Over lege tekstbalonnen en hun navulbaarheid

Johan Sanctorum

De rel is ondertussen al een goeie week oud, en dus zelfs geen nieuws meer: een moment waarop ik als filosoof de zaken bij voorkeur oppik, om de waan van de dag te ontlopen. Wat was er aan de hand?

Voor een striptentoonstelling, die momenteel  in de lokettenzaal van het Vlaams Parlement loopt, werden twee (jawel, twee!) curatoren aangesteld, te weten de gepensioneerde kunstpaus Jan Hoet en de socialistische ex-volksvertegenwoordiger Dany Vandenbossche. Toen Vlaams Parlementsvoorzitter Jan Peumans (N-VA)bezwaar maakte tegen een Franstalige tekstballon (van een uiteraard Franstalige strip, getekend François Schuiten) op de voorzijde van de brochure, werd die tekst  verwijderd door de twee intendanten, en werd de brochure uiteindelijk afgedrukt… met een blanco tekstballon. Zonder commentaar.

Uiteraard stond het Belgische cultuurpolitieke establishment op zijn achterste poten: van Fadila Laanan, (Wie? De minister van Cultuur van de Franse Gemeenschap dus) tot een ander theelichtje, Vlaams parlementslid Elisabeth Meuleman (Groen), gonsde het dat Vlaanderen weer een stap dichter bij de fascistische censuurstaat was gekomen. Ze verkeren in het goede gezelschap van o.m. Vlamingenhater Olivier Maingain (FDF), die in La libre Belgique verklaarde: “La censure de l’oeuvre de François Schuiten au parlement flamand est un acte qui confine tout autant à la barbarie qu’à l’idiotie”. Lees verder

Gedaan met de veiligheidsobsessie

Johan SanctorumJohan Sanctorum
Een snelkookpan met spijkers
Twee ogenschijnlijk los van elkaar staande gebeurtenissen van de voorbije week trokken mijn aandacht. Enerzijds de aanslag op de marathon van Boston, waarbij twee obscure Tsjetsjenen drie doden, een hoop afgerukte ledematen en andere rommel veroorzaakten, met behulp van een ordinaire snelkookpan en nog wat keukengerei. Wetenschap en technologie voor iedereen, zowaar: iedereen kan zo’n splinterbom maken, volgens aanwijzingen die vlot op het internet te vinden zijn. Vergeet Al Quaeda en aanverwanten: niet meer dan twee mafkezen en een snelkookpan zijn nodig om een stad op haar kop te zetten.

Het andere feit voltrok zich dichter bij huis: een handvol misnoegde Antwerpenaren trokken naar de rechter om de Sinksenfoor te laten verbieden die al sinds mensenheugenis op de gedempte Zuiderdokken staat.

Lees verder

Ook Vlaanderen heeft nu zijn Waarheidscommissie

Johan SanctorumChokri, Zouzou, en het groot Vlaams pardon

Ook Vlaanderen heeft nu zijn Waarheidscommissie

Allicht doet het woord Waarheidscommissie bij u een belletje rinkelen: o.m. in Argentinië, El Salvador, Peru, en Guatemala, waar duizenden mensen gewoon in het niets oplosten onder de militaire dictatuur, drong een onderzoek zich op naar de ware toedracht. Een volk moet afrekenen met zijn verleden en de schuldigen aan massamoord ter verantwoording roepen.
VillageDat is ook de mening van Chokri en Zouzou Ben Chikha, twee lolbroeken van allochtone komaf (sorry, mag ik niet zeggen: verboden woord in het Gentse), die zich in uitermate knullig Nederlands uitdrukken over allerlei kwesties, ook de Vlaamse, en net daaraan hun hoge aaibaarheidsfactor ontlenen. Noem het maar positieve discriminatie: de heren zijn uit de media niet weg te branden.

Wat is hun case? Geen wrede dictatuur, geen genocide, geen doodstraffen of afgehakte handen (vandaag vooral te vinden in moslimlanden, minder langs Vlaamse wegen), maar de Wereldtentoonstelling van 1913 te Gent, waar een groep Senegalezen in een ”Village Sénégalais” figureerden. Ook een stel Filippijnen, ronddollend in hun natuurlijke habitat, vormde een vermakelijk curiosum, het was dan ook een Wereldtentoonstelling.
De charme van de wildeman dus. Vermoedelijk keken die mensen al evenzeer naar ons als wij naar hen, en moeten we dit als een voorvorm van het sociaal toerisme beschouwen, uiteraard vermengd met het typische koloniale sfeertje van die tijd. Maar zo denken de broers Ben Chikha er niet over: op hun webstek gewagen ze van een hallucinant, racistisch en mensonterend evenement dat dus euh… een Waarheidscommissie verdient. Honderd jaar na datum.

