Deze aankondiging blijft bovenaan staan om zoveel mogelijk mensen te informeren over de nieuwe locatie. Nieuwe berichten worden hieronder bijgevoegd.
Klik voor vergroting
Totaal onverwacht en onaangekondigd, ondanks de schriftelijke toestemming van het stadsbestuur, bleek dat het 11 julicomité, de Gulden Sinjoren, geen gebruik konden maken van het H. Conscienceplein, waar ze sinds jaar en dag op 11 juli een traditionele 11-juliviering organiseren.
Niettemin zijn ze erin geslaagd op korte termijn een andere locatie te vinden, nl. op het Eilandje, in het Felix Pakhuis, ingang Oude Leeuwenrui 29, Antwerpen. Iedereen welkom. Daar zij onmogelijk alle jaarlijkse bezoekers kunnen contacteren, verzoeken zij hun nieuwe affiche verder te verspreiden. Waarvoor dank.
2 fietsenstallingen: aan de hoofdingang Oude Leeuwenrui en aan de achterkant, Godefriduskaai.
Openbaar vervoer: bus 17 UZA – Centr. Station – Rijnkaai (stopt voor de deur), bus 30 Zuid ‑ Borgerhout ‑ Berchem ‑ Zuid, bus 34 omgekeerde richting Zuid – Berchem – Borgerhout – Zuid, tram 7 Mortsel – St. Pietersvliet
Uit vervlogen tijden: Jan Jambon in 2001 tijdens toespraak voor het St. Maartensfonds
Als de brave VVB een voormalig leider een vermaning geeft, dan maakt deze laatste het echt wel te gortig.
De Vlaamse Volksbeweging keurt de braafheid van Binnenlandminister Jambon m.b.t. de Brusselse politiezones af. De VVB roept de N-VA en de hele regering op om verantwoordelijkheid te nemen en buiten de lijntjes van het regeerakkoord te durven kleuren wanneer dringende omstandigheden dat vergen.
Vlaamse Volksbeweging keurt uitspraken Jan Jambon af
In een gesprek met het blad De Zondag zei Binnenlandminister Jan Jambon afgelopen weekeinde dat de eenmaking van de Brusselse politiezones geen regeringszaak is en ook niet zal worden. Fusies vallen wel “aan te moedigen”. Elders in het vraaggesprek verkondigde de minister dat hij het regeerakkoord strikt wil volgen en communautaire dossiers ongeopend moeten blijven. Het begrotingsevenwicht in 2018 blijft het primaire doel van deze regering.
De Vlaamse Volksbeweging is resoluut gekant tegen dit conformisme, omdat:
slechts een eengemaakte politiezone voor een duidelijke bevelstructuur kan zorgen, zonder verwarring van en door parallelle diensten;
een eenmaking van de zones voor schaalvoordelen zal zorgen, die kunnen zorgen voor meer nabijheidspolitiewerk;
een fusie van politiezones zal zorgen voor informatievoordelen, wat ertoe zal leiden dat de Brusselse politie sneller en gerichter op de bal zal kunnen spelen door het beter delen van inlichtingen;
Jambons besluiteloosheid deels is ingegeven door het valse Franstalige argument dat Brussel ‘te divers’ is voor één politiezone (Brussel, dat heel wat Vlaamse dotaties ontvangt, is blijkbaar heel verscheiden, maar toch één en ondeelbaar genoeg om een rist Vlaams-Brabantse gemeenten graag in te lijven). Internationale experts raden eenmaking ten sterkste aan.
De Vlaamse Volksbeweging vraagt gezond (crisis)verstand. Gehoorzaamheid aan het regeerakkoord mag niet betekenen dat dringende noden en behoeften – de veiligheid van alle burgers van dit land – geen gehoor vinden. Enkele maanden geleden introduceerde het kernkabinet wegens de uitzonderlijke omstandigheden extra terreurmaatregelen, ook buiten het regeerakkoord. Ook in het Brusselse politiezonedossier moet de N-VA en bij uitbreiding de hele regering verantwoordelijkheid opnemen. Dat kan betekenen dat een addendum over een Brusselse politiefusie komt bij de regeringsafspraken-in-uitvoering.
Eigenlijk waren er na 1945 twee katholieke universiteiten in Leuven, een Nederlandstalige en een Franstalige, die wel onder dezelfde unitaire leiding stonden. Toen de taalgrens in 1962 was vastgelegd, overigens zeer erg in het nadeel van de Vlamingen, werd Leuven bij het Nederlandse taalgebied ingedeeld, maar de universiteit mocht tweetalig blijven en ze werd een centrum van verfransing.
