… én is dit ook geen dilemma voor moslims en joden?
Vliegtuigen gaan steeds meer duurzame brandstoffen gebruiken. Maar ongeveer een derde van die milieuvriendelijkere kerosine bestaat uit het vet van varkens en koeien, zo zegt milieuorganisatie Transport & Environment. Dat is niet zo duurzaam. En een dilemma voor veganisten, vegetariërs en flexitarïers.
Een Knesset commissie buigt zich over een wetsvoorstel van een nieuwe ‘kosher gsm-wet” die LGBTQ-alarmlijnen niet meer 24/24 zou toelaten. In het voorstel, gelanceerd door de Israëlische communicatieminister Shlomo Karhi, zouden de zgn. kosher gsm’s geen hulplijnen meer toelaten voor degenen die zich tot de regenbooggeslachten rekenen.
Met onze verontschuldigingen voor de laattijdige publicatie te wijten aan een softwarefout in een pc-programma.
Goede Vrienden,
Lijden en sterven zijn de grootste en meest gevreesde gevaren in ons leven. Ze gaan tevens in tegen ons diepste verlangen naar volmaakt geluk en eeuwig leven in God. Ze zijn het gevolg van de vrije keuze van het eerste mensenpaar dat de gemeenschap met God hoogmoedig heeft afgewezen. Allen hebben wij dit beperkte leven geërfd. Jezus Christus heeft door zijn menswording, lijden, dood en verrijzen echter de zonde en de dood overwonnen. Aan deze overwinning kunnen wij deelnemen door uiteindelijk met Hem in liefde en vrijheid te lijden en te sterven, terwijl we ondertussen toch al het mogelijke doen om het lijden te verminderen en te verzachten. Zo nemen we deel aan het Pasen van Christus en de overgang van dit aardse leven naar het eeuwige leven in God. Dat is de vijfde wezenlijke eigenschap van ons mens zijn. Door ons lijden en sterven met Christus te beleven worden we omgevormd in de verrezen Heer, die de icoon van de Vader is. Zo kunnen we terug de “gelijkenis Gods” verkrijgen, waartoe we geschapen werden.
De moderne geneeskunde beschikt over alle mogelijkheden om stervenden daarbij op goede wijze te helpen. Uiteraard vraagt dit een andere mentaliteit dan onze huidige doodscultuur, zowel van de dokters en verplegers als van de familie van de stervende zelf. En er zijn er die zich daarvoor in deze geest met een aanstekelijke overtuiging inzetten zonder te vluchten in de huidige, dodende euthanasiepraktijk (1). Ziehier enkele van hun ervaringen. Zij beseffen dat ieder mens uiteindelijk in het diepst van zijn wezen een religieuze honger heeft: “Wat wij er ook van denken, we dragen allen een zaadje van de eeuwigheid in ons” (a.w. blz. 171-172). Ze willen eerst duidelijk afrekenen met de huidige euthanasiepraktijk en laten ons de duistere keerzijde ervan zien door enkele voorbeelden te geven. “Wie lijdt wil begeleidt worden, zelfs al wil hij sterven” (a.w., blz. 81). Een dokteres maakte zich al vroeg vertrouwd met de euthanasiepraktijk maar telkens ze euthanasie pleegde was ze drie dagen ziek (a.w., blz. 21). Een dokter die euthanasie pleegt, bekent met tranen in de ogen dat hij ’s nachts soms met angstzweet wakker wordt en voor zich het gelaat ziet van hen die hij het fatale spuitje gaf (a.w. blz. 193). En hoe macaber kan de sfeer zijn bij euthanasie. Er is inderdaad een enorm verschil tussen het doden van iemand en iemand zijn/haar “goede dood” gunnen. “Na euthanasie is er een ijzige stilte op de dienst” (a.w. blz. 184).
Deze gewetensvolle verzorgers bieden weerstand aan euthanasie en nemen hun volle verantwoordelijkheid door iets veel beters aan te bieden: palliatieve zorgen. Zij willen dat er geïnvesteerd wordt in kwaliteitszorg (a.w. blz. 105). Zij maken duidelijk dat ze de patiënt nabij zullen blijven tot het einde, dat zijn/haar leven waardevol blijft, dat zij daarbij veel lijden kunnen verzachten en alle onderliggende zorgen willen ter harte nemen (a.w. blz. 26 en vv). “Hoe natuurlijker het sterven, hoe natuurlijker ook het rouwproces zal zijn” (a.w. blz. 43). De palliatieve zorgen zijn er geenszins op gericht om het leven te verkorten of te verlengen maar het is een manier om waardig en menselijk te leven tot het einde toe. Zij zien het als hun taak, hoop te geven en het leven te beschermen ook van hen die euthanasie vragen. Het zijn vooral de resultaten van deze levenshouding die zo indrukwekkend zijn. Een patiënt vraagt euthanasie maar krijgt in de plaats daarvan uitgebreide palliatieve zorgen en leeft nog drie jaar. Hij zegt dat hij maar wat blij is dat ze destijds op zijn vraag naar euthanasie niet zijn ingegaan (a.w., blz. 29). Een dame van 50 jaar, die 32 medicamenten per dag neemt en 4 zelfmoordpogingen heeft ondernomen eist, gesteund door haar man, euthanasie. Ze krijgt daarentegen de nodige palliatieve zorgen. Na aanvankelijk heftig protest aanvaarden ze wat hen wordt aangeboden. Uiteindelijk sterft de vrouw vredevol in de armen van haar man. Een week later komt de man de dokter bedanken met een doos pralines en vraagt hem of, als zijn tijd gekomen is, hij ook op deze wijze mag begeleid worden. Deze derde weg van palliatieve zorgen omvat tevens palliatieve sedatie, die het bewustzijn vermindert en de pijn verlicht. Deze sedatie wordt telkens opnieuw op punt gesteld en is meestal van voorbijgaande aard. Zij is geenszins gericht op de verkorting van het leven. Zowel palliatieve zorgen als palliatieve sedatie zijn onverenigbaar met euthanasie.