Zo gezegd zo gedaan: raar maar waar, ze bestaat echt, het is blijkbaar geen late Aprilgrap. Het oude Gentse gerechtsgebouw doet dienst als decor. Weinig kans dat ook maar één modale Gentenaar wakker ligt van het schertstribunaal, maar daar gaat het niet om. Dit slecht theater blijkt namelijk maar een voorprogramma te zijn van een optreden van de Gentse burgemeester.

De glazen bol van Termont
Over de zin en onzin van historische excuses is er op deze webstek al veelvuldig gebakkeleid. Meestal gaat het om plat politiek stuntwerk, afgedenkt door een stevig scheut moralistische aanstellerij. In dit geval met burgemeester Daniël Termont in de glansrol, die al eerder besliste om het Nederlands woordenboek van enkele onwelvoeglijke termen zoals “allochtoon” te ontdoen.

Ach, zich vergapen aan exoten, het is des Menschen, meer dan Chokri en Zouzou blijkbaar beseffen. We doen het allemaal op reis, we zijn allemaal Kuifjes in de Sovjet-Unie, nieuwsgierige en verwaande voyeurs die perse op de foto willen met die negerin (pardon) die haar kroeshoofd als een bagagerek vermag te gebruiken. Omgekeerd zijn de Bruggelingen én Gentenaars in hun Vlaams Madurodam voor al die Japanners ongelooflijk grappig en menig kiekje waard. Lachen geblazen thuis.  Om nog maar te zwijgen van de vrolijke vitrines aan de Kortrijkse Steenweg, waar de fijne vleeswaren uit de Filippijnen, Senegal, en Oost-Europa dagelijks in alle maten en gewichten worden aangeboden.
Desalniettemin vragen Chokri en Zouzou zich bezorgd af, of dat negerdorp van de Gentse tentoonstelling uit 1913 toch niet iets met de Vlaamse identiteit te maken heeft. Daarop kunnen wij enkel bevestigend antwoorden: jawel, de stront aan onze klompen, die ongeneeslijke vieze adem die opwalmt als we onze donkerbruine gedachten aan de toog ventileren, dat lachen met foute moppen, het steeds maar weer voor de verkeerde partij stemmen, het zit in ons, en de Waarheidscommissie zal het eruit pulken.

Meer nog: niet alleen de Gentenaar, de Vlaming, maar meteen ook de Vlaamsche cultuur zal hier terechtstaan. Zo zal het Cyriel Buyssegenootschap zich plaatsvervangend moeten verantwoorden voor het woord “neger” dat door deze Vlaamse romancier (1859-1932) werd gebezigd. “De commissie moet een ondergesneeuwd en controversieel element van de Gentse geschiedenis blootleggen, en de commissie moet die bekommernis projecteren naar de toekomst toe”, aldus ene Annelies Verdoolaege, Afrikaniste aan de UGent.

Het ziet er dus naar uit dat Buysse in de nabije toekomst uit de rekken zal gehaald worden, tenzij men systematisch het woord “neger” overplakt. Met Afrikanologistische groeten.
Gewezen provinciegouverneur Herman Balthazar (S.PA) patroneert dit grootscheeps gewetensonderzoek, dat onvermijdelijk zal eindigen in een massaal mea culpa en een zelfgeseling van alle Vlamingen omwille van deze misdaad tegen de menselijkheid.

Er was althans één bijdehandse jongen die het verdicht niet afwachtte: terwijl de bizarre alliantie van artistieke mistspuiters en Gentse academici ijverig de stoelen klaarzette voor de zittingen van de Waarheidscommissie, leek burgemeester Termont (ook S.PA: zal het u verbazen) de uitslag al in zijn glazen bol te hebben gezien. Hij bood maar meteen, namens de stad Gent en voor de opgetrommelde media, zijn excuses aan tegenover heel de beschaafde wereld. ‘U kan er van op aan dat de samenleving die de stad Gent is, een heel andere samenleving is die dat vandaag niet meer zou doen’, aldus de burgervader.
De voorzet van Chokri en Zouzou recht in doel gekopt, jawel, zij het dat de match nog niet eens begonnen was.

LeopoldIIHet leven en de werken van Leopold II
De in snelheid gepakte Commissie stond even voor gek: “we moeten het in een bredere context zien, als kritiek op het kolonialisme”, zo klonk het bedremmeld. Maar ondertussen was wel duidelijk geworden dat de milde steun van de stad Gent aan het project niet vrijblijvend was: dit moest en zou een Termont-show worden tijdens de Paaskomkommer. Met dank aan Action Zoo Humain, de subsidiefuik van Chokri en Zouzou, en de nuttige idioten van de Ugent.
Wat hier nog het meest in het oog springt, is inderdaad de ranzigheid van een linksgekleurd academisch establishment, dat probleemloos meehuppelt in de groteske mix van middelmatig allochtonentheater en politiek opportunisme. Kan men de fratsen van Chokri en Zouzou nog opvatten als bezigheidsterapie en een geslaagde vorm van tewerkstelling in de socio-culturele sector, en kan men nog enig begrip opbrengen voor de profileringsdrang van Daniël Termont die vóór zijn beurt in het beeld kwam lopen, dan is het “wetenschappelijk” gehalte van deze Waarheidscommissie dubieus. Temeer omdat het hier helemaal niet gaat om de Vlaamse identiteit en onze vermeende racistische inborst, maar om het kolonialisme in zijn globaliteit, waar de Gentenaar van vroeger en nu zich helemaal niet hoeft voor te excuseren.

