Goede Vrienden,
De eerste en belangrijkste eigenschap van onze identiteit en menselijke waardigheid ligt, zoals we vorige keer hebben aangetoond, in het feit dat we door God geschapen zijn naar Zijn Beeld. God laat ons delen in zijn eigen Leven door ons verstand en vrije wil te geven, nl. een bewustzijn, iets dat uniek is in het hele universum. Hiermee zijn we in staat Hem te kennen en op zijn uitnodiging in te gaan om te delen in Zijn Leven.
Onze tweede eigenschap is: we zijn geschapen met een onverzadigbaar verlangen. Mens zijn is zonder ophouden verlangen. We lijken op een bundeling van eindeloze verlangens. Hebben we een fantastische droom, dan zeggen we dat we voor de rest van ons leven volmaakt gelukkig zullen zijn, als we die kunnen verwezenlijken. En we weten zelf dat het een illusie is, omdat we daarna weer naar iets anders verlangen. We moeten immers zeggen dat we verlangen zijn en niet zomaar dat we verlangens hebben. Als kind kwamen we schreiend uit de moederschoot. Daar leefden we veilig geborgen en afgeschermd. Geluid, licht en aanrakingen werden gedempt. Dan kwamen we naakt ter wereld en werden rechtstreeks blootgesteld aan het felle licht, het harde geluid en directe aanrakingen. We weenden omdat we zo behoeftig waren en in niets voor onszelf konden zorgen.
Iets van dit schreiende kind blijven we heel ons aardse leven meedragen omdat we zelf nooit in staat zijn onze diepste verlangens te voldoen. Ons hart is te groot om ooit door iets op aarde helemaal voldaan te worden. De reden hiervan ligt in het feit dat God ons geschapen heeft naar zijn Beeld om eens volmaakt gelukkig te zijn in Hem. We zijn niet geschapen voor deze vergankelijke wereld. Deze wereld is geschapen voor ons en wij zijn geschapen voor het volmaakte geluk en eeuwige leven in God. We worden als het ware zoals een ijzer naar een magneet aangetrokken. In feite zijn al onze verlangens slechts verschillende uitingen van het ene Grote Verlangen naar God. We kunnen onszelf voorstellen met een heel grote V en daarin niets anders dan kleine v’s.
De kunst van het leven bestaat er nu in dit te aanvaarden en er naar te leven. Het is een erkennen dat alle aardse waarden ons slechts op beperkte wijze kunnen voldoen. Dan kunnen we ook echt (beperkt) genieten. Daarom zegt Jezus in de zaligsprekingen: zalig gij die arm zijt…, die nu honger lijdt…, die nu weent… (Lucas, 6, 20-22). Geniet (beperkt) van het leven, maar blijf dat schreiende kind in u koesteren, blijf die honger naar het absolute in uw hart bewaren, blijf uw arm en onverzadigd zijn erkennen en laat u niet misleiden door de illusie dat er ook maar iets op aarde is dat u voor altijd en volmaakt gelukkig zou kunnen maken. Zorg er voor dat de diepste stroming in uw leven niet geblokkeerd geraakt door u aan ’n aardse waarde te hechten alsof het uw hoogste goed zou zijn, want dan wordt het een bedrieglijke afgod. Het eerste gebod in de Bijbel is: God liefhebben boven alles. Het eerste verbod luidt: gij zult geen afgoden vereren. Jezus wil dat wij zijn vreugde ten volle in ons zouden bezitten (Johannes 17,13). We zijn voor niets minder geschapen dan voor het volmaakte Geluk, de oneindige Liefde van God zelf en het Eeuwige Leven met Hem. En al het andere, waar wij te zeer aan gehecht zijn, kan een belemmering, een afgod worden. Dit geldt niet alleen voor aardse rijkdom, bezit, geld, eer, macht, alcohol, drugs, seks… maar ook voor de hoogste morele waarden, zoals de liefde van man en vrouw, de liefde van ouders tegenover hun kinderen enz. Dit alles blijven ondergeschikte waarden. Daarom zegt Jezus ook dat wie zijn echtgeno(o)t(e), kinderen, ouders… ‘meer lief heeft dan Mij’, niet waard is zijn leerling te zijn (Mattheus 10, 37). Dit is geen uitnodiging om de onderlinge liefde te verminderen, integendeel, het is een aansporing om ons uiteindelijk doel voor ogen te houden en onze liefde voor God te vermeerderen. Wanneer deze centrale cabine van de hoofdstroom in orde is, zullen we hieruit ook alle energie krijgen om de onderlinge liefde te vermeerderen. Jezus zegt: “Ik ben de wijnstok, gij de ranken. Wie in Mij blijft, zoals Ik in hem, die draagt veel vruchten want los van Mij kunt ge niets” (Johannes 15, 5).
