Charles Auguste de Bériot (Leuven, 20 februari 1802 – Brussel, 8 april 1870, hij werd begraven op de begraafplaats van Laken) was een Belgische violist.
Charles-Auguste de Bériot werd geboren in een adellijke familie in Leuven. Hij kreeg zijn eerste vioollessen van Jean-François Tiby, die in 1812, na het vroegtijdig overlijden van de Bériots ouders, het voogdijschap over de jongen op zich nam.
Op negenjarige leeftijd trad de Bériot reeds op voor publiek met een concerto van Giovanni Battista Viotti. Op aanraden van de violist André Robberechts en met steun van Viotti, trok hij op 19-jarige leeftijd naar het Conservatorium van Parijs, waar hij vioolles volgde bij Pierre Baillot. Deze hield echter niet van de Bériots technisch excentrieke stijl, en na korte tijd zegde de Bériot het Conservatorium vaarwel.
De volgende jaren trad de Bériot vooral op in Parijs, Londen en de Nederlanden. In 1824 werd hij hofviolist van koning Charles X van Frankrijk en kreeg hij de titel ‘Violon de la chambre de S.M. le Roi de France’. Of hij deze laatste titel ook werkelijk kreeg is niet duidelijk: verschillende bronnen spreken elkaar daarover tegen. Enkele jaren later, in 1827, verkreeg hij wel de titel van kamervirtuoos van koning Willem I der Nederlanden, een ambt dat hij tot 1830 zou uitvoeren.
In 1827 ontmoette Charles de Bériot voor de eerste keer Maria de la Felicidad García, een beroemde mezzosopraan, beter bekend onder de naam van haar toenmalige echtgenoot Malibran. In 1830 vestigden ze zich in Parijs, en maakten ze samen concertreizen door Frankrijk, België, Engeland en Italië. In 1836 scheidde ‘La Malibran’ van haar echtgenoot en huwde ze de Bériot, maar nog datzelfde jaar overleed ze ten gevolge van complicaties na een val van haar paard. De Bériot trok zich terug uit het concertleven om voor hun zoon Charles-Wilfrid te zorgen. Pas een jaar na de dood van zijn vrouw trad hij voor het eerst terug op in het stadhuis van Brussel en ondernam hij een concerttour door Oostenrijk en Italië, samen met zangeres Pauline García, de jongere zus van zijn overleden echtgenote.
Na zijn tweede huwelijk in 1840, met Maria Huber, de dochter van een Oostenrijks magistraat, vestigde de Bériot zich in Sint-Joost-ten-Node en beperkte hij zijn concertreizen. Zijn huis werd het middelpunt van het door hem opgerichte ensemble ‘Cercle des arts’, dat regelmatig kamermuziekconcerten uitvoerde.
In 1842 wordt hij gevraagd als opvolger van Baillot aan het Parijse Conservatorium. Of de Bériot deze functie aangenomen of geweigerd heeft, spreken verschillende bronnen elkaar tegen, maar in datzelfde jaar zal hem ook een aanstelling aan het Conservatorium van Brussel aangeboden worden. De Bériot aanvaardt deze functie, richt er een bloeiende vioolschool op en blijft er tot 1852 les geven. Voordien had hij al privéonderricht gegeven: zo ontdekte hij in 1828 Henry Vieuxtemps, waarop hij besloot om de toen achtjarige jongen gratis vioolonderricht te geven.
In 1852 moet de Bériot ontslag nemen aan het Brusselse Conservatorium wegens een ernstige oogkwaal. Zes jaar later wordt hij volledig blind. In deze periode schrijft de Bériot aan zijn Méthode de violon, en ondanks zijn blindheid blijft hij ook als violist actief. In 1859 ontvangt hij een uitnodiging van de Russische violist prins Nikolaj B. Yusupov en zal hij enkele maanden in Sint-Petersburg verblijven. Wanneer de Bériot in 1866 verlamd raakt aan zijn linkerarm, is zijn carrière als violist voorbij.
Charles-August de Bériot wordt beschouwd als één van de grootste violisten uit zijn tijd en als één van de grondleggers van de Belgische vioolschool, waartoe later ook Eugène Ysaÿe behoorde. Het virtuoze vioolspel van Paganini voegt de Bériot samen met typische karakteristieken van de Franse vioolschool zoals elegantie, gratie, juistheid en zuivere intonatie. Deze kenmerken zijn reeds terug te vinden in de Bériots eerste vioolconcert, met zijn talrijke briljante effecten.
Hij schreef bijna uitsluitend werken voor zijn eigen instrument, onder meer tien vioolconcerten en tal van variatiereeksen voor viool en piano op beroemde operamotieven. De Bériot componeerde vaak samen met klaviervirtuozen, zoals zijn zoon Charles-Wilfrid de Bériot, Sigismund Thalberg, Georges Osborne en Benoit-Constant Fauconier. Als pedagoog componeerde hij verschillende verzamelingen Etudes en de pedagogische werken Méthode de violon (1858) en École transcendante du violon (1867).
Een mooie pauwenveer voor wijlen Jean-François Tiby die de jonge “de Bériot” VIOOLLESSEN gaf.
Dié mens was van een héél ànder caliber dan Van Gheluwe… hij gaf de jongentjes les in het FLUITSPELEN.
Eén octaaf Victor ?