Er zijn nochtans duistere bladzijden uit de Belgische geschiedenis genoeg, die wél een Waarheidscommissie waard zijn. Om in de koloniale sfeer te blijven: de moord op Patrice Lumumba bijvoorbeeld, de eerste premier van het onafhankelijke Congo,- een door de CIA beraamde executie, met instemming van Boudewijn I en op aansturen van het Belgische grootkapitaal, De daartoe opgerichte onderzoekscommissie in 2002 was weinig meer dan een doofpotoperatie waar uiteindelijk niemand met de vinger werd gewezen. Steek daar misschien eens uw tijd in, historici van de UGent.

Over de wandaden van Leopold II in Congo is bij ons weten zelfs helemaal géén officieel onderzoek gevoerd,- afgezien van het nep-onderzoekje dat de vorst zelf beval, onder druk van de aanzwellende kritiek op de onmenselijke omstandigheden in de rubberindustrie, de dwangarbeid, het gijzelen van vrouwen en kinderen, het platbranden van dorpen die hun quota niet haalden, het afhakken van handen en voeten.
Men schat dat Leopolds regime tien miljoen Congolezen het leven heeft gekost. Hugo Claus schreef er ooit een toneelstuk over, dat stante pede werd verboden. Onder druk van het Koninklijk Hof, zo wordt verteld.

In het licht van deze reële historische hangijzers is de Gentse “Waarheidscommissie” over de expo van 1913 van een lachwekkende onnozelheid. Als pure theaterbedoening had ik er geen woord aan vuil gemaakt, leve de artistieke vrijheid (al kost het ons ook geld). Maar dat dit in de blubber van de lokale politiek dobbert, en, godbetert, wetenschappelijke ondersteuning krijgt vanuit de academische sector, is de schaamte voorbij.

Johan Sanctorum

Over symboliek als marketingstunt

Johan SanctorumDe nederigheid van Franciscus

Johan Sanctorum, 01.04.2013

Over symboliek, rituelen en religieuze marketing

De paus heeft op Witte Donderdag in een Romeinse gevangenis de voeten gewassen van een aantal jeugdige delinquenten (men spreekt allang niet meer over jonge boefjes), “als teken van nederigheid en ter herinnering aan het feit dat Christus dit tijdens het Laatste Avondmaal met zijn discipelen ook deed”.

Aldus het officiële Vaticaanbericht. Van de 50 aanwezige jongeren werden er overigens maar 12 uitverkoren, de rest bleef met zweetvoeten zitten: het gaat, beste mensen, namelijk om de symboliek, en de apostelen waren ook met z’n twaalven, waaronder één rotte appel, genaamd Judas Iskariot (volgens sommigen geen ordinaire geldwolf, maar een lid van de Joodse ondergrondse tijdens de Romeinse bezetting).

Lees hier het volledige artikel.

Gerard Mortier heeft het nog altijd niet begrepen

Johan SanctorumGerard Mortier heeft het nog altijd niet begrepen.

:24 maart 2013, door Johan Sanctorum

Vanavond  houdt Gerard Mortier in de Antwerpse Bourlaschouwburg zijn Hugo Claus-lezing, op uitnodiging van uitgeverij De Bezige Bij, literaire evenementenorganisator Behoud de Begeerte, Toneelhuis en De Morgen. Veel schoon volk dus. Yves Desmet praat het circus aan elkaar. Als de weersomstandigheden het toelaten, loop ik eens langs. Alvast een voorbeschouwing.

GERARD MORTIER, PORTRAITHogervernoemd lijstje van organisatoren en sponsors geeft uiteraard al een indicatie van de politieke hoek waaruit de wind waait:dit is een festival van de links-weldenkende bobo’s die Vlaanderen van het fascisme willen redden, en van de weeromstuit onderdak zoeken in de kwakkele Belgische constructie en, godbetert, zelfs het koningshuis. Het bekende verhaal van de door de Belgicistische connectie gedomineerde Vlaamse kunstensector (of alleszins Vlaams als het op subsidies aankomt), we hebben het al duizend keer verteld.

