Goede Vrienden,
Bijna een eeuw geleden schreef de Engelse journalist G.K. Chesterton “De eeuwige mens” (The Everlasting Man, 1925*). Hij was enkele jaren voorheen katholiek geworden. Deze scherpzinnige en humoristische verdediging van het christelijk geloof en van de katholieke Kerk heeft als “kerstboek” niets van zijn actualiteit verloren. Hij wil geen theologie bedrijven. Hij wil slechts nuchter naar de historische feiten kijken. Chesterton is een meester in het uitwerken van paradoxen. Zijn boek heeft twee delen. Het eerste deel noemt hij “Het schepsel dat mens heet” en begint met “De mens in het hol”. Het tweede deel draagt de titel “De mens die Christus heet” en begint met een hoofdstuk over “God in de grot”.
*Nvdr: U kan de Engelse versie van het boek hier lezen of hier de audio-versie beluisteren.
In zijn tijd genoot het werk van H.G. Wells, The Outline of History een groot gezag. Hierin wordt de wereldgeschiedenis uitvoerig beschreven als een product van blinde evolutie en velen namen deze ideologie fanatiek over. Chesterton zal meesterlijk aantonen hoe dit “veelsoortig heidendom” als sneeuw verdwijnt voor de Zon, nl. met de historische komst van Christus en zijn Kerk. Hij reageert tegen een diep ingeworteld antiklerikalisme van hen die geen christen willen worden maar ook niet kunnen ophouden antichristelijk te zijn. Hij vergelijkt ze met kankeraars in het portaal van de kerk, niet in staat om buiten te lopen, noch om binnen te gaan en te bidden. Terloops wijst hij op de “hinderpaal van de moeheid”. De westerse mens is moe van het christendom: “zodra hij met een zaak vertrouwd is, heeft hij er genoeg van“. Vooral reageert hij tegen de vereerders van een evolutieleer waardoor “mensen moeten veracht worden als apen en paarden aanbeden als goden”.
Met “de mens in het hol” wil hij “de goede naam van de holbewoner” herstellen. Wat de “bekrompen kamergeleerden” over hem vertellen is niets anders dan mythe en verzinsel, vindt hij. We weten over hem niets meer dan wat we kunnen opmaken uit “een paar leuke en onschuldige tekeningen op de wand van een rotskamer”. In onze dagen, zo schrijft Chesterton, staan onze romans, tijdschriften en dagbladen vol van een evolutionaire geschiedschrijving van “De Holbewoner” met illustraties erbij. Je ziet de vakgeleerde, zijn brilletje op het tipje van zijn neus, voor een geopend doosje met enkele resten van beenderen. Hiermee schijnen wij de holbewoner door en door te kennen “…niet alleen in zijn publiek optreden, doch zelfs in zijn particulier leven. Met zijn psychologie wordt ernstig rekening gehouden… zelfs in de psychologische geneeskunde… de voornaamste bezigheden van zijn leven: zijn vrouw afranselen, en hardnekkig optreden tegen de vrouwen in het algemeen… ik weet niet op welke primitieve dagboeken, of prehistorische echtscheidingsprocessen deze voorstelling steunt”. Kortom, wat men in de grot vindt heeft geen enkel verband met de moderne “wijsgerige gevolgtrekkingen” of “romantische praatjes” in onze media. Als de moderne mens zijn “ploertennatuur wil botvieren” moet hij daarvoor de goede naam van de holbewoner niet misbruiken, vindt Chesterton.
We kunnen dit meteen actualiseren: als het westen zich in gruwelijke oorlogen wil botvieren, moet het daarvoor niet Rusland, Irak, Syrië… misbruiken!