De tijd zowel van de therapeutische hardnekkigheid als van de euthanasie is eigenlijk al voorbij. Beide zijn ongeschikte, verouderde en mensonwaardige oplossingen voor stervenden en ongeneeslijk zieken. Het aangehaalde boek toont met veel praktische voorbeelden een veel betere weg: palliatieve zorgen. Dokters uit vorige eeuwen hadden niet de middelen waarover de moderne geneeskunde beschikt, maar zij waren in staat om stervenden te begeleiden tot het einde toe. Met de enorme toename van medisch-technische mogelijkheden dreigt deze noodzakelijke begeleiding en dit attentvol nabij zijn verloren te gaan. We mogen de wijsheid uit het verleden niet minachten maar combineren met de huidige goede mogelijkheden.
Ziehier een voorbeeld van palliatieve zorg, ruimschoots voordat de uitdrukking werd uitgevonden. Tot enkele decennia geleden vond dit nog plaats in vele Vlaamse gezinnen. Vijf jaar voor haar sterven kreeg de moeder van een groot gezin een hersenbloeding en werd half verlamd. Aanvankelijk kwamen deskundige verplegers haar thuis verzorgen en oefeningen geven, maar zij was er niet gelukkig mee. Vader, die een stoere bouwvakker was, besloot resoluut zelf voor moeder te zorgen. Op de kortste tijd werd hij met de hulp van de oudste dochter een attentvolle verpleger. Hij zorgde voor alles, voor het aan- en uitkleden, voor de hygiëne, het eten en reed haar rond in de rolstoel. En zij was er heel blij mee. Nochtans was het enige wat ze nog kon, haar negen kinderen, een kruisje geven op het voorhoofd en met haar hand even hun wang strelen. Ze is thuis gestorven omringd door vader en al haar kinderen. Onmiddellijk na haar sterven zette de oudste dochter het lied in dat moeder graag zong: “Als moeder zong was heel het huis in vreugde...”.
Al blijven lijden en sterven voor ons grote mysteries, ze kunnen wel degelijk een diepe betekenis hebben. Vanuit het christelijk geloof begrijpen we dat ze noodzakelijk zijn voor onze omvorming in de verrezen Christus.
P. Daniel, Mar Yakub, Qâra, Syrië, 26.1.24
Timothy DEVOS e.a., Euthanasie, l’envers du décor. Réflexions et expériences de soignants, Préfaces de Jacques Ricot et de Herman De Dijn, Editions Mols, juni 2019).
Flitsen
De wekelijkse woestijndag wordt door iedereen erg gewaardeerd. Het is een a-liturgische dag en er zijn geen gezamenlijks samenkomsten. We begonnen hiermee op maandag. Vemits dit echter een gewone werkdag is, hebben we nu voor de vrijdag gekozen omdat er dan geen arbeiders zijn.
Psalm 36:2-3 over de ontaarde ‘moderne’ mens: De zonde fluistert den boze haar inblazingen toe In het diepst van zijn hart; Geen vreze Gods staat hem voor ogen. Want ze heeft hem met blindheid geslagen, Zodat hij zijn misdaad kent noch haat.
“Zo, de ‘satanisten’ zijn weer vanaf zaterdag bezig met hun vliegmachines de zon te verduisteren. We zullen wel weer ziek moeten worden zeker? Ziekte X?
De paus heeft een briefje aan de WEF gestuurd met daarin zijn zegen(!) aan hen. De WEF die de wereld wil globaliseren. Dat lijkt hun beter. Die is dan makkelijker te besturen, want of je nu 1000 mensen de wet voorschrijft of 7 miljard, het zijn een aantal nullen meer in de computer, dus het kan eenvoudig.
Vooral de armen en de genen die honger hebben worden in de brief genoemd. Daar komen veel oorlogen vandaan, zegt ie, door de honger en dorst en de onrechtvaardigheid.
Dat Amerika bijvoorbeeld sinds zijn bestaan zeker meer dan 100 oorlogen heeft gevoerd tikt goed aan. Van de 240 jaar dat de Verenigde Staten van Amerika bestaan zijn zij al 219 jaar in oorlog. Maar, die oorlogen waren er niet om de armoe op te lossen, zeggen insiders, nee, die waren er om de rijken rijker te maken. Er zijn boeken over volgeschreven.
Het land dat nóg meer oorlogen heeft gevoerd is Groot-Brittannië. 109 maal heeft men miljoenen mensen met oorlogen omgebracht. Dat is niet goed voor de vrede.