In het universitair ziekenhuis waren voortdurend conflicten tussen Vlaamse patiënten en artsen die het vertikten Nederlands te leren, net zoals nu in Brussel. In 1965 gooide professor Michel Woitrin nog olie op het vuur door te verklaren dat de driehoek Leuven, Waver-Woluwe, de drie plaatsen waar de universiteit faculteiten had opgericht, binnen twintig jaar toch tot “le Grand-Bruxelles” zouden behoren.
In mei 1966 verwierpen de Belgische bisschoppen in hun zogenaamde “Mandement” alle Vlaamse eisen inzake de overheveling van de Franstalige afdeling van universiteit. Niet alleen in inhoud van dat Mandement, ook de autoritaire en neerbuigende toon ervan zetten veel kwaad bloed. Zelfs de braafste Vlaamse katholieken voelden aan dat de bisschoppen hier niet het christendom verdedigden, maar het belgicisme. Dat was het begin van grootscheepse acties en protesten. Het vuur werd anderhalf jaar lang brandend gehouden. Toen begonnen studenten, niet alleen in Leuven maar ook elders, de slogans “Leuven Vlaams!” en “Walen buiten!” te scanderen. Daaraan ziet men hoe groot de vrijheid van meningsuiting toen nog was. Nu zouden zo’n leuzen bestraft worden als racistisch en xenfoob, en misschien zelfs als het aanzetten tot haat. Maar toen kon iedereen nog openlijk zeggen waar het op stond.
Met de kortzichtigheid die kenmerkend is voor arrogante en wereldvreemde leiders, publiceerde de Franstalige Academische Raad op 14 januari 1968 een pretentieus expansieplan waarin niet alleen het behoud van de volledige universiteit in Leuven werd geëist – inclusief de Franstalige afdeling dus – maar ook het behoud van de universitaire buitenposten in Sint-Lambrechts-Woluwe en Waver. Toen barstte de bom pas echt, niet alleen in Leuven, maar in heel Vlaanderen. Ik herinner mij nog mijn verbazing toen ik in Antwerpen meisjes van een bekende nonnenschool arm in arm over straat zag lopen, keurig in uniform, maar wel luidkeels zingend op de melodie van het kinderlied “Broeder Jacob”. Het duurde even voor ik de woorden begreep: “Broeder Suenens, Broeder Suenens, slaapt gij nog? Gooi de Walen buiten…” (toenmalige belgische kardinaal)
Revolte
Het ging er niet overal even ludiek aan toe. Het protest nam vele vormen aan: er werd massaal betoogd, aan professoren werd gevraagd solidariteitsstakingen te houden, de universiteitsgebouwen werden bestormd en Franstalige lessen werden verstoord. Bij één van de laatste betogingen werden protesterende studenten op het Fochplein omsingeld door gendarmes. Ze werden met waterkanonnen bestookt en afgerost met matrakken. Vele betogers hielden er gebroken armen aan over. Omdat de rijkswacht niet genoeg voertuigen had om alle arrestanten weg te brengen, werden daarvoor de vrachtwagens van een veehandelaar uit Lubbeek gebruikt. Enige honderden studenten werden tot de volgende dag vastgehouden op het binnenplein van een rijkswachtkazerne, zonder eten, drinken of medische zorgen.
Tja, als zoiets nu met Marokkanen, IS-aanhangers of zwarte studenten in de VS gebeurde, zou er een groot schandaal van gemaakt worden. Maar toen vond iedereen dat vanzelfsprekend. Het waren ruigere tijden, en het waren toch maar Vlamingen…
De rellen waren zo heftig en langdurig, dat de examens opgeschort moesten worden. Ook in het parlement ging het voor één keer hard tegen hard. De christendemocraten waren toen nog de grootste partij, unitair maar met een Franstalige en een Vlaamse vleugel, maar zij waren verlamd door communautaire tegenstellingen.
Eén CVP-er doorbrak de impasse. Dat was Jan Verroken*, de toenmalige fractieleider. Hij eist dat de regering Vanden Boeynants I, met christendemocraten en liberalen, een bindende verklaring zou afleggen over de splitsing van de universiteit. De regering raakte er niet uit en kwam ten val. De CVP was zo bang voor de groeiende volkswoede, dat zij niet durfde toegeven. Deze ene keer niet…
Ook de bisschoppen krabbelden geschrokken terug. Zij gaven toe dat het Mandement een vergissing was, en de splitsing van de universiteit vonden ze plots niet meer zo onoverkomelijk. Maar die haastige ommekeer kon hun geloofwaardigheid niet meer redden.
