Joost Ballegeer schreef:

De Vlamingen, een volk zonder bovenlaag“… en of hij gelijk had…

Een voorbeeld los van de politieke achtergrondmachinaties: Wat intussen een bovenlaag zou moeten zijn – aan studiekansen geen tekort – is onze taal aan het begraven in een Amerikaanse kist met een IT-koeterwaalse zerk er bovenop. Hoort men nog een zin zonder dat er een Amerikaans stopwoord in voortkomt? Leest men nog één alinea zonder dat deze gespekt wordt met Amerikaanse straatuitdrukkingen? Kan een leerling die zijn middelbaar onderwijs bijna afsluit om volgend jaar naar een hoger onderwijsinstelling over te schakelen nog één bladzijde schrijven zonder taalfouten? En dat is dan slechts één voorbeeld: onze taal, hét paradepaardje van Vlaamse verworvenheden van onze voorouders, lost zich stilaan op in de mist van de zgz. technologische vooruitgang en de progressieve mondialiserende voorwaartsdrang van de huidige werkende en studerende generaties. En in Nederland, een Nederlands-ééntalig land, is het niet veel of helemaal niet beter. Om moedeloos bij te worden. Hoe meer mondialisering, hoe minder nationalisme… De N-VA meende “het probleem België” te doen oplossen door méér EU… waarna “het Europa der volkeren” zou ontstaan… ach… Ten dele is deze verwachting juist. Het land b zal zoals alle EU lidstaten vermorzeld worden tussen de maaltanden van de EU-moloch. En Vlaanderen dan??? We hebben de erfgoedbibliotheken, nietwaar?

Keren we terug naar Ballegeers boek – u vindt het intussen bij tweedehandswinkels of antiquariaten:

Op de achterflap van Ballegeers boek leest u onderstaande tekst:

"Vlaanderen wordt eeuwenlang gedomineerd door vreemde heersers. Zelfs na 1830 is het een Franstalige elite die haar stempel drukt op al wat in Vlaanderen gebeurt. Pas rond 1900 komt daar enige verandering in.
Vooraanstaande burgers geven hoe langer hoe meer hun voornemen te kennen, privé en ook daarbuiten, om in de eigen taal te functioneren, waardoor een uitzicht ontstaat op een Vlaamse bovenlaag en, op termijn, op een eigen elite.
Waarom vond de te verwachten Vlaamse elitevorming finaal geen doorgang en welke factoren hebben deze ontwikkeling verhinderd en zelfs teruggedraaid? Wat is daarbij de invloed geweest van de oude Belgische elite? En wat de rol van het Hof en zijn entourage?
Waarom zijn Vlamingen minder bedreven in het verwerven van macht en het omgaan ermee? Welke elementen zijn verantwoordelijk voor het falen van hun leiders bij onderhandelingen met Franstaligen? Waar halen de Franstaligen hun superioriteit op gebied van beïnvloedingskracht? Vanuit hun psychologische ingesteldheid? Hun ervaring? Hun traditie? Of hun georganiseerd financieel vermogen? Of vanuit de vier niveaus tegelijk? Hoe slagen de Franstaligen erin om de Vlamingen – toch al veertig jaar economisch leidend in België - te blijven domineren?
En tenslotte, moeten de Vlamingen nog langer rekening houden met Waalse (economische) gevoeligheden, wanneer de Franstalige wereld geen rekening wenst te houden met Vlaamse gevoeligheden? Zoals de Vlaamse bezorgdheid omtrent de toekomst van de Vlaamse economie, waarvoor al jaren meer autonomie wordt gevraagd, en de ontsteltenis bij de verder oprukkende verfransing in Vlaams-Brabant...
Waarom blijven de Vlaamse politici zo bang om de Franstaligen hieromtrent de wacht aan te zeggen?
Jarenlang heeft de auteur antwoorden gezocht op deze vragen: door lectuur, onderzoek en gesprekken met een 150-tal personen uit de hogere kringen van het land. Het resultaat daarvan ligt nu voor: een onthullende en schokkende analyse van het Belgisch regime anno 2005.
Joost Ballegeer is ook de auteur van "Vlamingen in de Brusselse smeltkroes" (Uitgeverij Groeninghe, 2002)." (Zie bespreking in Kort Manifest nr. 131 van juni 2004)