Dus, het zou door het ‘onrecht’ op aarde komen, al die moordpartijen, weet de paus te schrijven. Die arme mensen kunnen op een of andere manier niet zo goed aan eten komen en daarom vindt de paus de WEF goed. Dan stoppen de bazen van grootmachten zeker met geweld. Die worden dan opeens lief en aardig. (Gelooft u het?)
Eten schijnen de mensen zelf al eeuwig te kunnen verzorgen. Als hun land tenminste met rust gelaten wordt. Eten komt er niet door landen kapot te bombarderen en elke leider die andere bazen niet bevalt om te brengen. Dus geen oorlog is in ieder geval niet minder eten. Maar hoe stop je die oorlogen nou? Ja kan moeilijk de bazen aanpakken, want die zijn de baas. Die zijn onschendbaar. Immuun voor straf en als enige vrije mensen. (Vallen niet onder het recht; die zijn het recht zelf.)
Het leven was altijd goed was zoals was. Dat de (bazen van) grootmachten blijkbaar oorlogszuchtig zijn maakt het dus lastig en vervelend om fijn te leven. Maar moet daar nou een administratie wereldregering voor komen? Zou het misschien niet beter zijn om de aanstichters van het kwaad aan te pakken? Want zo wordt het misschien nóg erger?
Het lijkt erop dat de kerk laat zien aan welke kant zij nu staat. Een briefje aan de uitvoerders van de plannen van de bazen op de achtergrond schrijven is in dat licht gezien misschien wat ‘apart’. Wil men eventueel (iets dat men volgens mij helemaal niet wil) de problemen op de aarde voor álle mensen oplossen, dan zal men toch echt bij de wortel van het probleem moeten beginnen. Die kolere wapens verbieden en onrecht beëindigen, te beginnen aan de top. Wie is waarom zo aan die top gekomen? De Bijbel geeft aan dat de antichristenen de vijand zijn. En het punt is dat ze zich voordoen als christenen. Maar het zijn wolven in schaapskleren.
Ik vrees echter met grote vreze dat ook de Bijbel wel aangepast zal zijn om aan de eisen van de bovenbazen te voldoen. Dus daar is de totaaloplossing ook niet te vinden misschien. De wolven kunnen écht heel veel hoor: ook boeken aanpassen.”
De christenenvervolging door moslims worden door westerse politici aangemoedigd.
Westerse landen zouden christelijke vluchtelingen moeten aanvaarden om de simpele reden dat de westerse tussenkomsten in het M.O. direct verantwoordelijk zijn voor het lot der christelijke minderheden. Christenen werden niet geterroriseerd in Bashar Assads Syrië of in Saddam Hoesseins Irak, of in Muamar Gaddafi’s Libië. Hun vervolging groeide pas exponentieel nadat de VSA en andere westerse staten tussenkwamen in deze landen in naam van de “democratie”. Wat zij hiermee bereikten was dat zij de jihadisten de vrije teugel gaven die voorheen door de zgn. dictators onderdrukt werden.
In tegenstelling tot moslims worden christenen gemakkelijk geassimileerd in westerse landen gezien hun gemeenschappelijke christelijke achtergrond.
Zoals een Slovaakse politicus het eens uitlegde, passen moslims niet in hun maatschappij omdat er geen moskeeën in hun Slavisch land zijn. Bijgevolg: “Slovakije, een christelijk land, kan christenen uit Syrië helpen bij hun zoektocht naar een nieuwe thuis in Slovakije.”
De logica zelve. Dezelfde christelijke leer, die Europa gedurende eeuwen gevormd heeft, is deze die de christenen uit het M.O. gevormd heeft, of het nu orthodoxe, katholieke of protestantse christenen zijn.
Moslims volgen daarentegen een compleet ander pad, nl. de koran, die christenen expliciet verdoemt, oproept tot oorlog (strijd, jihad) tegen alle niet-moslims. Bijgevolg is het geen wonder dat talrijke moslims anti-westerse gevoelens koesteren.
Christenen uit het M.O. kunnen een meerwaarde zijn voor het westen. Taal en culturele vaardigheden bv. Zij begrijpen zowel het M.O. – islamisme inbegrepen – en kunnen het westen helpen het M.O. te begrijpen. Bovendien, in tegenstelling tot moslims, hebben christenen geen “tegenstrijdige belangen”: islamitische wetten verbieden moslims immers “ongelovigen” te helpen tegen moslims.
Tenslotte is het niet meer dan logisch dat christenen uit het M.O. geen sympathie hebben voor de ideologie die hun leven tot een hel maakte
Bovendien is het de logica zelve dat christenen uit het M.O. geen sympathie koesteren voor de ideologie die hun leven tot een hel maakte – de ideologie die eveneens vijandig staat t.o.v. alles wat westers is.
Spijtig genoeg horen we voortdurend het politiek-correcte mantra dat de “Islam tot ons behoort”. Een fantasie, een waanvoorstelling waarmee we zelf de put graven waarin we uiteindelijk zullen belanden.
We zijn geroepen om door lijden en sterven omgevormd te worden in Christus. Dat is onze vijfde eigenschap, nl. onze deelname aan het Pasen van Christus. Vroeger verheerlijkten sommigen het lijden om het lijden. Nu beschouwen sommigen lijden en sterven als onaanvaardbaar en mensonwaardig of menen zelfs dat ze deze helemaal kunnen uitschakelen. In de christelijke visie krijgen ons lijden en onze dood hun juiste betekenis en een diepe zin. Het lijden dient voor onze omvorming.