Wanneer we dit oer-verlangen naar God in ons niet erkennen noch op de juiste wijze voeden, is het alsof de hoofdstroom uitvalt. Er komt een kortsluiting tussen ons diepste Verlangen en de vele beperkte verlangens. We vluchten dan in de jacht naar kortstondig genot en hechten ons krampachtig vast aan voorbijgaande bevredigingen, die een steeds grotere onvoldaanheid achter laten. En dit zoeken naar kortstondig genot kan in alles liggen. Sommigen worden zodanig in beslag genomen door de zorg voor hun lichamelijke gezondheid dat het hun ziekte wordt. Sommigen vluchten in drank, computerspelletjes, drugs, seks… een vlucht die hen niets anders oplevert dan de illusie van geluk én een verslaving. Wanneer iedere band met de diepste stroom in ons ontbreekt, spreken we van “existentiële frustratie”. Veel mensen zien geen zin meer in hun leven, ze weten niet voor wie of wat ze zich moeten inzetten. Hun geestelijke leegte wordt voor hen zo ondraaglijk, dat sommigen zelfs definitief willen vluchten en hun leven zelf beëindigen. Ze hebben geen kracht meer om te strijden. Zolang iemand zin ziet in zijn lijden, zal hij blijven strijden, hoe groot het lijden ook is. Sinds de jaren ’70 van vorige eeuw hebben we duidelijk een spectaculaire toename kunnen waarnemen van een soort driekoppige draak: agressie, verslaving (obsessie), depressie. Je hebt geen wetenschappelijk onderzoek nodig om te zien hoe sterk de agressie in het openbare leven toegenomen is en blijft toenemen. Hetzelfde voor de vele vormen van verslaving. En het duidelijkst is de depressie omwille van een pijnlijke geestelijke leegte, die nu bijna alom tegenwoordig is. Bovendien treden er voortdurend nieuwe vormen op waarvan steeds meer mensen het slachtoffer zijn: burn-out, chronisch vermoeidheidssyndroom… En de uitvoerige psychologische verklaringen hiervan zijn niet in staat de geestelijke leegte op te vullen.
Wat kunnen we doen? Een deugdelijk innerlijk leven opbouwen. Positief onze liefde tot God, Jezus, het Evangelie, Maria, de Kerk, de anderen versterken door gebed, meditatie, liturgie, sacramenten. Wat zuurstof is voor het fysisch leven, is gebed voor een menselijk, spiritueel leven. Negatief kunnen we de “koorts van het leven”, de jacht naar het aardse, de verlangens naar vergankelijke waarden, de drukte en het lawaai verminderen en onszelf niet verliezen noch in grote vreugden, noch in zware tegenslagen. Gun uzelf de nodige innerlijke rust en stilte opdat de diepste stroom in uw leven zijn vrije, onstuimige loop kan gaan en ruim alle “afgoden” op.
Sommigen zullen het grondig oneens zijn met deze voorstelling. Voor Sigmund Freud met zijn verwrongen godsbeeld (en zijn volgelingen), was/is een verwijzing naar God, naar het geloof of naar het gebed, een capitulatie. Voor ons is het een weg naar authentieke bekering. In een afzonderlijke bijdrage zullen we grondig afrekenen met deze hardnekkige en verstikkende “freudiaanse illusie”. Eerst willen we echter een schitterende illustratie geven van deze tweede eigenschap van ons mens zijn, nl. hoe ons hart onrustig is totdat het rust in God. We doen het aan de hand van de ommekeer die de heilige Augustinus zo levendig beschreef.
P. Daniel
In Flitsen geven we een verslag van ons bezoek aan Sadad . In Het christendom sterft waar het geboren is handelen we nogmaals over de christenen in het Midden Oosten. Terwijl het orkest speelt …handelt over de ondergang van onze beschaving. En dit nog geeft weer een overvloed aan info over Syrië, corona, geopolitiek en Kerk.
Flitsen
Sadad: naaiatelier voor doofstommen
Eind vorige week nodigde Abouna Michaël, de jonge dynamische Syrisch-orthodoxe priester van Sadad ons uit. Hij wilde ons het naaiatelier laten zien. Sadad is een uitsluitend christelijk dorp met verschillende kerken en zonder moskee. Het wordt tweemaal in de Bijbel vernoemd (Numeri 34, 8 en Ezechiël 47, 16). Je ziet er ook geen gesluierde vrouwen of meisjes, zoals overal elders. We werden ontvangen door een joviale man, die de tweede verdieping van zijn huis gratis ter beschikking gesteld heeft voor het atelier. Hij is een handige kerel die allerlei kapotte toestellen en apparaten van de mensen repareert, allemaal gratis. De trap ligt vol met resten van afgedankte apparaten. De tweede verdieping is een ruime zaal met vier ramen en veel licht.
Lees verder