Nasleep
“Leuven Vlaams” gaf ook de aanzet tot het uiteenvallen van de drie unitaire partijen in Vlaamse en Franstalige zusterpartijen. “Leuven” was daarbij niet de enige factor, maar het was wel de druppel die de unitaire emmer deed overlopen. Het werd een onherstelbare barst in de Belgische politieke constructie. Op het eerste gezicht bleef alles met die zusterpartijen min of meer bij het oude, maar de communautaire kloof werd er langzaam maar zeker door verbreed, al zou nog tot 2014 (!) duren voor een Vlaamse partij in een federale regering durfde stappen zonder haar Franstalige zusterpartij, of omgekeerd.
“Leuven Vlaams” was een duidelijke overwinning. Anders dan bij de andere politieke compromissen die men als overwinningen probeert voor te stellen, moest er niet worden betaald met onaanvaardbare Vlaamse toegevingen inzake financiering, grondgebied of bevoegdheden. In die zin was het zelfs onze enige echte overwinning.
Maar in zekere zin was het wel onze laatste overwinning. Het was de laatste keer dat Vlaanderen massaal en eensgezind op straat kwam rond een communautair thema. Het was ook de laatste overwinning van de generatie flaminganten die nog waren opgevoed door Vlaamsgezinde schoolmeesters, leraars, jeugdbewegingen, jezuïeten en onderpastoors, de “petits vicaires” zoals de belgicisten hen smalend noemden.
Slechts enkele maanden later verloren die mensen grotendeels hun invloed aan de salonrevolutionairen van mei ‘68, die toen de dominante stroming werden en hele mestladingen onverteerde marxistische waanideeën, internationalisme, hedonisme en decadentie over Europa uitstortten.
Ook de Vlaamse Beweging werd daarin meegesleept.
De Volksunie viel erdoor uit elkaar. De cultuurfondsen, die zo’n belangrijke rol hadden gespeeld in de Vlaams strijd, werden geleidelijk “ontvlaamst”. Duizenden scholieren en studenten, waarvan men tijdens “Leuvens Vlaams” had gedacht dat zij tot de Vlaams-nationale achterban behoorden, liepen over naar de linkse vijand. Paul Goossens, die als studentenleider zo’n grote rol had gespeeld in de tijd van “Walen Buiten!”, bleek al snel een linkse agitator te zijn, die de Vlaamsgezinde studenten alleen maar voor zijn marxistische karretje had gespannen.
De Leuvense universiteit, nog maar juist Vlaams geworden, werd een broeinest van linkse agitatie. En nu, nog geen vijftig jaar later, is diezelfde universiteit, in een ijltempo aan het internationaliseren en verengelsen. De vruchten van die overwinning van 1968 worden nu achteloos overboord gegooid, met enthousiaste medewerking van de academische overheid en zelfs de Vlaamse Regering. Als wij dat noodlottige tij niet kunnen keren, zal alles voor niets zijn geweest. Niet alleen Leuven Vlaams, maar heel de taalstrijd, heel de Vlaamse ontvoogdingsstrijd.
Wij hebben meermaals over het werk van pater-norbertijn Daniël Maes in Syrië bericht. Zaterdag heeft u opnieuw de kans hem te leren kennen en aan het woord te horen.
Een Vlaams priester in de Syrische oorlog: lezing Daniël Maes.
23 april, 20.00 uur, Hemelstraat 21, Antwerpen (klooster)
“Tienduizenden doden, een verwoest land (…), een goudmijn voor de wapenindustrie. Dat België daar heeft aan meegewerkt, vind ik nog altijd beschamend.”
De Vlaamse Volksbeweging Antwerpen nodigt u uit voor een interessante lezing over de oorlog in Syrië. Al te vaak moeten wij onze informatie over dit conflict halen uit de pers. Helaas moeten wij al enkele jaren vaststellen dat deze berichtgeving allesbehalve neutraal en/of volledig is. Met deze lezing laten wij mensen aan het woord die de situatie op de grond reeds jaren zien evolueren en niet zelden middenin de gebeurtenissen stonden. Deze lezing zal gegeven worden door Daniël Maes en ingeleid door Rima Darious. Meer info…
Reeds velen, Borms, die u destijds aanbaden, Aanbaden om uw trouw en uw standvastigheid, Reeds velen, die met geestdrift in uw voetspoor traden, Zijn lang en hopeloos het noorden kwijt.