Lijden en dood hoorden niet bij het oorspronkelijk scheppingsplan van God. De mens weigerde te eten van de boom van het leven en wees de gemeenschap en het eeuwig geluk met God af. Hij wilde op aandringen van de duivel zelf god zijn. “Door één mens is de zonde in de wereld gekomen en met de zonde de dood…” (Romeinen 5, 12). Hierdoor koos de mens bewust voor een bestaan in ruimte en tijd met het bijbehorende lijden en sterven, waarvoor God duidelijk had gewaarschuwd (Genesis 2, 17). In Jezus Christus is God mens geworden en heeft als de tweede Adam de ongehoorzaamheid goedgemaakt door gehoorzaam te worden tot aan de dood van het kruis. Door Christus kunnen wij gered worden, nl. wanneer wij door lijden en sterven gelijkvormig worden aan Hem.
Het is onze taak om al het mogelijke te doen om ziektes te bestrijden voor onszelf en voor anderen. Onze lichamelijke gezondheid en ons aardse leven zijn evenwel geen absoluut goed. We kunnen niet zeggen dat lijden en sterven onmenselijk zijn. Iemand kan een ander zodanig mishandelen dat zijn gedrag wel degelijk onmenselijk is, maar het lijden en sterven zelf horen sinds de zonde van Adam bij ons menselijk leven. Een “gezonde geest in een gezond lichaam” is een prachtig ideaal, maar het is niet ons hoogste doel. Jezus zegt: “Dreigt uw hand u aanstoot te geven, hak ze af; het is beter voor u verminkt het leven binnen te gaan dan in het bezit van twee handen in de hel te komen, in het onblusbaar vuur” (Marcus 9, 43). Een menselijk leven zonder lijden en sterven is overigens niet menselijk. In Gods’ verlossingsplan zijn ze de middelen die ons kunnen verenigen met Christus’ lijden en sterven, om te kunnen delen in zijn verrijzenis.
Door gebed kunnen we Christus navolgen maar meer nog door het lijden. En we zijn geroepen tot navolging van Christus omdat Hij alleen onze Verlosser is. “Christus heeft ons bevrijd van de vloek der wet door zelf voor ons een vloek te worden, want er staat geschreven: ‘Vervloekt al wie hangt aan het kruis’…” (Galaten 3, 13). Jezus heeft onze zonden op zich genomen, hij is in onze plaats zelf ‘vloek’ en ‘zonde’ geworden en heeft ze vernietigd door te sterven op het Kruis. Nu nodigt Hij ons uit om doorheen lijden en sterven met Hem deel te nemen aan zijn glorievolle verrijzenis. “En als de Geest van Hem die Jezus van de doden heeft opgewekt, in u woont, zal Hij die Christus Jezus van de doden heeft doen opstaan, ook uw sterfelijk lichaam eenmaal levend maken door de kracht van zijn Geest die in u verblijft” (Romeinen 8, 11). Reeds gedurende zijn aardse leven wil de heilige Paulus dit meemaken: “Ik wil Christus kennen, ik wil de kracht van zijn opstanding gewaarworden en de gemeenschap met zijn lijden, ik wil steeds meer op Hem lijken in zijn sterven om eens te mogen komen tot de wederopstanding uit de doden” (Filippenzen 3, 10-11). Dit is de overgang van de “aardse” naar de “geestelijke mens”, nl. van de mens die leeft volgens aardse verlangens naar de mens die geleid en omgevormd wordt door Gods Geest.
Jezus’ woord is duidelijk: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen: maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort” (Johannes 12, 24). Tussen de vuile, verrottende graankorrel in de grond en de heerlijke volle aar is er een verband maar ook een groot verschil. De laatste komt uit de eerste voort maar is in pracht en leven hoog verheven boven de eerste. De heilige Paulus gebruikt voor deze overgang verschillende beelden: een kleed, een tent en een woning (2 Korintiërs 5). We moeten ons kleed afleggen en God bekleedt ons met een totaal nieuw gewaad. Onze aardse tent moet opgerold worden. Ons huis moet helemaal instorten. Van nature zouden wij “het nieuwe kleed willen aantrekken zonder het oude af te leggen …” (2 Korintiërs 5, 4). We zouden liever ons huis behouden en er een nieuwe verdieping bovenop krijgen. Jezus heeft echter de dood overwonnen door te sterven op het Kruis. Uit dit sterven komt het nieuwe leven voort.
Jezus zegt: “Niemand neemt het leven van Mij af, maar Ik geef het uit Mijzelf” (Johannes 10, 18). Werd Hij niet gewelddadig gegeseld en gekruisigd? Hij heeft dit evenwel aanvaard uit liefde en in vrijheid.
