Wie zijn wij, Vlaamse belgen?

Met onze verontschuldigingen voor de kwetsende vraag. Het is niet onze vraag. Het is echter altijd interessant eens te kijken hoe men als buitenlander kijkt naar dit land waarvan mijn I.K. mij als “Belg” registreert. Bv. vanuit Canada, waar het Franstalige Quebec zich naar verluidt verzoend heeft met een doekje voor het bloeden, een resolutie die bevestigt dat Quebec een aparte natie is binnen Canada.

U zal ons vergeven (?) dat we niet alles kunnen vertalen. Waarschijnlijk is de kennis van de taal van Molière bij de meesten van u voldoende om de publicatie grotendeels te kunnen verstaan. Zo niet: bestaat er tenslotte ook een vertaalmodus op het internet.

Bij de inleiding vernemen we:

Mise au point

Ce texte sur la Communauté flamande de Belgique se veut le reflet des positions flamandes en matière de langue. Il a été rédigé par l’auteur du site (Jacques Leclerc) avec la collaboration exceptionnelle du professeur Stefaan Vermeire de l’Universiteit van Leuven. Évidemment, les faits perçus par les Flamands sur cette délicate question qu’est la langue en Belgique peuvent être interprétés différemment de la part des francophones (et vice-versa). Il est même probable que certains faits présentés dans cette page soient considérés comme des faussetés ou des contre-vérités, tant les positions linguistiques sont polarisées en Belgique, sinon inconciliables. C’est pourquoi l’auteur a aussi proposé certaines positions des francophones sur les problèmes perçus par les Flamands. Quoi qu’il en soit, il est extrêmement difficile d’évaluer avec précision la situation linguistique en Belgique, et l’auteur de ces lignes est bien conscient que la perception flamande, surtout au sujet des problèmes bruxellois (et périphériques), peut être mal reçue par les francophones belges. Cependant, il apparaît nécessaire de présenter cette perception afin de faire comprendre aux autres internautes le cas belge qui, à bien des égards, offre une situation unique au monde. Pour le point de vue francophone, il vaut mieux lire le chapitre intitulé «La Communauté française de Belgique». 

En même temps, l’aspect critique de cette politique linguistique présenté ici sur la Belgique flamande résulte d’une perception «extérieure» à ce pays, dans la mesure où elle est vue à travers la lunette nord-américaine, en l’occurrence canadienne et québécoise, ce qui ne signifie pas que la perception soit nulle et non avenue. Il ne faut pas oublier que le Canada et le Québec ont aussi une longue expérience du bilinguisme qu’ils ont hérité de la Conquête britannique de 1760, bien avant la création de la Belgique (1830).  

Taalverdeling: Ned. vs. “Vlaams” – Fries werd gewoon genegeerd

We halen er deze beschrijving uit van een “franskiljon” en voegen er de onderstaande definitie uit het scheldwoordenboek aan toe, die de stellingname uit Canada bevestigt:

franskiljon - de betekenis volgens Scheldwoordenboek

2.2 Le franskiljon (fransquillon)

Les Flamands ont inventé un autre mot, franskiljon (en orthographe française: fransquillon) pour désigner négativement un Flamand francisé (comprendre «assimilé») ou francophile. Il y a lieu ici d’examiner de plus près cette réalité flamande caractéristique. Les «fransquillons» — en langage «poli», on dit les «francophones de Flandre» — constituent une minorité non reconnue et qui ne demandent plus à l’être, mais qui est très significative dans une certaine élite de la population en Flandre. Ses caractéristiques sont les suivantes:

– une présence essentiellement urbaine (Anvers, Gand, Bruges, Louvain, voire même de plus petites villes comme Saint-Trond, Tongres, Courtrai, etc.);
– une catégorie issue de l’ancienne bourgeoisie francophone jusqu’au lendemain de la Seconde Guerre mondiale et généralement assez aisée;
– une classe aujourd’hui parfaitement bilingue: quand une personne parle parfaitement le néerlandais sans aucun accent et tout aussi parfaitement le français sans aucun accent, on est quasi certain d’avoir affaire à un «fransquillon», car c’est devenu leur caractéristique la plus marquante;
– une discrétion caractéristique en matière linguistique avec des positions rarement extrémistes ou revanchardes, mais ce sont des «Belgicains» garantis;
– une classe politiquement de moins en moins engagée, se sachant rejetée d’avance par les partis flamands qui les jugent suspects;
– une minorité en voie d’assimilation superficielle, car, en privé, elle parle couramment le français, mais se cache à ce sujet en Flandre;
– une classe qui fréquente néanmoins un certain nombre d’associations discrètes où les francophones de Flandre se retrouvent entre eux;
– une groupe professionnellement toujours privilégié par les entreprises qui recherchent des cadres ou des porte-paroles parfaitement bilingues dont on ne puisse pas deviner l’origine flamande ou francophone, et qui apprécient surtout leur expression sans accent.