Boycot

In ons politiek correcte landje zal men alles doen om afwijkende Vlaamsgezinde meningen onder de mat te vegen.
Zo mag het nieuwe boek "De Vlamingen: een volk zonder bovenlaag" van de auteur Joost Ballegeer ook genieten van een bijna totale persboycot.
Noch in de boekhandels, noch in de grote winkelketens is dit degelijke politiek niet-correcte boek te vinden.
Je kan het boek rechtstreeks bestellen bij de Uitgeverij Groeninghe, Belfasstraat 12 in 8500 Kortrijk, tel. 056 / 22.40.77.
Kostprijs: 22,00 Euro (verzendingskosten inbegrepen) te storten op reknr. 738-0125334-32 van uitgeverij Groeninghe, Kortrijk met vermelding "Boek Joost Ballegeer - geen bovenlaag".
Einde citaat achterflap.

Enkele citaten uit het boek.…..

… “De OCMW-voorzitter van Brussel-stad, Yvan Mayeur, werkt cursussen Nederlands voor zijn ziekenhuispersoneel tegen. Maar hij staat politiek sterk”

Alain Joris, leidend ambtenaar van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GCC), het toezichtsorgaan van de Brusselse bicommunautaire ziekenhuizen, werd ook gepolst. Op taalgebied is er al veel verbeterd, vindt hij. Toch geeft hij toe dat Yvan Mayeur elk streven naar tweetaligheid bij het personeel saboteert.

… De ‘kleine loge”

…. een groep van een vijftal personen behorende tot de adel en die we steeds weer met twee of met meer bezig zien in de voorspits van het Franstalige establishment. Allen zijn, hoewel in verschillende mate, bij het koningshuis betrokken, een milieu dat ze goed kennen en wel eens durven te gebruiken.

De vijf personages zijn Jacques van Ypersele de Strihou ( De “onderkoning” ), Etienne Davignon, Maurice Lippens, Daniel Janssen en Georges Jacobs.

Ze behoren al sinds hun jeugd tot de meer selecte kringen van het land, wat hen in staat stelde te genieten van een gesloten elitevorming, eigen aan hun milieu. Daardoor konden ze zich van jongs af aan de mentaliteit en de know-how van gevestigde kringen eigen maken.

… Etienne Davignon… De spil van de kleine loge.

Intellectueel zeer begaafd, is deze edelman al jaren zowat het brein van de Flamenpolitik van het Belgische establishment. Steeds wist hij zich in Vlaamse kringen aanvaardbaar te maken, hoe divers die soms ook waren. Zo werd hij, bijvoorbeeld bij handelsreizen met de prins, voortdurend gezien in Vlaams gezelschap. “Vanwege mijn tegendraads karakter”, vertelt hij. Maar ook wel om de hoogte te blijven van het Vlaamse denken en doen.

… Actuele informatie over Vlamingen

Twee Vlamingen zullen deze Franstalige kringen – die niet graag iets aan het toeval overlaten – met raad en daad bijstaan:

1. Jean-Pierre de Bandt van het advocatenkantoor ‘De Bandt, Van Hecke, Lagae’ … is een belangrijk informant van Jacques van Ypersele de Strihou …

2. Paul Buysse … voorzitter van de raad van bestuur van Bekaert (Zwevegem) en nog een aantal bedrijven en instellingen. Wat een belangrijke plaats gekregen heeft in zijn leven is de rol die hij speelt in de omgeving van het Hof …

… De KBS in de realiteit

Met het realiseren van de Koning Boudewijnstichting heeft de Franstalige elite nog meer bereikt. In het centrum van het land bevindt zich een soort Belgisch consortium waar alles wat macht is geconcentreerd zit. Door de verfransing van Brussel, het verschuiven van het economische zwaartepunt naar Vlaanderen en de regionalisering van het land werd er in Brusselse kringen en rond het hof gevreesd voor het ontstaan van een zelfstandige Vlaamse elite. Men bedacht de KBS.

