepje happy few. Maar vooral zijn kijk op de Russisch-Europese samenwerking is interessant: ‘Toch heeft Rusland zaken die het de wereld kan bieden. We zijn Azië, noch Eurazië, maar een ondeelbaar stuk van Europa. Hetzelfde Europa dat niet enkel aan de wieg stond van de huidige beschaving, maar ook ‘s werelds belangrijkste politiek laboratorium blijft om nieuwe sociale en ethische ideeën uit te proberen, die daarna overal ter wereld kunnen worden aangepast en geïmplementeerd. Maar Europa kampt met een onophoudelijke crisis: de wetenschappelijke en technische vooruitgang zal onvoldoende zijn om de hoger-dan-geraamde kosten van de welvaartstaat te financieren, terwijl de Europse maatschappij haar capaciteit om de diverse volkeren te integreren heeft overschat. Haar idee van een post-industriële economie is geïnterpreteerd als een afbouwen van alle industrie en niet de creatie van nieuwe types industrieën. De crisis heeft het Europese integratieproces – op zichzelf een enorm socio-cultureel experiment – nadelig beïnvloed. Maar zelfs deze crisis betekent geenszins een instorting. Europa’s crisis is een uitdaging, maar ook een krachtige impuls voor verandering. De contouren van die verandering zijn al zichtbaar, al blijft er nog een lange en complexe weg af te leggen. Danzij een culturele en historische affiniteit en de geografische nabijheid, is Rusland in staat om een deel van de oplossing te bieden, door zijn ervaring inzake het beheer van zijn gigantisch grondgebied, met diverse economische en culturele patronen. Rusland en Europa moeten manieren vinden om samen te werken, veel meer dan ooit tevoren. Natuurlijk zou zo’n verandering een serieuze inspanning vergen van de Euro-Atlantische beschaving. Eerst op personeelsvlak en dan op vlak van technologie en innovatie. Honderdduizenden ondernemers en specialisten – een nieuwe generatie Europeanen – zouden een gigantische golf van energie door een nieuw Europa kunnen zenden, een Europa van samenwerking, dat zich uitstrekt van de Atlantische tot aan de Grote Oceaan. |