Héritière d’une culture francophone mise à l’index en Flandre, cette population a perdu sa presse particulière (journaux La Flandre libérale, La Métropole, etc.), ses activités culturelles extérieures (théâtre en français, conférences, etc.), mais elle reste très cultivée en général (se rend en fait à Bruxelles pour ses besoins culturels). Il est très malaisé d’en évaluer l’importance numérique, tellement elle s’est fondue, voire assimilée superficiellement au reste de la population, mais on l’évalue généralement à une bonne centaine de milliers d’individus.

Ned. : Wat is een franskiljon? Blijkbaar een naam die wij, Vlamingen, gegeven hebben aan verfranste landgenoten, een naam met een pejoratieve achtergrond, een scheldnaam van een niet erkende minderheid, die zelfs niet om erkenning vraagt, maar die wel van grote betekenis is bij een bepaalde elite van de bevolking in Vlaanderen. Met onderstaande kenmerken:

  • een stedelijke aanwezigheid (Antwerpen, Gent, Brugge, Leuven, en zelfs kleinere steden zoals Sint Truiden, Tongeren, Kortrijk… “
  • een categorie voortkomend uit de oude Franstalige bourgeoisie tot na WOII en in het algemeen goed gesitueerd
  • een klasse die de dag van vandaag perfect tweetalig is: indien een persoon Nederlands spreekt zonder accent en daarbij ook het Frans beheerst zonder accent, heeft men met grote zekerheid te maken met een “franskiljon” – dit is immers hun meest opvallende kenmerk
  • een karakteristieke discretie wat betreft het taaldebat met stellingnames die zelden extreem of wraakzuchtig zijn – het zijn inderdaad gegarandeerde belgicisten
  • een steeds minder politiek-betrokken klasse; ze voelt zich immers bij voorbaat afgewezen door de Vlaamse partijen die hen als verdacht beschouwen
  • een minderheid met een oppervlakkige assimilatie, want privé spreken ze meestal Frans, ze houden dit echter verborgen in Vlaanderen
  • een klasse, die desondanks op discrete wijze onder elkaar afspreekt
  • een groep die nog altijd beroepsmatig bevoorrecht wordt door bedrijven die kaderleden of woordvoerders zoeken die perfect tweetalig zijn en waarvan men de oorsprong, behorende tot welke taalgroep, niet kan achterhalen.

De laatste paragraaf heeft het over de onverdraagzaamheid der Vlamingen die hun Franse gazetten afgepakt hebben, (over de Franse missen wordt gezwegen), hun culturele buitendeurse activiteiten en die hen verplicht naar Brussel voor een enigszins beschaafd cultureel aanbod. Het zou gaan om enkele duizenden cultureel-zonder verdoving-gecastreerde Franstalige Vlamingen, kortom “franskiljons”. Naar verluidt staan ze op een zwarte lijst in Vlaanderen.

En neen, ze moeten niet met een kenteken als dusdanig op hun revers rondlopen.

Dit en veel meer verneemt u bij La Communité flamande de Belgique.

De Vlamingen - J. Ballegeer - (ISBN: 9789077723241) | De Slegte

Tot slot willen wij graag verwijzen naar het boek van Joost Ballegeer: “De Vlamingen, een volk zonder bovenlaag”. Zeer verhelderend. Wees niet beledigd. We moeten de waarheid onder ogen durven/willen zien…

Geschiedenisles van Paul De Ridder (2)

BRUSSEL: HET EERSTE EN ERGSTE SLACHTOFFER VAN BELGIE

Sommigen zullen het niet graag horen maar de waarheid heeft haar rechten: Brussel is nooit een Vlaamse stad geweest. Net als Leuven, Antwerpen, ’s Hertogenbosch, Lier, Turnhout, Breda, Tienen, Zoutleeuw … is Brussel immers een Brabantse stad. Dit is allerminst kleinzielige haarklieverij. Want het historische feit dat Brussel deel uitmaakt van Brabant en niet van Vlaanderen heeft verstrekkende gevolgen gehad.