Behoud de Begeerte doet natuurlijk ook een belletje rinkelen. Het waren deze jongens en meisjes die zo nodig de naam van het Antwerpse De Coninckplein – vernoemd naar Pieter de Coninck – wilden veranderen in het Herman de Coninckplein. Het beschamend imbroglio dat daarop volgde, met de eeuwig treurende weduwe Kristien Hemmerechts in de glansrol, zal de geschiedenis ingaan als de zoveelste Antwerpse flauwe grap

Big spender

Maar goed, Gerard Mortier dus. Hij behoort met Jan Hoet tot de generatie Vlaamse kunstpausen: intendanten en curators die het gemaakt hebben op de internationale culturele scène, maar die als soixante-huitards ook vechten tegen hun eigen sclerose en impertinentie, in een tijd waarin cultuur als instituut steeds meer in vraag wordt gesteld. Het is de discussie die ik steeds weer heb met mijn goede vriend en tegenstrever Bart Caron, de Groene believer in overheidspatronage en door de politieke bovenbouw gecontroleerde kunstensector, met heel het administratieve zwaargewicht dat daar onvermijdelijk aanhangt.

Hoe “progressief” deze lui zich ook etaleren, het manna moet wel altijd van de staat komen, zelfredzaamheid is er niet bij. Terwijl nu net dat autonomisme volgens mij een nieuw soort “revolutionaire” kunst zou kunnen opleveren, die ook de politieke zekerheden op losse schroeven zet.

Zo’n gezworen institutionalist is dus ook Gerard Mortier. In een vorig leven was ik artistiek leider van de Vlaamse JeugdOpera, een muziektheatergezelschap voor jongeren. In die hoedanigheid liep ik hem wel eens tegen het lijf. Klikken deed het niet echt. Wij, van onze kant, waren outlaws, we werkten zonder subsidies en vroegen ze ook nooit aan, omdat we vonden dat zoiets onze onafhankelijkheid in de weg stond. Terwijl Mortier altijd de man van het grote geld is geweest, een big spender, iemand die alleen kon gedijen in een omgeving waar er echt met middelen kon gesmeten worden. Overal waar hij neerstrijkt ontstaan er grote putten, die door andere, mindere goden, dan weer moeten gedempt worden. In de Muntschouwburg weten ze er alles van.

Over de bankencrisis en de kwakkelende EU zal men Mortier dan ook zelden of nooit iets horen vertellen: voor hem is er gewoon geen crisis. Het is misschien ook niet toevallig dat Gerard Mortier vandaag directeur is van het Teatro Real Madrid, de Koninklijke Spaanse Opera van een staat die zo goed als bankroet is, maar die desalniettemin vrolijk op olifantenjacht gaat en business as usual bedrijft.

Terwijl het Madrileense staats- en cultuurcentralisme eigenlijk al zijn glans heeft verloren, en de Catalaanse regio luidop droomt van onafhankelijkheid. In de opera van Barcelona worden trouwens meer artistieke potten gebroken dan in Madrid (in tegenstelling tot Vlaanderen zijn de Catalaanse kunstenaars wél republikeins en autonomistisch). Maar Mortier heeft dus gekozen voor de erfgenamen van Groot-Inquisiteur Filips II, het oude pluche en de stierengevechten. Dos cervezas por favor.

Boboisme

In politiek-intelellectueel opzicht ontstaat er daardoor een enorm spagaat: men heeft de indruk dat het progressistische,kosmopolitische discours van deze eminente lui een soort verlegenheid moet toedekken, een schaamte omwille van de institutionele verankering waarvoor men heeft gekozen, en die uiteraard allesbehalve “progressief” kan genoemd worden. Het gaat dus om schaamlappen en alibi’s.

In De Standaard van vrijdag 22 maart gaf Mortier in een kort interview, bij wijze van prelude op zijn Claus-lezing, alweer een inkijk in dat vreemde, dubbelzinnige, inconsequente boboisme. Enerzijds wordt er natuurlijk uit het vaste vaatje getapt van het “enggeestig nationalisme” versus het verlichte internationalisme, waarin hijzelf uiteraard schittert. Daarbij wordt aangehaald hoe de Vlamingen altijd weer uitzwermden om het in de vreemde te maken: Vlaanderen zendt zijn zonen uit, het motto van de missiepaters. Op cultureel vlak worden de Vlaamse polyfonisten uit de XVde eeuw (in Frankrijk spreekt men van L’école franco-flamande!) steeds weer als voorbeeld aangehaald. Maar musicoloog Johan Uytterschaut haalt dat argument in een stevige lezersbrief onderuit en demystifieert:

“Ze waren opgekocht door headhunters in dienst van Europese hoven die goed in de slappe was zaten. Bovendien was die braindrain zo massaal, dat niemand van betekenis hier achterbleef om op de winkel te letten en een nieuwe generatie componisten op te leiden.”