Vervolgens toont Chesterton aan hoe de mens oneindig verheven is boven het dier, tegen al wat de evolutieleer ons wil wijsmaken. Deze mens “verschilde waarlijk van alle andere schepselen omdat hij niet alleen schepsel, doch ook schepper was.” En dit blijkt uit de kunst. “De apen zijn niet met de tekeningen begonnen, terwijl de mens ze voltooide… de hond schilderde in zijn betere periode niet beter dan in zijn onderontwikkelde stijl, toen hij nog een jakhals was; het wilde paard schilderde niet impressionistisch en het renpaard kubistisch”. Er is nergens ter wereld in een grot één beredeneerde centimeter van een lijntje van een dier te vinden wat het begin zou geweest zijn van een kunstwerk dat later door een mens werd voltooid. Het gaat niet om een verschil dat door tijd of evolutie overbrugd kan worden, het is een radicale kloof. “De kunst is de handtekening van de mens”. Zo is ook die “heerlijke waanzin, die lachen heet” alleen eigen aan de mens “alsof hij in de vorm zelf van het heelal een geheim had aanschouwd, dat voor het heelal zelf verborgen was”. Zeker, er zijn gelijkenissen tussen mensen en dieren en sommige dieren hebben verbluffende instincten. “Er is echter in het geheel niets, wat ook maar uit de verte doet denken aan zulk een ontwikkeling van de menselijke geest”. Van de mensengeest is er niets te vinden in het dier.
Ook onze tijd loopt over van een pseudowetenschap die voorhoudt dat de menselijke geest niets anders zou zijn dan een constructie van materiele hersens en bouwt ijverig aan een monster van een robot, waarvan naïef verwacht wordt dat hij ooit het bewustzijn van een mens zal hebben. Dit is het trieste resultaat van een “verlichtingstraditie” en een mechanisch denken, terwijl de grootste natuurkundigen zoals Albert Einstein, Niels Bohr, Max Planck hun hoofd allang gebogen hebben voor het ondoorgrondelijk mysterie van de schepping, het leven en vooral van het bewustzijn van de mens.
“De mens in het hol” van Chesterton inspireert ons om op gelijkaardige wijze de valse ideologieën van onze tijd te ontmaskeren vanuit het christelijk geloof. De westerse beschaving blijft het christelijk geloof en de katholieke Kerk arrogant verwerpen en zelfs bestrijden met alle onheil tot gevolg. De westerse economie is aan het instorten. Er heerst een energie- en voedselcrisis met de dreiging van een atoomoorlog. Het westen zoekt zijn heil in een zelfvernietigend totalitarisme met een grenzeloze verheerlijking van de dood, door abortus, euthanasie, de ontwrichting van seksualiteit en huwelijk, een oeverloos moreel relativisme, opgevuld met heidense praktijken van aanbidding van het klimaat en “de planeet”. Om het verlies van de menselijke waardigheid te compenseren, koesteren sommigen zich in de oude, opgewarmde fantasieën van een “reïncarnatie”, zonder te beseffen dat ze een vloek is voor de echte waardigheid van de mens die in zijn wezen en handelen ieder ogenblik uniek en onherhaalbaar is. Neen, de mens is geen evolutie maar een “revolutie”, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, geroepen om gereinigd te worden van zonden en verheven tot de goddelijke leven. Hiervoor is God mens geworden in Jezus Christus. God boog zich neer en werd mens om ons op te heffen tot zijn goddelijke waardigheid. In zijn onvoorstelbare armoede heeft Hij zijn duizelingwekkende grootheid geopenbaard. Hierover volgende week: “God in de grot”.
Nvdr: lees: G.K. Chesterton, verdediger van het geloof en het gezond verstand.”
In een wereld vol oppervlakkigheid, leugen en geweld, met hier en daar een schitterend licht, wensen we u allen een sterk en rijk innerlijk leven. De Drie-ene God woont in het diepst van ons wezen en Christus wil in ons opnieuw geboren worden. Dankbaar en van harte: Een Zalig Kerstfeest.
P. Daniel – Gemeenschap Mar Yakub – Qâra, Syrië, 23.12.22
Flitsen
Met de kerstmarkt van vorige week was een droevige noot verbonden. Het grieks-melchitische patriarchaat in Damascus had een zaal ter beschikking gesteld. Er kwamen maar enkele mensen even kijken. Behalve wat goedkope voeding werd er nagenoeg niets verkocht. We hadden er rekening mee gehouden dat de Syrische bevolking armer geworden is en nu zagen we er het resultaat van. Het is een sterke aansporing om ons nog meer in te zetten en initiatieven te nemen met projecten waarmee de mensen enig inkomen kunnen verdienen.
Lees verder