De dirigent-componist Daniel Sternefeld studeerde fluit en theorie aan het Koninklijk Antwerps Conservatorium. Hij volgde ook privé-lessen in compositie bij Renaat Veremans en bij Paul Gilson, bij wie hij ook contrapunt, fuga en orkestratie volgde. Verder ging hij muziekdirectie studeren bij Frank Van der Stucken (in het Mozarteum in Salzburg) en bij Bernhard Paumgartner, Clemens Krauss en Herbert von Karajan.
In 1929 werd hij als fluitist aangenomen in het orkest van de Koninklijke Vlaamse Opera in Antwerpen: in 1936 werd hij benoemd tot derde dirigent, in 1938 tot tweede en in 1944 tot hoofddirigent. Tussen 1930 en 1940 was hij ook in dienst van de Koninklijke Nederlandse Schouwburg in Antwerpen, waarvoor hij gelegenheidsmuziek schreef. Hij dirigeerde ook de ‘Cercle musical juif’ en enkele koorverenigingen in zijn geboortestad. In die jaren schreef hij zijn eerste composities, zoals de Symphonia Femina.
Vanaf 1948 was hij dirigent van het Radio Symfonie Orkest in Brussel, waar hij begon als tweede dirigent. Na de pensionering van Franz André werd hij hoofddirigent, een functie die hij uitoefende tot 1971. Hij trad regelmatig op als gastdirigent in verschillende Europese landen, in Zuid-Afrika en in Noord – en Zuid-Amerika.
Hij was bekend voor zijn uitvoeringen van moderne muziek en verschillende Belgische premières kregen onder zijn leiding hun première. Vanaf 1948 tot het moment van zijn pensioen gaf hij de directiecursus in het Antwerpse Conservatorium, waar François Huybrechts één van zijn studenten was. Nadat hij zich had teruggetrokken als dirigent en leraar, wijdde hij de laatste jaren van zijn leven aan het componeren.
Zijn muziek wordt gekleurd door Richard Wagner, Richard Strauss en Gustav Mahler: ze toont expressie en suggestie, emotie en atmosfeer, grote structuur en kennis van zaken. Sternefelds orkestraties zijn steeds vol verbeelding en durf; vaak ook gebruikt hij zeer hoge registers. Zijn opera Mater Dolorosa vormt een brug tussen de periode van de laatromantiek en de nieuwe muziek van de vroege 20e eeuw. Het orkest wordt gebruikt als een belangrijk element om het verhaal te vertellen, en waar het als begeleider functioneert van de bijzonder veeleisende zangpartijen, geeft het kleur aan de tekst.