Brabant – net als Holland, Loon (Limburg), Gelderland en de andere vorstendommen van de Nederlanden (dus ook Namen, Henegouwen, Luxemburg) behoren immers tot het middeleeuwse Duitse Rijk. Vlaanderen (d.w.z. Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen, Zeeuws-Vlaanderen en Frans-Vlaanderen) bekleedt dus een uitzonderingspositie in de Nederlanden.

Vlaanderen behoort immers als enige tot Frankrijk en niet tot het Duitse Rijk. Er is echter één uitzondering: Rijks-Vlaanderen (het Land van Aalst). Enkel dit gebied ressorteert, net zoals alle andere vorstendommen van de Nederlanden, onder het middeleeuwse Duitse Rijk. De rest van Vlaanderen hangt dus af van … Frankrijk. Met alle gevolgen van dien.

Het volstaat de oorkonden van steden als Gent, Brugge en Ieper door te nemen om onmiddellijk vast te stellen hoe vaak hier tijdens de middeleeuwen het Frans gebruikt wordt. Uiteraard was in het Nederlandstalige deel van Vlaanderen het “Vlaams” de voertaal van de brede lagen van de bevolking. Toch bezat zelfs hier lange tijd een bovenlaag van Fransgezinde “Leliaerts” veel invloed.

In Brabant daarentegen is het begoede en machtige patriciaat Nederlandstalig. Ook de overheid gebruikt de taal van de bevolking : het Nederlands of “Dietsch”, “Duutsch” of “(Neder-) Duytsch” zoals men het Nederlands toen noemde. Enkel in het uiterste Zuiden van Brabant (dat in het Franse taalgebied ligt) is dat niet het geval. In Nijvel en “le Roman Pays de Brabant” wordt – volkomen logisch – het Frans gehanteerd.

De Belgicistische historicus Godefroid Kurth (1847-1916), de leermeester van Henri Pirenne, stelde dan ook vast: “Le Brabant était la seule de nos provinces où l’on restât fidèle, avec une obstination patriotique à la langue maternelle qui était le flamand (lees “thiois”) lorsque elles (d.w.z. Brussel, Leuven, Antwerpen , Den Bosch enz. ) renoncèrent à la langue savante qui était le latin, c’est en flamand (lees “thiois”) qu’elles délibérèrent sur les intérêts publics. ll y a dans ce simple fait un indice des plus significatifs : le Brabant échappait au rayonnement de la culture française, il vivait de sa vie propre, il formait un royaume en miniature”.

ONDER VREEMDE VORSTEN

Na het uitsterven van de autochtone Brabantse dynastie komt Brussel, net als de rest van Brabant, onder het gezag van de hertogen van Bourgondië. Dit Franse geslacht had reeds eind 14de eeuw de macht veroverd in Vlaanderen. Onder Bourgondisch bewind (1406-1482) vestigen een beperkt aantal edelen en hovelingen zich te Brussel. De centrale administratie van de Bourgondiërs – die overigens ook over Holland, Zeeland en Friesland regeren – verloopt in het Frans.

Dit leidt tot een zekere ‘taalgevoeligheid’. De Franse kroniek-schrijver Jean Molinet verklaart in 1488 dat de Brusselaars Walen en Fransen haatten omwille van hun taal… Vanaf 1482 nemen de Habsburgers de macht over in de Nederlanden. Zowel de Spaanse (1482-1713) als de Oostenrijkse Habsburgers (1713- 1794) behouden het Frans als de taal bij uitstek voor de centrale instellingen. Die zijn sinds 1531 grotendeels in Brussel gevestigd.

Toch krijgen slechts weinig Brusselaars rechtstreeks te maken met de vorstelijke hofhouding, met de Raad van State, de Geheime Raad of de Raad van Financiën. Wanneer een inwoner van Brussel al eens contact heeft met de overheid dan is dat vrijwel altijd het stedelijke college van wethouders, schepenen en gezworenen. Welnu: zowel in het stadsbestuur als in de andere plaatselijke instellingen (ambachten, rederijkerskamers, kerken, kloosters, gasthuizen en godshuizen) blijft het Nederlands de voertaal tot aan de Franse bezetting (1792-1815). Rond 1740 roept de Franse filosoof Voltaire dan ook verontwaardigd uit: ‘Le diable, qui dispose de ma vie, m’envoie à Bruxelles et songez, s’il vous plaît, qu’à Bruxelles il n’y a que des Flamands.’