Het was zijn bewuste daad voor de verlossing van de mensen, waarnaar Hij vurig heeft verlangd (cf Lucas 22, 15). Het is niet het lijden op zich dat waarde heeft, het is het aanvaarden ervan in liefde en vrijheid. Liefde bindt en leidt tot bevrijding. Haat bindt ook en leidt tot zelfvernietiging. Zestig jaar geleden geleden, zag ik in Rome een heftige protestbetoging tegen een oorlogsmisdadiger die veroordeeld was tot levenslang maar wegens terminale kanker in het ziekenhuis was opgenomen en daar door zijn vrouw gewoon in een valies was buiten gesmokkeld en naar huis in Duitsland gevoerd. Omdat hij terminaal was en inderdaad kort daarna ook gestorven is, heeft de Duitse regering hem niet willen uitleveren. In de Romeinse protestbetoging zag ik gehandicapten in een rolstoel met het opschrift: “ik moet zitten – hij moet ook zitten!” Welnu, deze gehandicapten waren tweemaal slachtoffer, eerst door de oorlog en daarna door hun onverzoenlijkheid, die zelfvernietigend werkt. Het lijden verlost ons door de liefde. Een moeder is meer gebonden aan haar baby dan de baby aan haar. Heel haar leven wordt door dit kleine wezentje bepaald, maar in haar liefdevolle zorg overstijgt zij zichzelf en vindt ze haar bevrijding.
Het volmaakte geluk in God – wat als diepste verlangen blijft – bereiken we door gelijkvormig te worden aan Jezus en te delen in zijn verrijzenis. “Maar als wij kinderen zijn, dan ook erfgenamen, en wel erfgenamen van God, tezamen met Christus, daar wij delen in zijn lijden, om ook te delen in zijn verrijzenis” (Romeinen 8, 17). Het is echter een illusie te willen delen in zijn verrijzenis zonder lijden en sterven. Omgekeerd kan ieder lijden een mozaïek worden van onze uiteindelijke verrijzenis. De uiteindelijke verrijzenis van ons lichaam is voor de laatste dag maar de verrijzenis van ons hart door telkens te sterven aan onszelf is voor iedere dag.
P. Daniel, Mar Yakub, Qâra, Syrië, 12.1.24
Vrijdag 12 januari 2024
Flitsen
Op vrijdag vierden we de ‘paramonie’ of vigilie van Epifanie met de uitgebreide “grote uren” (primen, tertsen, seksten en nonen) en vele psalmen en lezingen over de heiliging door het water. ’s Avonds werden de vespers gezongen met de 14 lezingen, voorafgaand aan de Eucharistie van de heilige Basilius, waarna zegening van brood en wijn en zegening met gewijde olie, waarbij ieder een stuk brood neemt en in de wijn dompelt.
Zaterdag vierden we dan het grote feest van Epifanie of Openbaring, waardoor eigenlijk de menswording van God herdacht wordt in de verschillende “Godsopenbaringen”: zijn geboorte, zijn openbaring aan de herders, vooral aan de Wijzen en zijn doop in de Jordaan, zijn openbaring bij de bruiloft van Cana. Bij het doopsel in het oosten wordt hier een baby naakt helemaal ondergedompeld in het doopwater om het sterven en verrijzen uit te drukken. Op de iconen van zijn doopsel staat Jezus halverwege in het water om aan te duiden dat Hij het water en heel de schepping heiligt en niet omgekeerd. Na de Eucharistie volgde de erg mooie en lange dienst van de wijding van het water dat voor heel het jaar als wijwater zal dienen. Daarna kwam ieder het kruis vereren en dronk een slokje wijwater of maakte hiermee een kruisteken.
Naar verluidt zijn de Navajo-indianen ontzet daar er door een Amerikaans bedrijf – “United Launch Alliance” – plannen gesmeed worden waarbij (vermoedelijk zeer gefortuneerde) overledenen op de maan hun laatste rustplaats kunnen vinden. Voor de Navajo’s is de maan een heilige plaats, zoals de hemel voor de christenen, het walhalla voor de Vikingers en de maagdenspeeltuin voor de islambelijders. De vergelijking gaat niet helemaal op vermits de maan wel degelijk zichtbaar bestaat en er niemand uit de andere paradijzen teruggekeerd is om een existentiebewijs te geven.
Bon, de Navajo’s eisen dus een planeet op als hun heilig bezit en wie zich daar wil vestigen – levend of dood – die zou op zijn minst even met hen contact kunnen opnemen om eventueel een visumaanvraag te kunnen indienen. Kwestie van beleefdheid.
Wie of wat is nu eigenlijk dit „United Launch Alliance“? Op hun kleurrrijke maar weinig mededeelzame webstek vindt men niet veel informatie. Wikipedia meldt dat het om een gezamenlijke onderneming gaat, opgericht in 2006 door Boeing en Lockheed die samen de VSA -regering ondersteunen met hun diensten…
Bovendien zouden de nieuwe milieuwetten wel eens kunnen ingeroepen worden. Mag men zomaar zijn afval elders deponeren? Of zijn deze niet geldig op andere planeten? De Navajo’s doen beroep op het Witte Huis om de eerste raketlancering met de resten van een zestigtal overleden aardse bewoners uit te stellen.
Komt dat zien, komt dat zien! Eerste queer-kerststal in Berlijn
De Evangelische Kirchenkreis Berlin-Stadtmitte vindt dat het kerstverhaal voorbijgestreefd is en te zeer gefocust op de kernfamilie (vader-moeder-kind). Daarom vindt er in de kerststal op kerstavond een queer-feministisch kerstspel plaats, met “een door vrouwen geïnterpreteerde” Messias en een dragshow. De kerstshow gaat door in de Galiläa-kerk in de wijk Friedrichshain.
De bedoeling is dat die mensen door dit moderne kerstspel worden aangetrokken “die geen deel uitmaken van het conventionele beeld van de kerstfamilie en deze avond vaak in eenzaamheid doorbrengen”, aldus de Kirchenkreis. Silke Radosh-Hinder van deze kerkvereniging wil op die manier “steeds weer nieuwe, eigentijdse manieren” ontwikkelen om het geloof inhoud te geven.