Door een gebrek aan gezond chauvinisme liep Vlaanderen dus leeg. Er werd door die kosmopolieten zoveel gereisd en goede sier gemaakt aan de Europese hoven, dat wij nooit tot een cultuurnatie konden doorgroeien. Waardoor de kneuterigheid en het elk-zijn-vierkante-meter-syndroom bleef domineren. Alle gelijkenis met de huidige situatie is toevallig.

De nieuwe breuklijnen en de tekens van revolte gaan uit van een nieuwe behoefte aan herkenbaarheid en identiteit, niet vanuit een belegen conservatisme, maar juist tegen het establishment en de oude regimes.

Ook vandaag zitten we opgescheept met het halfslachtig boboisme van een cultureel establishment dat voortdurend naar “het buitenland”, Europa en de wereld lonkt, omdat de elementaire fierheid ontbreekt tot politiek veranderingsdenken op eigen bodem. Een laag zelfbeeld zit er achter de ronkende breeddenkendheid die Mortier, Hoet en alle anderen etaleren. Ook Hugo Claus, zonder twijfel een literair monument én zoon van een “zwarte”, ontsnapte niet aan die latente drang tot nestbevuiling.

Een staaltje van kromdenken ontwaart men ook, waar Mortier met zoveel woorden zegt dat hij eerst De Wever steunde, als een dam tegen het Vlaams Belang (‘Ik zag in hem iemand die het Vlaams Belang kon counteren.’). Maar nu De Wever zelf een bepalende factor is geworden, wordt ook diens variant van het Vlaams-nationalisme als kwaadaardig beschouwd. Weer een voorteken dat er een nieuw cordon in de maak is, hoe hard de N-VA-voorzitter ook zijn best doet om het verdomhoekje te mijden…

Cultuur, grondstroom, verzet

bouillabaisse

Marseillezen keren het EU-cultuurcircus de rug toe, en begeven zich aan een huisgemaakte bouillabaisse.

Intriges, schijnbewegingen en alibi’s. Er heerst een fundamenteel gebrek aan parler-vrai in dit bobo-milieu. Dit manco, én de weigering om aan een artistieke vooruitstrevendheid ook een politiek-revolutionair denken te verbinden (in de Vlaamse context is dat zonder meer de autonomistische beweging, los van het oude België in het kwakkelende Europa), maakt dat al die bevlogen cosmopolitische kunstenaars op het einde ook de artistieke boot missen: het discours van Gerard Mortier is versleten, achterhaald, het ruikt naar de mottenballen en naar het naïeve vooruitgangsoptimisme van de voorbije eeuw waarin de bomen tot aan de hemel groeiden.

De nieuwe breuklijnen en de tekens van revolte manifesteren zich ergens anders. Ze gaan uit van een nieuwe behoefte aan herkenbaarheid en identiteit, niet vanuit een belegen conservatisme, maar juist tegen het establishment en de regimes die vandaag vluchten in Eurofiele waandenkbeelden. Heel de EU-bubbel is gedoemd om open te spatten, financieel, economisch, politiek, én als cultureel evenementenbureau. Dàt heeft Mortier, met al zijn intelligentie, nog altijd niet begrepen.

In dat opzicht kan ik misschien verwijzen naar de verzetsbeweging in Marseille, dit jaar tot “Culturele hoofdstad van Europa” gebombardeerd. De bewoners van deze door criminaliteit geteisterde grootstad vinden het getuigen van cynisme om te denken dat internationalistische prestigecultuur hun problemen zou kunnen oplossen. Integendeel: de bobo’s helpen mee aan de sociale afbraak, ze ontnemen de Marseillezen moreel het recht om naar hun eigen (rijke) identiteit van Provençaalse vrijstad op zoek te gaan.

Onder de veelzeggende naam “Front des réfractaires à l’intoxication par la culture” (kortweg FRIC) is er een tegenbeweging op gang gekomen, noem het maar een volksopstand, tegen de Euro-verlakkerij, de mega-masterplannen, en de doortocht van de lachende kunstpausen:

“Les Marseillais sont censés participer aux réjouissances, se laisser bercer de bons sentiments, s’enthousiasmer pour une culture hors-sol parachutée depuis les sommets de la bureaucratie européenne et applaudir à l’éviction des cultures populaires intimement liées à ce territoire. Pour notre part, bien conscients que cette opération va se mener contre nous, nous ne serons pas les gogos de leur pseudo-événement. S’ils veulent la guerre, ils l’auront !”

Dat is taal met de kracht van een bom, Gerard Mortier zal dit zonder twijfel als “populisme” proberen dood te slaan. Toch is het dit soort bewegingen dat de culturele toekomst van Europa en van deze planeet zal uitmaken: een anti-globalistisch élan, een tendens tot schaalverkleining, gekoppeld aan een zoektocht naar wortels, het particuliere, het bijzondere en unieke, en gericht tegen de grote gelijkmaking. Dat alles gecombineerd met een imperatief van meer sociale rechtvaardigheid en echte politieke democratie.