Men stelt ook hier vast dat Franstaligen steevast de naam “Flamand” hanteren … en niet de correcte term “Néerlandais”. Zij insinueren dat het om een dialect zou gaan en geen cultuurtaal. Tijdens de zeventiende en achttiende eeuw geniet het Frans overal in Europa hoog aanzien. Ook in de Zuidelijke Nederlanden pogen een aantal welstellende burgers de Franse levensstijl na te bootsen. De Oostenrijkse keizer Jozef II verklaart dan ook: ‘Les habitants de Bruxelles et des Pays-Bas (dus niet alleen in Brussel) sont des imitateurs de leurs voisins. Le fond est hollandais (sic) et le vernis français.’ Terloops: met Pays-Bas bedoelt Jozef II uiteraard de Oostenrijkse Nederlanden en niet de sinds 1581 onafhankelijke Noordelijke Nederlanden: de zogenaamde “Provinces Unies”.

Lees verder

Geschiedenisles van Paul De Ridder

MAAR WAAROM TOCH IS BELGIE ZO’N INGEWIKKELD LAND?

Tijdens de laatste jaren stellen steeds meer mensen vast dat in België doeltreffend beleid steeds moeilijker wordt. De tegenstellingen tussen Nederlands- en Franstaligen worden steeds groter. Het duurt dan ook ettelijke maanden eer er een federale regering tot stand komt. Ook de “Coronacrisis” (2020-) kan niet degelijk worden aangepakt.

Verlichte geesten hebben uiteraard snel de oorzaak van al die kwalen gevonden: het zou allemaal de schuld zijn van die vervloekte regionalisering. De analyse van deze populisten is zeer eenvoudig. Zij luidt als volgt: Vooral vanaf de jaren 1960’ hebben “domme politiekers” het unitaire België met één regering, één parlement, één administratie… ontmanteld. Zij deden dit enkel uit bekrompen eigenbelang. Zij waren er immers op uit bijkomende (minister) posten te creëren. Enkel daarom hebben de “politiekers” het land verdeeld in gewesten en gemeenschappen elk met eigen parlementen, regeringen en bijbehorende administraties.

Vooral de structuur van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moet het ontgelden. Daar zou – schrik niet ! – zelfs “apartheid” bestaan omdat Nederlands- en Franstaligen voor persoonsgebonden (onderwijs, cultuur, sociale zaken) aangelegenheden ressorteren onder eigen instanties.

Dat daar in Brussel meer dan gegronde redenen voor bestaan, is blijkbaar nog nooit tot die verlichte geesten doorgedrongen. Voorstanders van simpele oplossingen – en gaat niet enkel om MR-voorzitter Jean Louis Bouchez ! – hebben dan ook de oplossing gevonden: weg met de regionalisering en terug naar het zgn. “goede oude België” van weleer. De bevoegdheden van gemeenschappen en gewesten moeten daarom terug in handen komen van België.

Dergelijke lieden denken dat zij “het warm water” hebben uitgevonden. Zij vergeten echter één ding: het systeem waarvoor zij zo hartstochtelijk pleiten… heeft in België gedurende ettelijke decennia bestaan. Het werkte echter niet en leidde tot eindeloze betwistingen. Men zat in een doodlopend straatje. Welnu: uitgerekend daarom werden een hele reeks bevoegdheden overgeheveld naar de gewesten en gemeenschappen. Die konden voortaan naar eigen inzichten maatregelen treffen die beter aangepast waren aan hun concrete situatie.

Maar dit zijn sommigen blijkbaar vergeten. Het is dan ook geen overbodige luxe om eens te schetsen vanwaar wij komen. Dit vergt uiteraard een blik in de geschiedenis.VAN WAAR KOMEN WIJ? De (Zuidelijke) Nederlanden bestonden aanvankelijk uit afzon-derlijke territoria: Brabant, Vlaanderen en Loon (Limburg) elk onder een autochtone vorst. Vlaanderen en Brabant (net als Holland, Zeeland, Friesland…) komen ca. 1400 in handen van het huis van Boergondië. Dit zijn Franse vorsten uit het huis van Valois. Loon echter behoorde tot het Prinsbisdom Luik en kende dus een heel eigen geschiedenis. Vanaf 1482 nemen de Spaanse Habsburgers de macht over tot 1713. Daarna worden Vlaanderen en Brabant bestuurd door de Oostenrijkse Habsburgers (1713-1792/94). De bestuurstaal is Frans.