Straks mogen ze ook de kerststal sluiten…
De plot van het queer-kerstspel is even eenvoudig als banaal: het lesbisch liefdespaar Josy en Marie is ongewild zwanger geworden. De beide dames worden – natuurlijk, had u anders verwacht? – in hun vaderland geminacht en gestigmatiseerd en trekken dus naar de grootstad. In een eenvoudig opvangcentrum komt het kind ter wereld.
Maar ook voor de innerlijke mens wordt gezorgd, aldus de vereniging, want na de opvoering van dit baanbrekende kerstspel volgt een spetterende dragshow en een gemeenschappelijk avondeten. Het kerstspel en de show worden gefinancierd uit een “kerkelijk innovatiefonds” – met andere woorden: uit opbrengsten van de kerkbelasting. Superintendant Silke Radosh-Hinder toonde zich enthousiast en was overtuigd van het succes, want dergelijke kerstspel “past uitstekend in deze tijd en in onze stad”.
Duitsers zijn niet de grootste lachebekjes, dat weet iedereen. Maar hiermee zal in vele Duitse huiskamers toch eens hard en smakelijk gelachen zijn geweest, denk ik.
Vorige week gaven we een toelichitng over het recente Vaticaanse document Fiducia supplicans, dat de resten van trouw aan de kerkelijke leer, het Evangelie van Jezus en de erfenis van Benedictus XVI vernietigt. Nu vervolgen we onze overweging over de vierde eigenschap van ons mens zijn: we zijn hartstochtelijk door God bemind. We willen dit verder toelichten met teksten uit het bijzondere boek midden in de bijbel, het Hooglied, dat we kunnen lezen als een uiting van Gods hartstochtelijke liefde voor ons.
De eerste zin, na de titel, bestaat uit drie woorden (jissjakeni minnesjikoot pihoe), aldus vertaald: “Dat hij mij kusse met kussen van zijn mond”. Ze verwijzen naar hetzelfde. Het voorwerp van het werkwoord kussen zijn natuurlijk kussen. En dat doen we niet met de voeten of de vuist, maar met de mond. Er staat eigenlijk niet rechtstreeks : “kus mij met kussen” maar: “met een beetje kussen” (minnesjikoot). Een totale omhelzing van God kunnen we nu nog niet aan, daarvoor moeten we eerst sterven. Niets wat aards is kan deelnemen aan de volle glorie van het Rijk der hemelen.
De enorme populariteit van dit Bijbelboek komt helemaal niet voort uit de sensuele, erotische beschrijvingen als pikante profane literatuur, maar van de overdrachtelijke interpretaties. We kunnen het Hooglied noemen: een hemelse symfonie van aardse liefde. De menselijke liefde wordt acht hoofdstukken lang onbevangen bezongen. Seksualiteit en erotiek zijn als menselijke aangelegenheden in zich goede gaven. Hier wordt de trouwe liefde bezongen, uniek en exclusief als persoonlijke ontmoeting, gericht op geheel de persoon: “Draag mij als een zegel op uw hart, als een zegel aan uw arm, want sterk als de dood is de liefde” (8, 6). “Ik ben van mijn lief, naar mij gaat zijn verlangen uit (7, 11; zie ook 1, 16-17; 2, 16; 3, 4; 6, 3). Het is een liefde die zichzelf kan vergeten, een zelfgave: “…wek mijn geliefde niet, maar laat haar sluimeren zolang ze wil” (2, 7 en parallellen). Ook de gelijkwaardigheid van man en vrouw komt sterk naar voren. Het meisje treedt vrij en zelfbewust op. Ze komt eerst aan het woord en is zelfs de hoofdpersoon. Het hoger geciteerde vers 7, 11 klinkt als een herwonnen paradijs, het omgekeerde van de straf in Genesis 3, 16, dat spreekt over de onderdrukking.
In het Hooglied herkennen we tevens een aardse symfonie van goddelijke liefde. De eigenschappen van de menselijke liefde zijn een aanleiding om enigszins de grootheid van de goddelijke liefde te kunnen vermoeden. Ziehier enkele beschrijvingen. Vooreerst wordt de liefde gewekt, niet gedwongen of geforceerd. De mens krijgt tijd om open te komen voor de liefde. De liefde is, zoals het leven, niets dan gave. Door liefde kan een mens geestelijk en lichamelijk tot leven komen en door een tekort hieraan kan hij geestelijk én lichamelijk sterven. Men moet echter zelf ook er voor open staan, op zoek gaan en het goede spoor volgen: “Onder de kweeappelboom heb ik je gewekt, (zegt de bruidegom), daar waar je moeder je ontving, daar waar zij die je baarde je ontvangen heeft “ (8,5). “Als je niet weet waar hij weidt (zingt het koor), volg dan het spoor van de kudde…” (1, 8).Verder zijn er verschillende moeilijkheden en gevaren die de liefde bedreigen: “Vang ons de vossen, die geniepige vossen, die de wijngaard vernielen, onze wijngaard die in bloei staat” (2, 15). De liefde wordt gelouterd door de woestijn: “Wat komt daar aan uit de woestijn, gehuld in wolken van rook, van geurige mirre en wierook, van kruiden uit verre landen?” (3, 6). Het is vooral de afwezigheid die de liefde loutert: “’s Nachts op mijn bed zoek ik mijn zielsbeminde, maar hoe ik ook zoek, ik vind hem niet. Ik sta op, doorkruis de stad, zoek op pleinen en in de straten naar mijn zielsbeminde, maar hoe ik ook zoek, ik vind hem niet. Daar kom ik de wachters tegen die de stad doorkruisen: ’Hebt u, mijn zielsbeminde gezien?’” (3, 1-3).