In Vlaanderen bestaat de grote uitdaging er nu voor de culturele sector in, om de klik te maken, weg van het subsidieconsumentisme, weg van het Belgicistische en Euro-cosmopoliete ontkenningsgedrag, én in de richting van een republikeinse revolte. Jawel, met de steun van en gedragen door de zogenaamde grondstroom. Noemen we het maar de Tijl Uilenspiegelfactor, het (her)ontdekken van onze rebelse volksaard, de Geuzenmentaliteit, tegen het katholieke onderhorigheidsdenken.

Daar hebben we meteen ook weer een raakpunt met de Groot-Nederlandse gedachte. Om te beletten dat de polyfonisten blijven uitzwermen en het klootjesvolk achterblijft, hebben we een gemeenschappelijke ruimte nodig met voldoende zwaartekracht. Zogenaamd rechts heeft hier sterkere kaarten en betere argumenten dan links, zeker in Vlaanderen, of Mortier dat nu graag hoort of niet.

De natie is geen doel op zich, mag het nooit worden. Ze is, op haar best, een vat waarin een collectieve identiteit als organische chemie kan gedijen. Zonder dat, blijven we een verzameling brokstukken, een planetoide zonder bindingskracht.

Dat is mijn antwoord, a priori, aan de zonder twijfel zeer onderhoudende Claus-lezing van Gerard Mortier.

Nvdr: dit artikel dateert van gisteren en had dan moeten gepubliceerd worden om u de gelegenheid te geven Gerard Mortier in levende lijve te kunnen beluisteren.  Maar ja, gisteren was zondag.  Een vleugje Mozart om uw ochtend op te vrolijken en dan ‘s avonds de ontnuchtering met een zondag-overdenking over Kathleen Cools geestestoestand was alles wat onze ( en uw?) zondagsrust kon verstoren.  Dit artikel over de OCMW-mentaliteit van “cultuurbobo’s” in Vlaanderen willen we u echter niet ontzeggen; vandaar dit artikel van Johan Sanctorum, met een dag vertraging.

Bron: http://vlaamserepubliek.wordpress.com/2013/03/24/gerard-mortier-heeft-het-nog-altijd-niet-begrepen/

.

Tussen zeep en bouillabaisse: waarom Marseille zich moet verzetten tegen het Europese cultuurcircus

Johan SanctorumTussen zeep en Bouillabaisse: waarom Marseille zich moet verzetten tegen het Europese cultuurcircus

De laatste dagen kom men in de pers alarmerende berichten lezen over een gangsteroorlog die in Marseille woedt, en de grote mate van straatcriminaliteit, waarbij de drugshandel en de oorlog tussen rivaliserende bendes het sociale weefsel domineren.

oudMarseilleUiteraard is dat fenomeen niet nieuw: de Corsicaanse maffia heeft al jaar en dag een vaste stek in deze Franse havenstad. Sterker nog: volgens publicisten als José d’Arrigo is Marseille een stad die in een voortdurende paranoia tegen het establishment leeft, en zo een “kwaadaardig” karakter heeft gekregen, waardoor de politie en het stadhuis altijd tot de overkant behoren. Marseille was tot in een Provençaalse vrijstad, en kwam pas in … onder de Franse kroon, voor wie de plek van groot strategisch belang was. Toen Koning Lodewijk XIV kanonnen in het fort aan de haven installeerde, richtte hij ze niet op zee, maar op de stad, als teken van macht. De maffiacultuur zou in dat opzicht maar een symptoom zijn van een dieper liggende stadsrebellie en de status van “bezette stad”, die Marseille enigszins deelt met die andere “kwaadaardige” havenstad, Antwerpen, waar ook iedereen de vuilzakken fout buiten zet, alleen al om het gezag te treiteren. We spreken dan nog niet over de foute politieke partijen die er het levenslicht zagen.

Savon de Marseille

Wat er ook van zij, Marseille werd dit jaar gebombardeerd tot “culturele hoofdstad van Europa”, samen met het Slovaakse Kosice, en men mag aannemen dat hier groot denkwerk aan is vooraf gegaan door het Europees parlement en de bijbehorende jury.

De bedoeling is inderdaad, om de stad wit te wassen, via een hoogcultureel etiket dat eigenlijk puur als façade fungeert. In totaal worden zo’n 400 culturele evenementen georganiseerd met een budget van ruim 90 miljoen euro. Glamoureuze kunstenaars (met onze onvermijdelijke Jan Fabre voorop) en gerenommeerde artistieke gezelschappen maken hun opwachting, en maken een heel jaar zwaar betaalde drukte, om het jaar daarop weer elders neer te strijken. De samenlevingsproblemen, de leefbaarheid en de criminaliteit gaan aan hen voorbij, ze wagen zich zelfs niet in de achterbuurten en bidonvilles, maar beperken zich tot de pittoreske binnenstad.