Onder invloed van de “Verlichting” (“Aufklärung”) raken tijdens de 18de eeuw democratische opvattingen verspreid. De burgers willen meer betrokken worden bij het bestuur van het land. Dit kan enkel in een taal die de mensen probleemloos verstaan.

Lees verder

Geef ons maar “Antwaarpe”…

… ook al is het naar de sjokkedeizen!

In de Frut vraagt men zich af:

Waarom kent de trotse Antwerpenaar zijn officiële volkslied niet?

Nu Antwerpen met ‘Antwaarpe’ van De Strangers er een officieus volkslied bij heeft, komt ook de ‘officiële’ hymne van stad en provincie weer in de kijker: De Schelde van de Brugse componist Karel Mestdagh. Maar geen Antwerpenaar die het kent…

Volgens onze mening is dit lied veel te theatraal, te weinig toegankelijk, te weinig volks. De Strangers daarentegen beroerden met hun “Antwaarpe” een gevoelige snaar, het chauvinisme, de fierheid, de verbondenheid, de onuitgesproken liefde voor ‘t Stad én de melancholie van verloren tijden.

Tekst onder de video

Los van het bovenstaande, smaken verschillen, wat op het eerste zicht een Antwerps-Vlaams muzikale gewetenskwestie is, legt echter de pijnpunten bloot. Hoeveel échte Antwerpenaren wonen nog in de Koekenstad? Welke “hymnes” kennen, zingen, vereren de neo-Antwerpenaren? Zingen zij überhaupt? Mogen zij wel zingen? Voer voor een volgende uitzending “Wakker op zondag”… Dries Van Langenhove wordt voor zijn conclusie nog maar eens verketterd.

En we grijpen terug naar een tumultueuze debatavond met één van de cantoren der neo-Antwerpenaren, die geen codex als gezangboek heeft, maar wel “het boek van Allah”. Wijken we nu te veel af van het thema, het zgz. Antwerpse volkslied? Ja, als de vraag retorisch is. Neen, als we de vinger op de wonde leggen, want ook het geliefde “Antwaarpe” van de Strangers is ten dode opgeschreven, zoals het Antwerpen, dat wij ons herinneren, (ben in de Pieter Van Hobokenstraat geboren, talrijke zon- en vakantiedagen gaan zwemmen in ‘t Noordkasteel, grootgebracht op ‘t Eilandje, schor-gezongen avonden doorgebracht in de Piet Pot…) nooit meer zal zijn wat het was. En dàt nemen we tot het einde onzer dagen de politici kwalijk: zij hebben Antwerpen laten bezetten, willoos overgegeven en de witte vlag gestreken. Wellicht is de dodenmars toepasselijker…

Malawi dankt de Vlaamse belastingbetaler (4)

Goegezegd quote Zot zijn doet geen zeer

Wat hebben wij toch een groot hart, een dikke portemonnee, een wereldvisie…!!!

Naar aanleiding van een heropvoedingscursus voor mannen, besliste de Vlaamse regering in al haar wijsheid, de vrouwen in Malawi een steuntje in de rug te geven. Een serieuze steun van 500.000 euro. En om geen taalmisverstanden te creëren werd dit – obviously – in het Engels geuit en overgemaakt als “‘Promoting Inclusive and Progressive Land Governance for Sustainable Livelihoods’. Ook als u de taal van Shakespeare niet machtig bent, dan moeten u onmiddellijk – instantly – de woorden ‘inclusive, progressive en sustainable’ opvallen. Kortom: “onze” Vlaamse regering wil het “we-laten-niemand-achter, vooruitgangsaanmoedigend grondbeheer voor duurzame kostwinning” aanmoedigen opdat de Malawezen zich bewust zouden worden van de kadastrale verworvenheden zowel voor mannen als vrouwen. Van het derde geslacht is voorlopig geen sprake; daarvoor moeten we eerst nog cursussen organiseren.

En neen, de Malawese boerinnenbond is niet de ontvanger van een half miljoen Vlaamse belastinggelden. Het is nl. de CEPA (niet verwarren met de CEPA van de dokwerkers) een poco centrum voor milieu- en aanverwante problemen.

Er moet nog e.e.a. recht gezet worden. Alle vermoedens, beschuldigingen van corruptie in het Prachtland Malawi zijn volledig uit de lucht gegrepen. Dat de hoeveelheid toegekende maïs per inwoner gerantsoeneerd werd is niets minder dan een maatregel van het min. van gezondheid die bekommerd is om de zwaarlijvigheid en bijhorende fysische problemen.