Uiteindelijk is hun liefde gericht op de eenwording, ze willen zich aan elkaar geven en elkaar ontvangen met heel hun persoonlijkheid. Dit bereiken ze echter net (nog) niet. Om de volledige eenwording met God te bereiken moeten we aan het aardse leven werkelijk helemaal sterven.
Het verlangen naar die eenheid is zo groot dat het meisje zegt: “Ik ben ziek van liefde” (2, 5; 5, 8). Eindelijk vinden ze elkaar: “Hij heeft mij binnengeleid in het wijnhuis waar het schild van de liefde uithangt… Zijn linkerhand is onder mijn hoofd en zijn rechter om mij heen… Hoor, daar is mijn lief! Kijk daar komt hij aan: springend komt hij over de bergen, over de heuvels komt hij aangesneld… Mijn lief is van mij en ik ben van hem, die tussen de lelies weidt”…” (2,4.7-8.16; 6, 3). “Nauwelijks ben ik ze (de stadswachters) voorbij of daar vind ik mijn zielsbeminde! Ik pak hem vast en laat hem niet meer los voor ik hem binnengeleid heb in het huis van mijn moeder in de kamer van haar die mij het leven schonk” (3, 4). “Kom mijn lief – zegt de jongen – laten we naar buiten gaan, laten we overnachten in de dorpen… dan zal ik u met liefkozingen overstelpen” (7, 12v). Het meisje zoekt hartstochtelijk haar geliefde, ze vindt hem en dan is hij plots verdwenen: “Ik sliep maar mijn hart was wakker. Daar hoorde ik mijn geliefde kloppen…Ik kreeg met hem te doen en stond op om de deur te openen voor mijn lief. Mijn handen dropen van mirre… Ik opende de deur voor mijn lief, maar mijn lief was weg, verdwenen. Ik ging achter hem aan; ik zocht naar hem, maar vond hem niet; ik riep naar hem maar er kwam geen antwoord…” (5, 2.4-6).
Het ontstaan, de groei, de bedreigingen van de menselijke liefde worden in de goddelijke liefde vermoed. God is mens geworden in Jezus Christus en heeft de mens gemaakt naar zijn Beeld. Terwijl het in de joodse traditie terecht streng verboden is enig beeld van God te maken, wordt in het Woord Gods zelf de mens zonder meer verheven tot “Beeld Gods”! God wil één worden met zijn volk en is er als het ware smoorverliefd op, zoals een Bruidegom op zijn Bruid. En Christus heeft ons duidelijk gemaakt dat de liefde van God voor het volk van Israël een voorafbeelding is van de liefde voor alle volken en alle mensen, die geroepen zijn om zijn Kerk te vormen, zijn volmaakt Mystiek Lichaam. Hooglied 4, 7: “Je bent volmaakt schoon mijn vriendin, zonder enig gebrek”. Dit is een voorafbeelding van wat Paulus schrijft: “In Hem (Christus) heeft Hij (de Vader) ons uitverkoren vóór de grondlegging van de wereld om heilig en vlekkeloos te zijn voor zijn aanschijn” (Efeziërs 1, 4). Maria heeft deze vlekkeloze schoonheid reeds vanaf haar ontstaan gekregen omdat zij het “heilige der heilige” zou worden waarin de volheid van de godheid zelf zou wonen. Zij is ons hierin voorgegaan. God wil ieder van ons uiteindelijk verheffen tot deze volmaakte schoonheid.
Mystici hebben niet opgehouden in het Hooglied de weg te zien van God die de afzonderlijke mens uitnodigt tot de mystieke hoogten van de goddelijke alomvattende liefde. Het is als een in vervoering opgenomen worden in deze allerhoogste liefde. Daarvoor moeten we echter bevrijd worden uit het aardse leven. “Mijn vriendin, je bent als de merrie voor Farao’s wagen!” (1,9). Ook de woestijn en de wolken van rook (3, 6) wijzen op deze uittocht. Het Hooglied is het lied van Pasen, het feest van de uittocht en de bevrijding. Waarlijk, de tijd is gekomen voor de Bruiloft van het Lam (Apocalyps, 19, 7). Ondertussen zullen we op aarde het Hooglied zingen, helaas meestal veel te laag.