… – Steunraden

In werkelijkheid dienen de Vlaamse steunraden om met opgehaalde Vlaamse gelden de Vlaamse bovenlaag nog grondiger aan de Franstalige elite in België dienstbaar te maken en te verhinderen dat het Vlaamse volk – zoals elk normaal volk in de wereld – een eigen elite zou ontwikkelen…

Lees i.d.v.: https://reactnieuws.net/2013/07/19/het-belgische-establishment-deel-1-wie-is-de-baas-in-belgie/

Tot slot enkele filmbeelden van en over de huidige bovenlaag. Het is om te huilen…

Zapfenstreich

Het woord hééft iets. Zeg nu zelf: het kaliber van “taptoe” is in vergelijking met de Duitse grote broer eerder ondermaats. Hoewel beide dezelfde betekenis hebben: tap: toe – Zapfen: Streich.

Gevormd uit → tap ‘afsluitpin, kraan van een vat’ en → toe ‘gesloten’, vergelijk ouder hier de tap van toehier ‘genoeg hiervan’ [1639; WNT]. ‘s Avonds werd op een bepaald uur door de militaire politie een rondgang langs de herbergen gemaakt om de vaten te laten sluiten: tap toe ofwel ‘basta, afgelopen’; hieruit ontstond vervolgens de benaming voor het avondsignaal voor militairen om zich naar hun kwartieren te begeven ging zo ook taptoe heten. Bij uitbreiding betekende het ook ‘militaire muziekuitvoering die na het avondsignaal werd gegeven’, en vervolgens in het algemeen ‘militaire muziekuitvoering’. https://www.etymologiebank.nl/trefwoord/taptoe

Ursprünglich kommt dieser Brauch, dass sich die Soldaten nicht mehr außerhalb ihrer Quartiere befinden dürfen, wenn der Zapfenstreich erklungen war, aus der frühen „Gastronomie“. So war es in den damaligen Kneipen so, dass der Wirt auf den Zapfen des Getränkefasses schlug, um damit den Gästen zu signalisieren, dass nun Schluss mit dem Ausschank ist. https://www.vereinsbedarf-deitert.de/magazin/was-ist-der-zapfenstreich/

Met onderstaand filmpje gaan we even terug in het Zapfenstreichverleden:

1 december

Vandaag is het de eerste dag van de maand december die in onze gewesten meestal de Winter-, Donker- of Sneeuwmaand werd genoemd.

De benaming December verwijst naar het Latijnse woord voor ‘tien’, decem. December was oorspronkelijk namelijk de tiende maand van het jaar, omdat tot 153 v. Chr. het Romeinse kalenderjaar op 1 maart begon. Een maand die in het teken van de winterwende – in gekerstende vorm Kerstmis en Oud & Nieuw – staat.

Al duizenden jaren wordt de winterwende in vele culturen op het noordelijk halfrond als feest gevierd, omdat dit solstitium het moment bepaalt waarop het licht na een periode van duisternis en verwijdering, als het ware rechtsomkeert maakt en de dagen weer gaandeweg beginnen te lengen. Daarom ging het feest rond de winterwende veelal gepaard met het maken van veel licht en vuur. Soms werd een brandend wiel of rad gebruikt, dat de zon symboliseerde.

Dit lichtfeest stond onder meer bekend als het joelfeest. De Joeltijd of de tijd van de twaalf gewijde maar donkere nachten, Nachten die langer zijn dan alle andere in het jaar. Dagen waarbij de zon met zichtbare moeite net boven de einder uit kruipt…. Niet voor niets worden de twaalf donkerste nachten de ruwe nachten genoemd. Want de chaos ligt in het duister op de loer. De zinnen worden begoocheld, tovenarij en spokerij hangen dreigend in de lucht.

Het zijn de nachten waarin de doden rondgaan, ‘De Wilde Jacht’ die resoluut aan de zijde van de levenden tegen de krachten van de chaos ten strijde trekt. De Goden, de voorouders en de levenden, de gehele gemeenschap dus, werken op dit scharniermoment van het jaar samen. Waar de rumoerige troep de aarde raakte werd de grond vruchtbaar en dat was goed voor de oogst van het nieuwe jaar.