Centre for Environmental Policy and Advocacy (CEPA): subsidie project ‘Promoting Inclusive and Progressive Land Governance for Sustainable Livelihoods’ Op voorstel van minister-president Jan Jambon
De Vlaamse Regering kent een subsidie toe van 500.000 euro aan het Centre for Environmental Policy and Advocacy (CEPA), voor het project ‘Promoting Inclusive and Progressive Land Governance for Sustainable Livelihoods’. Het project wil de bevolking in Malawi via bewustwordingscampagnes vertrouwd maken met de nieuwe landwetgeving, om zo de bevolking te informeren over haar landrechten en het cultureel aanvaardbaar te maken dat vrouwen ook land kunnen bezitten. De subsidie kadert in de uitvoering van de landenstrategienota ontwikkelingssamenwerking 2019-2023, afgesloten tussen Vlaanderen en Malawi.

http://www.vlaanderen.be/nl/vlaamse-regering/beslissingenvlaamseregering

Wij volgen de Vlaamse inzet in de wereld op de voet. Google “Golfbrekers, …. dankt de Vlaamse belastingbetaler” en u verneemt waar u in de toekomst met open armen zal ontvangen worden omwille van uw genereuze bijdragen.

Van Boerentoren naar Hutstoren

Op zoek naar een nieuwe vestigingsplaats diende de Algemeene Bankvereeniging zich in 1928 als bouwheer aan. De verkoop van 2124,85 m² van de stadsgronden aan deze bank op 7 augustus 1928, met de verplichting een torengebouw op te richten, werd op 28 augustus door de Antwerpse gemeenteraad goedgekeurd.

De Algemeene Bankvereeniging werd op 7 mei 1921 in Antwerpen opgericht op initiatief van de Volksbank van Leuven, met kapitaalsinbreng van de Bank voor Handel en Nijverheid uit Kortrijk, de katholieke politici Gustaaf Sap en Frans Van Cauwelaert, burgemeester van Antwerpen van 1921 tot 1933, en Vlaamsgezinde industriëlen als Lieven Gevaert en de reder Henri Martin Gylsen.

De Boerentoren heeft de status van bouwkundig erfgoed én beschermd monument. Lees meer…

Met oude beelden:

En dan stelt zich de vraag: wie waren de oprichters van de “Boerenbank”?

Gustaaf Sap, schoonvader van André Vlerick, Jan Piers en Albert De Smaele: een citaat uit zijn persoonsbeschrijving bij NEVB

“… Tijdens de oorlog verbleef hij in Frankrijk en van maart 1915 tot november 1918 was hij privé-secretaris van Joris Helleputte, minister van landbouw en openbare werken in Le Havre. Overtuigd flamingant werd hij tegelijkertijd vertrouwensman van de Frontbeweging. Hij kocht in Frankrijk het papier waarop de manifesten en Open Brieven van de Frontbeweging gedrukt werden en bracht het drukwerk in de ministeriële auto naar het front. Hij was in voortdurend contact zowel met Alfons van de Perre en Frans van Cauwelaert als met Hendrik Borginon en Adiel Debeuckelaere. Onder de schuilnaam van Jean de Louvain was hij correspondent van L’Echo de Paris; wegens zijn Vlaamsgezinde standpunten kwam Charles de Broqueville bij het blad tussenbeide om de medewerking van Sap te doen ophouden…

Onmiddellijk na de oorlog weifelde Sap tussen Het Vlaamsche Front en de katholieke partij, maar koos uiteindelijk voor de laatste. Hij steunde Van Cauwelaert in zijn ondernemingen, werd beheerder van de naamloze vennootschap van de krant De Standaard (1919), bestuurslid van de Katholieke Vlaamsche Landsbond (1919) en kreeg in het arrondissement Roeselare-Tielt de vierde plaats op de katholieke lijst. Hij werd gekozen en bleef Kamerlid tot aan zijn dood in 1940. Tussen 1921 en 1932 was hij kandidaat van de landbouwers. Hij bleef evenwel steeds goede contacten met de frontpartij onderhouden en zou zich op het einde van de jaren 1920 opwerpen als leider der teleurgestelde katholieke flaminganten die meenden dat van het minimumprogramma van 1919 bitter weinig terecht was gekomen en die de compromissenpolitiek van Van Cauwelaert hekelden….”

Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG) · Spotprent over de val van de  Middenkredietkas
Kortemark: minister Sap overlijdt te Brussel -

Frans Van Cauwelaert, vriend én grote politieke ontgoocheling van Ernest Claes, een citaat uit Ons Erfdeel:

Van Cauwelaert, Frans (1880-1961) | UGentMemorie

“… Als flamingant in de laatste vooroorlogse jaren verbond Van Cauwelaert zich met de socialist Camille Huysmans en de liberaal Louis Franck in de ‘Drie Kraaiende Hanen’-campagne voor vernederlandsing van de Gentse rijksuniversiteit. Binnen het parlement leidde deze Vlaamse solidariteit – zij werd door Van Cauwelaert steeds bepleit als noodzakelijk voor de met uitsluitend wettelijke middelen te bewerken oplossing van het taalvraagstuk – tot de indiening in maart 1911 en nogmaals in november 1912 van een wetsvoorstel voor de trapsgewijze maar integrale vernederlandsing van de Gentse universiteit, waarvan Van Cauwelaert katholiek medeondertekenaar was…”

Lieven Gevaert, een citaat uit zijn persoonsbeschrijving bij NEVB:

Met dank aan Hendrik Deelstra.
Lieven Gevaertmonument in Mortsel

“… Tijdens zijn jongelingsjaren was Gevaert actief lid van de Nederduitsche Bond en De Vlaamsche Wacht, twee organisaties die boven de partijpolitiek stonden en ijverden voor de verdediging van de Vlaamse eisen onder meer met betrekking tot de Gelijkheidswet (1898). Hij leerde er de daensistische voormannen kennen naast Frans van Cauwelaert, Alfons van de Perre en de tenoren van de Meetingpartij. Inspiratiebronnen bij zijn streven waren de encycliek Rerum Novarum (1891) en het gedachtegoed van Lodewijk de Raet.

Gevaert werd erevoorzitter en geldschieter van de Vlaamsche Kring die te Mortsel in 1909 door twee van zijn medewerkers werd opgericht. De kring deed aan socio-cultureel ontwikkelingswerk en stond principieel boven alle partijpolitiek, wat levenslang de grote bekommernis van Gevaert zou blijven. De kring bood hem een forum om in het openbaar voor de Vlaamse rechten op te komen: de vernederlandsing van de Gentse universiteit, de splitsing van het leger in Vlaamse en Waalse regimenten, de vernederlandsing van het openbaar leven, het uitbouwen op alle niveaus van een degelijk Nederlandstalig onderwijs…”

Henri Martin Gylsen, Deens staatsburger, met een hoog ondernemersgehalte zonder Vlaamse reflexen, echter vader van Antoinette Gylsen, die met Gustaaf Sap in het huwelijksbootje stapte. Geen foto gevonden op het internet.

Afsluitend en terugkerend naar het begin van dit relaas, een lied ter ere van de Boerentoren: “Het zal altijd den Boerentoren zijn”

Nieuws uit de onovertroffen stad der dwaasheden

Gratis gepofte kastanjes voor deelnemers Lof Der Zotheid Optocht

Nog eentje dat we van facebook plukten. De titel is misleidend: u dacht waarschijnlijk aan de EUropese hoofdstad, waarvoor we binnenkort aan de poorten dienen tol te betalen. Niet toch. We hebben het over de voormalige Fiere Stede, Gent. Voormalig… inderdaad… lees dit facebook bericht over de aanwervingspolitiek, geschreven door Karim Van Overmeire. Neem gerust eerst een cognacske.

In de aanloop naar de verkiezingen van 2018 omschreef ik Groen een extremistische partij. De vele voorbeelden die deze stelling onderbouwen, zijn nu ook aangevuld met het meerjarenplan van de Gentse schepen van personeel. In Gent zullen sollicitanten niet langer alleen op hun CV of op de resultaten van hun proeven beoordeeld worden, maar ook op hun afkomst of geaardheid.

In de campagne wordt onderstreept dat er ‘alleen bij gelijk resultaat voorrang wordt gegeven aan…’

Dat is hypocriet, zeker als men tegelijk stelt dat men ernaar streeft dat 30% van de aanwervingen buitenlandse roots moeten hebben. De twee doelstellingen zijn immers niet tegelijk te realiseren: ofwel geef je voorrang aan een gelijke behandeling van alle sollicitanten, ofwel geef je voorrang aan het behalen van het vooropgestelde quorum. Het valt dus te vrezen dat heel wat sollicitatieproeven zullen leiden tot ‘gelijke resultaten’ zodat het voorrangsbeleid in werking kan treden.