De E.U. toont zich hier van haar meest wereldvreemde kant. Met dezelfde onnozele hooghartigheid, waarmee men dacht even snel een hold-up te plegen op de spaarrekeningen van Cypriotische garnalen, zo wordt dat uithangbord “culturele hoofdstad” bovengehaald om Marseille te bevrijden van zijn onderwereld, wat uiteraard een lachwekkende illusie is. Ze gaat uit van de veronderstelling dat cultuur van bovenuit kan worden opgelegd, om onderstromen te dempen waar de politiek geen vat op heeft. Groen-parlementariër Bart Caron is een notoir voorstander van dit paternalisme, stijf staand van de “flankerende en stimulerende beleidsmaatregelen”. Cultuur geldt hier als glij- en smeermiddel van een maakbare samenleving, waarin mensen voortdurend gesensibiliseerd, geactiveerd en aangemaand tot participatie moeten worden.

In werkelijkheid gaat het om een collusie van de politieke elite en de zakenwereld die er de intellectuele elite bijhaalt om sprookjes te vertellen. Het sprookje van de verkoopbare stad die zich als etalage aanprijst. Prestige-architectuur speelt een sleutelrol in dit city-marketing-verhaal. Vuile plekjes moeten worden opgekuist, of beter: het vuil wordt onder tafel geveegd, via peptalk en dure bakstenen.

MarseilleIn Antwerpen dacht Patrick Janssens ooit dat hij het beruchte Coninckplein wel zou proper krijgen door een nieuwe bibliotheek neer te poten. Marseille is sinds kort trotse bezitter van het cultuurcentrum Villa Méditerranée (foto) van de befaamde Italiaanse architect Stefano Boeri. Inderdaad, naast de artistieke upperclass zwermen er altijd een klad superarchitecten (altijd dezelfde namen) in de buurt van dit soort financieel ruim bemeten faceliftoperaties. Ook sterarchitecten Norman Foster en Rudi Riciotti mochten een deel van de koek tot zich nemen. Daarachter wrijven dan weer de bouwpromotoren en de betonboeren zich in de handen: neen, helemaal economisch zonder belang is dat culturele-hoofdstad-verhaal natuurlijk niet.

Zei ik “glijmiddel”? De historiek van Marseille, als zeepstad, is in dat opzicht veelbetekenend. Van oorsprong is dit een mediterraan product met Oriëntaalse wortels, dat al in de tiende eeuw ambachtelijk werd geproduceerd in de regio, vooral ten behoeve van de (via de kruistochten uit het Oosten overgewaaide) lichaamscultuur, erotiek en, tja, natuurlijk ook de betaalde liefde.  Naar het schijnt is Marseillezeep zelfs een beproefd glijmiddel om de Griekse liefde te bedrijven, – de stad was uiteindelijk ook ooit een Griekse nederzetting.

Het is opvallend, hoe, naarmate de havenstad door de Franse kroon wordt ingepalmd, ook de zeepindustrie wordt genaast door die kroon. Al in 1577 begon de officiële “verzeping” van Marseille, met de oprichting van de eerste Koninklijke Zeepfabriek, waarbij naderhand ook wetenschappelijke en academische normen werden vastgelegd, inclusief productiemonopolies. Dankzij Colbert (minister onder de fameuze Lodewijk XIV) wordt ‘Savon de Marseille’ zelfs een beschermde merknaam

.Ik haal dit aan, omdat heel dat Culturele-hoofdstad-verhaal in wezen tot hetzelfde verzepings- en witwasproces behoort: een poging van de bovenbouw om een subcultuur te recupereren en terloops subversieve tendensen te neutraliseren. Hetzelfde gebeurt met de door de UNESCO tot werelderfgoed erkende carnavalsstoeten zoals die van Aalst en Binche: van oorsprong rebels, baldadig en lichtelijk obsceen volksvermaak, dat via het etiket van erfgoed kan opgekuist worden tot onschadelijke, mondiaal-toeristische attractie, de zgn. Disneyficatie.

bouillabaisseBouillabaisse

“Dit is een oorlog van de rechtstaat tegen de barbaren”, krijst burgemeester Jean-Claude Gaudin, jaloers op de mondaine bobostad Aix-en-Provence, op een boogscheut van het lelijke Marseille.

