Filosofen zijn overwegend links. Dat hoeft volgens een nieuwe studie geen probleem te zijn. Wel problematisch is dat het tot zelfcensuur leidt: afwijkende conclusies worden begraven uit angst voor kritiek. ‘De wetenschap schiet zichzelf in de voet.’
“Mochten mijn collega’s weten dat ik gematigd rechts ben, dan zou de helft van hen mij een ‘onmenselijk zwijn’ noemen en als dusdanig behandelen. De andere helft zou zwijgen, uit angst de volgende te zijn.” Met die getuigenis schetst een anonieme filosoof in een studie hoe wetenschappers met een rechtse politieke overtuiging scheef bekeken worden in de academische wereld.
Dat universiteiten linkse enclaves zijn in een samenleving die steeds meer rechts stemt, wordt wel eens geopperd in die rechtse politieke hoek. Maar binnen de academische wereld is de kwestie een taboe. “Vaak wordt er gedaan alsof er geen politieke bias is en de filosofie compleet neutraal is”, zegt filosoof Andreas De Block (KU Leuven). “Nochtans circuleren er online en ook in het echte leven veel anekdotes over hoe vijandig de academische filosofie is tegenover rechtse filosofen en conclusies.”
Toch boog De Block zich net over die vraag, samen met twee Amerikaanse wetenschappers en een Duitse collega, Uwe Peters (KU Leuven). De aan het begin geciteerde persoon is een van de 796 bevraagde filosofen. Concreet probeerden ze te achterhalen welke overtuiging hun collega’s aanhingen en wat de gevolgen daarvan zijn op hun academisch werk. Hun artikel verschijnt binnenkort in het tijdschrift Philosophical Psychology en werd al opgepikt via de blog van de toonaangevende filosoof Justin Weinberg.
De onderzoekers stuurden een enquête naar 10.896 filosofen. Zo’n 1.000 antwoorden volgden, een kleine 800 werden weerhouden. De onderzoekers geven zelf aan dat dat een kleine sample is. Het leeuwendeel afkomstig uit Europa (67 procent) en Noord-Amerika (22 procent). Zij moesten zichzelf situeren op het links-rechts spectrum, met zeven tussenposities. Dat moesten ze zowel voor sociale en ethische zaken doen als voor economische onderwerpen.
Maar liefst 75 procent onder hen noemde zich links. Het aandeel rechtse filosofen (14 procent) en gematigden (11 procent) ligt een stuk lager. “Opvallend is dat maar liefst een vijfde onder hen zich heel links noemt”, zegt De Block.
De resultaten verbazen niet. “Het ligt in lijn met wat we weten uit andere disciplines in de menswetenschappen”, zegt filosoof Maarten Boudry (UGent). Dit soort onderzoek werd het laatste decennium onder impuls van psycholoog Jonathan Haidt al meermaals uitgevoerd in andere disciplines zoals de psychologie, steeds met hetzelfde resultaat. “Zij kaarten al langer aan dat er een gebrek aan ideologische diversiteit is”, zegt onafhankelijk filosofe Tinneke Beeckman.
“Er heerst inderdaad een soort stilzwijgende consensus van ‘jij bent toch ook tegen N-VA of pro migratie?'”, zegt Boudry. “En ik heb het zelf ook gewoon al ervaren. In de paper zegt iemand dat hij er zelf van overtuigd is dat het genderonevenwicht in sommige vakgebieden te maken heeft met de biologische verschillen tussen mannen en vrouwen. Alleen durft hij of zij dat niet publiek te maken, uit angst voor de vijandige reacties. Ik heb dat wel gedaan. (lacht) En inderdaad, ik heb toen veel bagger over mij gekregen.”
Het sluit aan bij een tweede vraag die de onderzoekers zich stellen: leidt die opdeling ook tot discriminatie, bijvoorbeeld bij het aanvragen van beurzen? Net iets meer dan de helft van de respondenten gelooft dat er geen sprake is van discriminatie. Anderzijds blijkt ook dat hoe meer uitgesproken rechts iemand is, hoe groter de kans om gediscrimineerd te worden. Volgens de onderzoekers de verklaring voor het feit dat de balans meer naar links doorslaat op vakgroepen.
“Opvallend is wel dat de studie toont dat links zichzelf ook wel eens durft op te eten”, zegt Boudry. “Gematigd linkse filosofen zeggen vijandigheid te ervaren omdat ze niet links genoeg zijn. Dat zie je niet bij rechts. Dat onevenwicht is toch ontluisterend.”
Nog meer ontluisterend is dat zowat alle wetenschappers toegeven aan een zekere vorm van zelfcensuur te willen doen. Respondenten gaven toe dat ze meer zouden twijfelen om hun eigen argumentatie of conclusie te verdedigen als die rechts is dan als die links is. “Of de wetenschap zichzelf hiermee in de voet schiet? Ja. (lacht) In de filosofie zeggen we altijd dat je het argument moet volgen waar het je naartoe leidt. Maar in de praktijk gebeurt dat dus niet”, zegt De Block.
Hoe groter de belangen worden, hoe meer die discriminatie optreedt. Een rechtse filosoof zal zich niet snel de toegang tot een congres of de publicatie van een paper geweigerd zien. Maar bij het aanwerven voor een job kan dat wel spelen.
En dat is een probleem. “We weten uit onderzoek dat je verdraagzamer wordt als je in contact komt met diverse meningen. Dus die afwezigheid heeft zeker gevolgen binnen de wetenschap”, zegt Beeckman. Ultiem leidt het tot een vorm van verschraling: sommige conservatieve of rechtse argumenten of discussies dreigen uit de wetenschap te verdwijnen. “Dat zorgt er dan weer voor dat sommige extreme standpunten worden uitvergroot”, zegt De Block. “Als het gaat om dierenrechten bijvoorbeeld, krijg je de indruk dat de posities steeds extremer worden en dat bepaalde posities niet meer verdedigd durven worden.”
Uit: Nieuwe studie: filosofen durven niet rechts te denken