Even hypocriet is de verpakking in leuke termen als ‘samen’, ‘openheid’ en ‘diversiteit’. Het gaat niet om ‘alle’ Gentenaars. De categorieën voor wie er een bijzondere inspanning geleverd wordt, zijn immers netjes afgelijnd. Lelijke mensen maken nochtans ook minder kans bij een sollicitatie, net als mensen met een hoog BMI. Zouden ze er in Gent actief naar streven om evenveel N-VA-ers in hun personeelsbestand op te nemen als de gemeenteraads-verkiezingen aangaven?

Meer nog: zal de Groene schepen er actief voor zorgen dat er genoeg Vlaams Belang-kiezers voor de stadsdiensten werken?

Of stoppen de riedeltjes van ‘diversiteit’ en ‘samen’ dan plots?

Het idee dat het stadspersoneel een afspiegeling moet zijn van de bevolking, is natuurlijk een regelrechte zottigheid. Niemand heeft ‘recht’ op tewerkstelling bij de overheid, en groepen hebben al zeker geen recht op een ‘evenredige vertegenwoordiging’. De selectieprocedures mogen enkel tot doel hebben om de beste kandidaat te selecteren, en dit na een procedure waarbij elke sollicitant dezelfde kansen krijgt.

Werken in overheidsdienst heeft trouwens een aantal consequenties. Wie onvoldoende Nederlands kent om zich op een vlotte en correcte manier uit te drukken, heeft geen plaats in een overheidsdienst in Vlaanderen. Dat geldt ook voor wie het dragen van zichtbare religieuze symbolen belangrijker vindt dan het uitstralen van neutraliteit.

Ik nodig kandidaten die in Gent geen eerlijke kans krijgen uit om de vacatures in Aalst in de gaten te houden. Wij selecteren op basis van bekwaamheid, niet op basis van je stamboom of van je voorkeuren in de slaapkamer. Enthousiaste en bekwame medewerkers zijn van harte welkom.

De onderstaande affiche hebben we geplukt van de Groen-webstek. Daar vernemen we o.a.:

“Tegen 2025 willen we dat 30% van de nieuwe collega’s een buitenlandse herkomst heeft, met expliciete aandacht voor functies op A- en B-niveau. Ten tweede streven we naar in totaal 2% collega’s met een arbeidsbeperking. Ook personen die behoren tot de LGBTQIA+-gemeenschap zijn een doelgroep. De Stad wil af van het binaire man-vrouwdenken en wil het hele spectrum aan genderexpressies een plek geven op de werkvloer. Tot slot komen er acties gericht naar alle huidige medewerkers, om samen aan de slag te gaan met diversiteit binnen de teams. Stad Gent richt zich op al die doelgroepen, maar erkent tegelijk het principe van intersectionaliteit: veel mensen behoren tot verschillende doelgroepen.”

Bent u nieuwsgierig naar zoveel “Fier”heid over de “inclusie” van het “hele spectrum aan genderexpressies” en andere lichaamsverrijkingen waarvan onze redactie zelfs het bestaan niet kan vermoeden? Lees dan “het strategisch kader” van 52 bladzijden, een leidraad hoe discriminatie te bestrijden door te discrimineren.

Een tweede cognacske is toegestaan.

Stad Gent gaat voor meer diversiteit en inclusie in eigen rangen - Gent

Gedachten in gedichten

TOUR DE FRANS: Louis Verbeeckroute

Dankzij Herman Vanrompuy is de haiku weer in geworden.
In mijn goede oude tijd was dat de limerick.
Een vijfregelig vers: twee lange, twee korte, en dan nog een lange regel: de pointe.
Deze dateert nog van vóór de Perestrojka en de Glasnost, de tijd van de koude oorlog, de tijd dat we nog schrik hadden van de Russen, want dat waren allemaal Bolsjevisten en ongelovigen.
Niet iedereen dacht er zo over, want:

“Er was eens een dame in Rome,
die kocht zeven kilo condomen.
Toen sprong ze koket
op de rand van haar bed,
en zei: “laat de Russen maar komen!“

Louis Verbeeck in Dagboek 2, 14 mei 2011

Toen humor op de nullenzender nog zonder Amerikaanse schutwoorden bestond:

https://youtu.be/ABTNhvLJKhs