P. Daniel, Mar Yakub, Qâra, Syrië, 5.1.24
Nvdr: Winterwandeling in Aleppo… men wordt er niet vrolijk van…
In een Hebreeuwse toespraak op 28 oktober 2023, toen de Israëlische premier Netanyahu de grondinvasie van Gaza aankondigde, beriep hij zich tot gebeurtenissen in de Bijbel om het bloedbad van burgers te rechtvaardigen:
“Jullie mogen niet vergeten wat Amalek u heeft aangedaan, zegt onze heilige Bijbel. En we herinneren het ons. En we vechten. Onze dappere troepen en strijders, nu in Gaza en in alle andere delen van Israël, sluiten zich aan bij de rij joodse helden, een rij die 3000 jaar geleden begon, van Joshua ben Nun tot de helden van 1948, de Zesdaagse Oorlog, de oorlog van oktober 73 en alle andere oorlogen in dit land. Onze heldentroepen hebben één overheersend hoofddoel: de moorddadige vijand volledig te verslaan en ons bestaan in dit land veilig te stellen.2
Wie was Amalek? Bij de uittocht van het volk van Israël uit Egypte had het Arabische volk der Amalekieten de weg verhinderd, d.w.z. de weg naar het beloofde land Palestina geblokkeerd. Volgens 1.Samuelis, par. 15 van het Oude Testament beval de priester Samuel de koning van Israël, Saul, in opdracht van de Heer: “Ga heen, en vernietig de Amalekieten, en verban hen met alles, wat zij hebben. Heb geen mededogen, dood hen allen, zowel mannen als vrouwen, kinderen en zuigelingen, runderen en schapen, kamelen en ezels.”
Daarom houdt houdt Netanyahu zich het recht voor om zelfs de huidige Arabische Palestijnen, die het land Palestina voor de zionisten “onmogelijk” maken, met vrouwen en kinderen, te vernietigen. Het is het waanzinnige vasthouden aan omstandigheden van 3000 jaar geleden alsof de tijd heeft stil gestaan.
Bisschop Johan Bonny verduidelijkt:
De situatie van toen is te raadplegen in het 2de Boek van Mozes, par.. 17. De Israëlieten leden grote dorst in de woestijn, ze mopperden tegen Mozes en betwijfelde de juistheid van zijn beslissingen, nl. om Egypte te verlaten. Mozes bad tot de Heer, die hem de opdracht gaf om met zijn staf tegen een rots te slaan, waaruit water voor het volk zou vloeien.
“De naam van de plaats was Massa (Probeer) en Meriba (Hader) ten wille van de kinderen Israels, en dat zij den HEERE verzocht hadden, zeggende: Is de HEERE onder ons of niet?” Dan wordt het onmiddellijk in vers 8 vermeld: “Haar kwam Amalek en streed tegen Israël in Rafidim.” 13 En Jozua dempte Amalek en zijn volk bij de scherpte van het zwaard. En vers 13 Verder zeide: De HEERE zeide tot Mozes: Schrijf dit in een boek tot vergezelafing, en
Israël had zijn missie in gang gezet.. Dit omvatte de onvoorwaardelijke trouw aan zijn god Jahweh, die deze ontwikkeling begeleidde, afwijkingen bestrafte en vijanden bedreigde.. Het volk begon echter te twijfelen aan zijn missie en hun God in de situatie, hierboven beschreven, en keerde liever terug naar Egypte, waaruit Mozes hen had geleid. In deze situatie van innerlijke zwakheid staat: toen kwam Amalek en streed tegen Israël.
Israël had door Jahwehs missie nog voor zich. Dit omvatte de onvoorwaardelijke trouw aan Jahweh, die deze ontwikkeling controleerde, afwijkingen bestrafte en vijanden, die een bedreiging vormden, uitschakelde. Het volk begon echter omwille van de moeilijkheden aan de missie en hun God Jahweh en wilde liever terugkeren naar Egypte, waaruit Mozes het als teken van zijn mogelijkheden zojuist geleid had. In deze situatie van zwakheid binnenin staater dan: En toen kwam Amalek en streed tegen Israël.
Het is alsof de innerlijke zwakheid, de verleiding van de innerlijke vijand, als het ware een externe vijand produceerde die de verhindering van de missie met geweld zou uitvoeren. Amalek werd als het ware een symbool van de dreigende vernietiging van de grote volksopdracht, en deze moest volledig worden vernietigd, zelfs bewustzijn gewist worden.
De taal van de Bijbel is fantasierijk, d.w.z. er worden vooral geestelijke gebeurtenissen beschreven in fysieke beelden. De beelden zijn daarom niet noodzakelijk letterlijk te interpreteren. Het is daarom nog steeds de vraag of het werkelijk ging om de volledige fysieke vernietiging van het volk van de Amalekieten met ‘mannen en vrouwen, kinderen en zuigelingen’ en niet over de volledige uitroeiing van de vijand binnenin, waarvan Amalek slechts het symbool was.
In ieder geval werd de externe verdediging van Israël tegen Amalek, die de door Jahweh uitgestippelde weg naar Palestina wilde verhinderen, in die tijd gerechtvaardigd. De vervulling van zijn taak lag immers nog in de toekomst en moest worden beschermd tegen zijn vijanden, zodat de vervulling niet zou verhinderd worden.
Het huidige kunstmatig samengestelde ‘volk’ van Israël, verzameld uit verspreide joden afkomstig uit heel de wereld, dat nog steeds selectief strikt aan het oude overlevende geloof vasthoudt, heeft een dergelijke goddelijke taak niet. Een verwijzing en rechtvaardiging met woorden van de toenmalige Israëlische God Jahweh is een waandenkbeeld. Eigenlijk bestaat slechts nog de naam. God zelf had zijn eigen missie met het toenmalige volk van Israël vervuld. Het is de vraag welk wezen vandaag achter zijn naam schuil gaat en hoe het de joden inspireert wanneer ze tot Hem bidden.