“Ofwel is de rechtsstaat heilig en zijn onze wetten onbuigzaam voor terroristen en illegalen gelijk. Dan hebben terroristen en hun advocaten het recht om de kleinste procedurefout te pleiten, net zoals agenten het recht hebben (zelfs de plicht) om ook in de meest artistieke vzw de verblijfswetten te handhaven. De wet geldt áltijd, voor iédereen en op álle plaatsen.
Ofwel is de rechtsstaat relatief. In dat geval kan je de ene keer zwaaien met de meest steriele juridische argumenten en de andere keer klagen dat die onnozele verblijfswetten toch niet té strikt toegepast mogen worden. De ene keer toeter je ‘we zijn een rechtsstaat!’ en de andere keer dramatiseer je ‘we zijn toch geen politiestaat?’.
Sommige Progressieve Pennen degraderen Vrouwe Justitie tot een halfblinde hoer.” (…)