Daarom werd het Joelfeest intens gevierd. Offer en feestmaal, schieten, hoornblazen, klokluiden, joelen, uitroken, fakkelen en branden van vuren. Alles moet op alles gezet worden, zodat de kruier het joelrad – de voorloper van de gekerstende adventkrans – weer in beweging zette en de zon zou herrijzen.. Of hoe uit het duister het leven opnieuw wordt geboren…

Zoals elke eerste dag van de maand breng ik een paar, van generatie op generatie overgeleverde weerspreuken, getuigen van oude wijsheden:

December zacht en dikwijls regen, geeft weinig hoop op rijke zegen.
December mist, goud in de kist.
Decemberwind uit het oost, brengt de zieken weinig troost.
Kerstmis donker, wordt de boer een jonker.
Als de zon met Kerstmis schijnt op de toren, dan is het vlas verloren.
Als met Kerstmis de muggen zwermen, moet ge met Pasen uw gat wermen.
December koud en wel besneeuwd, zo maakt maar grote schuren gereed.
Als Sinte Barbara wil, staat de vriezeman stil.
Donder in de decembermaand, belooft veel wind in ‘t jaar aanstaand.
December koel en nat, ledigt gans het korenvat.
Zoveel ijzelbochten in de winter, zoveel koren in de oogst.

Met dank geleend bij Jan Huijbrechts, die ons steeds blijft verbazen met zijn bodemloze inspiratie en wijze kennis.

Onze redactie koos er dit liedje bij:

De Heilige Tweevuldigheid van het Weten

Men denkt dat de eerste bibliotheken ongeveer vijfduizend jaar geleden zijn ontstaan in de buurt van het Tweestromenland. De regio die volgens veel cultuurhistorici ook de geboorteplaats van het schrift is. Opvallend is dat vrijwel tegelijk met de bibliotheken ook de eerste archieven werden geboren. De Heilige Tweevuldigheid van het Weten….

De eerste gedocumenteerde voorbeelden hiervan waren te situeren in tempelkamers in Soemer waar duizenden kleitabletten werden teruggevonden waarvan de vroegste dateerden uit 2600 voor onze jaartelling. Verschillende oude Egyptische tempelgeschriften op papyrus uit vrijwel dezelfde periode werden ook ontdekt, en bovendien zijn er tal van bewijzen van het bestaan van bibliotheken in de oude Soemerische stad Nippur die omstreeks 1900 voor onze jaartelling waren ontstaan.

De koninklijke Bibliotheek van Assurbanipal wordt wel eens omschreven als de ‘eerste bibliotheek’ ter wereld, of de ‘oudste nog bestaande koninklijke bibliotheek ter wereld’. De bibliotheek werd ontdekt door archeologen die aan het werk waren op de site van Nineveh, tegenwoordig bekend als Kuyunjik. Aangezien dit ooit de hoofdstad van het Neo-Assyrische rijk was tijdens het bewind van Assurbanipal, is de bibliotheek toegeschreven aan deze heerser.

https://youtu.be/wSO4jyLmHUw

De koninklijke Bibliotheek van Assurbanipal bevat meer dan 30.000 kleitabletten en fragmenten met teksten in het spijkerschrift. De onderwerpen van deze teksten variëren van overheidsarchieven tot literaire werken en technische instructies.

Assurbanipal wordt vaak beschouwd als de laatste grote heerser van het Neo-Assyrische rijk en regeerde van ongeveer 668 tot 627 voor onze jaartelling. Tijdens deze periode onderging het Neo-Assyrische rijk zijn grootste territoriale expansie, en de gebieden onder het bewind van Assurbanipal omvatten onder meer Babylon, Perzië, Syrië en Egypte. Omdat Assurbanipal zijn onderdanen met gerechtigheid en eerlijkheid regeerde, was hij een populaire koning. Niettemin staat hij ook bekend om zijn meedogenloosheid en wreedheid in de omgang met zijn vijanden.