Vergeten zijn de dure eden ooit gezworen. Vergeten de beloften ooit gedaan. De eis om zelfbestuur werd schaamteloos bevroren. Transfers, als milde giften, toegestaan.
Nu tellen enkel nog de macht en de mandaten En waardeloos werd met de tijd ‘t gegeven woord. Het lijdzaam volk staat, zoals Elsschot zei, verlaten Te stamelen en te bedelen bij de poort.
31 januari 1966 is een datum die in Limburg en in heel Vlaanderen niet zo licht zal vergeten worden.
Op die dag immers, een zondag, werd in onze Limburgse mijnstreek met scherp geschoten. De balans was tragisch: ettelijke zwaargewonden en twee doden, Jan Latos en Valeer Sclep.
Hoe was het zo ver gekomen? Waarom moesten twee jonge mensen sterven eer de regering zich – veel te laat – zou gaan bezinnen over het lot van de Limburgse mijnwerkers?
In 1966 was Limburg nog steeds “de provincie van de toekomst”. De enorme hoeveelheid steenkolen on onze ondergrond zouden een grootse periode van welvaart inluiden. De Vlaamse Beweging, waarvan ten onrechte beweerd wordt dat zij slechts oog had voor taalproblemen, heeft praktisch onmiddellijk na de geslaagde boring van André Dumont te As op 1 augustus 1901 begrepen welk reusachtig belang de Limburgse kolenrijkdom voor gans Vlaanderen zou kunnen worden. Lodewijk de Raet voorspelde Limburg een schitterende toekomst en, maar vroeg zich toch reeds af of de Vlamingen wel in staat zouden zijn zelf hun erfgoed te beheren
Dat is duidelijk niet gebeurd. Nog in 1939 gaf priester dr. Karel Pinxten een brochure uit, getiteld: “Limburg, een kolonisatiegebied”. De mijn Zwartberg was destijds eigendom van het Waalse Cockerill-Ougrée. Steeds werden de winsten van Zwartberg gebruikt om de verliezen van de Cockerill-mijn van Seraing te compenseren. Na de tweede wereldoorlog werd deze compensatie officieel geregeld via het zogenaamde Solidariteitsfonds, dat toegepast werd op al onze Limburgse mijnen. Zodanig dat de Limburgse economist dr. Jozef Moons in 1957 ion ene studie van de Limburgse Economische Raad zou schrijven: ”Het grootste nadeel van de onderlinge compensatie ligt ongetwijfeld hierin dat het de winstgevende mijnen verhindert de nodige investeringen door te voeren, om hun productie en productiviteit op te voeren. De auto-financiering van de Kempische mijnen werd geruime tijd door de winstafnemingen getremd”.
En in 1964 kon men lezen in een studie van de Economische Raad voor Vlaanderen, voorgezeten door de West-Vlaamse gouverneur ridder van Outryve d’Ydewalle: “De achteruitgang van de steenkolennijverheid in Wallonië werd voorlopig tegengehouden door een nationaal beleid, dat hierdoor de normale expansie van het Kempens Bekken, vooral langs de oprichting van nevenbedrijven, in de weg zat”. Als gevolg hiervan werd nauwelijks 2 % van de Kempische steenkolen in Limburg zelf verwerkt.
In werkelijkheid was onze achteruitstelling nog veel erger en hatelijker. Ondanks de miljardensubsidies bleek het niet langer mogelijk de verlieslatende Waalse mijnen in bedrijf te houden. Mijnsluitingen werden er onvermijdelijk. Sindsdien werden door de opeenvolgende regeringen de Waalse reconversiegebieden op een ongelooflijke wijze bevoordeeld. En Limburg werd door deze politiek beroofd van heel wat industriële vestigingen.
Reeds in het Harmel-report van 1950 kon men lezen: “Wij willen nog een voorbeeld aanstippen van het negatief optreden van de financiële trusts en van de staatsoverheid: de cementfabrieken van het kinderrijke gewest Turnhout worden overgeheveld naar het demografisch verschrompeld gebied van Visé, waar men dan nota bene rekent op Limburgse arbeiders”.
Dat was nog maar een begin. Toen de overheid eens begonnen was de reconversie van de Waalse bekkens te bevorderen, werd de verhuis van Vlaamse bedrijven naar Wallonië bijna dagelijkse kost.