De grootste prestatie van Ashurbanipal was echter de oprichting van zijn koninklijke bibliotheek. De documenten die in deze vroege bibliotheken te vinden waren bevatten vooral belangrijke praktische kennis over het uitbouwen en bestendigen van samenlevingen in plaats van filosofische of artistieke items. Deze oude archieven en bibliotheken speelden echter nog een andere belangrijke rol: ze creëerden namelijk de bibliothecarissen wiens taak het was informatie te verzamelen, te bewaren én te ontsluiten.

Zo werd bibliothecaris meteen één van de oudste beroepen ter wereld…Het is bij het begin van de klassieke periode dat deze bibliothecarissen andere voorwerpen dan zuiver bronnenmateriaal begonnen te verzamelen. Deze collectievormende instellingen waren in de eerste plaats bedoeld om de documenten te beschermen tegen schade veroorzaakt door natuurrampen of oorlogen. Ze waren zelden open voor het publiek en zonder de mogelijkheid om papyrus of leren rollen te ontlenen. In de onwaarschijnlijke situaties dat ze toegankelijk waren, konden gastwetenschappers komen studeren en verschillende onderwerpen uit de opgeslagen documenten kopiëren.

Pas in de 5de eeuw voor onze jaartelling, in het oude Griekenland, begonnen boeken te circuleren voor het publiek, waardoor particuliere en persoonlijke bibliotheken verschenen. Deze bibliotheken waren samengesteld uit geschreven boeken in plaats van de voorheen gebruikelijke archieven van documenten, die vaak de bekendste werken van filosofen en dichters bevatten. Privécollecties wonnen in de loop van de tijd enorm aan populariteit, omdat de boeken op deze manier gemakkelijk toegankelijk waren. De filosoof Aristoteles verwierf een van de grootste boekencollecties, die hij ter beschikking stelde van zijn studenten aan het Lyceum. Hiermee diende zijn bibliotheek hetzelfde doel als een universiteit of openbare bibliotheek vandaag zou doen.

De eerste echte openbare bibliotheken werden echter pas geopend door de Hellenistische vorsten na Alexander de Grote, die de Grote Bibliotheek van Alexandrië stichtte, ooit de grootste grote bibliotheek van de antieke wereld. Deze kenniscentra stonden open voor mensen met een wetenschappelijke en literaire opleiding. De bibliothecarissen, die vaak vooraanstaande geleerden waren, en die deze bibliotheek leidden, ontwikkelden veel bibliografische hulpmiddelen en technieken die we tegenwoordig nog steeds gebruiken, waaronder de alfabetische volgorde, interpunctie, en woordenlijsten…

Met dank geleend bij Jan Huijbrechts

Gedachten in gedichten

Van glorie en lijden – Daan Boens (1917)

Sonnetten uit de loopgraven van den Yser

Diksmude

Ge waart zoo schoon, Diksmude, met uw stille straten,
uw huisjes, groen en rood, geleken een juweel,
dat bij een kerstendag, een prinsje viel ten deel, -
uw vrouwtjes waren lief, toen ze aan hun deurtje zaten.
En onder uwe bruggen, vloeide de Yzer, zoo gelaten
en zoo eerlijk, - als een maagd, die 's avonds wat gekweel
van oude liedjes hooren doet, bij 's windjes veêl -
ge waart zoo schoon en blond met de'avond in uw straten.
En 't is voorbij dit lied, dit oude vlaamsch gezang…
Uw huisjes zijn vernield, uw vrouwen heen-gevaren,
daar zich om uwe stad, twee legers kwamen scharen.
En 't stormt nu om Diksmude, en wilde winden varen
om al die brokjes steen, die vroeger huizen waren,
toen in elk huisje zong een meisje dagen lang.

Menschen in de grachten’ – Daan Boens (1918)

Gij Maan, verdwijn ! – ik wil nacht en duisternis,
zoodat wat om mij is, verkoolt, voor eeuwig,
en wat in mij leeft, sterft; -geen hoop, geen kommernis,
ik wil het grote niete, waar geen wind is, niets is.
Geen puinen meer, omdat ik-zelf een puin ben,
geen dromen meer, omdat ik-zelf een droom was,
geen zang, geen zon, – het Niet, waar alles zwart is,
en ‘k niet meer zie, wat vroeger lief en schoon was.