Maar blijkbaar is toch niet iedereen zo gelukkig met de verzeping die de stad dit jaar te beurt valt. Onder de veelzeggende naam “Front des réfractaires à l’intoxication par la culture” (kortweg FRIC) is er een tegenbeweging op gang gekomen, noem het maar een volksopstand, tegen de Euro-verlakkerij en de doortocht van de culturele elite:

“Les Marseillais sont censés participer aux réjouissances, se laisser bercer de bons sentiments, s’enthousiasmer pour une culture hors-sol parachutée depuis les sommets de la bureaucratie européenne et applaudir à l’éviction des cultures populaires intimement liées à ce territoire. Pour notre part, bien conscients que cette opération va se mener contre nous, nous ne serons pas les gogos de leur pseudo-événement. S’ils veulent la guerre, ils l’auront !”

En daarmee zijn we terug bij het vertrekpunt van dit stukje: de Antwerpse dimensie van Marseille, als rebellerende vrijstad. Uiteindelijk is cultuur nooit iets anders geweest dan volkscultuur, behalve daar waar regimes het nuttig vonden om kunstenaars en intellectuelen te enteren,- waar er overigens weinig weerstand werd geboden.

Desondanks is hét erfgoed van Marseille de vissoep, de fameuze Bouillabaisse, van oorsprong een armeluisgerecht: de door beschadiging onverkoopbare vissen werden aan het eind van de werkdag door de vissers op het strand in zeewater gekookt en dan gezamenlijk gegeten. Het kooknat (bouillon) werd over stukjes geroosterd stokbrood (croûtons) gegoten en met rouille (een gekruide Provençaalse mayonaise) als voorgerecht gegeten.

Dat dit gerecht vandaag op de menu’s van dure sterrenrestaurants prijkt, mag ons niet doen vergeten dat we hier met een volkskeuken van het quasi-oneetbare te maken hebben. Elke poging om die soep te fatsoeneren, leidt tot een verschraling. De enige manier voor deze stad, om van de drugsoorlogen en de maffia-terreur af te geraken, is dan ook het sociaal weefsel herstellen, via kleinschalige subculturele vonken die zich in de beslotenheid van de familie, de wijk, op straat afspelen, maar niets van doen hebben met de geautoriseerde bombast van de voorbijtrekkende Euro-karavaan.

De inbeslagname van de zeep- en bouillabaisserecepten, eerst door de Franse staat, later door de E.U., kadert in een bewust gepland stedelijk identiteitsverlies. De criminele uitwoekering en de verveling van een losgeslagen allochtone jeugd zijn er het gevolg van. Het leefbaarheidsprobleem volgt uit de “culturele intoxicatie”, niet omgekeerd.

De barbaren van de FRIC hebben natuurlijk gelijk, maar ik raad hen aan, een eigen, ludiek straatfestival te organiseren, of voor mijn part een reusachtige ketel Bouillabaisse op het vuur te zetten, alleen voor autochtonen, waarvan het vissig-peperig geurtje fameus in de neus moet kruipen van de hoogwaardigheidsbekleders die ongetwijfeld deze zomer naar Marseille zullen afzakken.

Alleen een radicale herbronning kan een stad als Marseille terug haar patine geven. Graven naar roots, het ontginnen van de originele parfums en smaken. Grote soepketels dienen bovengehaald om de rotte vis te recycleren. Dat gaat met een schaalverkleining gepaard die haaks staat op de E.U.-megalomanie. Misschien moet de stad wel terug haar muren opbouwen, en dan niet alleen voor het decor. Alleen het terugvinden van de eigen hartslag kan een stad of een leefgemeenschap redden. Tegen alle macrostructuren in. En dat geldt niet alleen voor Marseille.

Johan Sanctorum

Wat als…? Over het nut en de zin van kunst

 

Johan SanctorumIn 2009 publiceerde ik een tamelijk controversieel essay, getiteld “De engel, de maagd en de koorddanser”, over kunst als machtsvertoon, en over de kunstenaar als manipulator. Het sinds de renaissance gangbare prototype van de charismatische kunstenaar, de homo universalis, convergeert op een bizarre manier met het optreden van de demagoog, politicus, tiran.

Beiden leven bij de gratie van de toeschouwer/burger/consument, die met rotte tomaten kan gooien, en dus moet gekneed, bewerkt, gehypnotiseerd worden tot volgeling, zeloot, fan. Zo duikt het cultuurgenie op: als iemand die autoriteit en bewondering afdwingt in alles wat hij doet, zegt, of niet doet, of verzwijgt. Meteen ook de natte droom van het leiderstype en alfadier. Kom niet af met kunstenaars die zogezegd niet in het publiek en het applaus geïnteresseerd zijn: zij zijn de ergsten.

Hitler

Gib mir Tuch und Pinsel, oder ich mach alles kaputt!

Publikumsbeschimpfung

De paradox bestaat er nu in, dat de wil om te verleiden en te charmeren, onvermijdelijk overslaat in een geweldsituatie. Ook dat hebben de kunstenaar/ performer en de demagoog gemeen. Vooral in een live-context, oog-in-oog met de zaal, gebruikt de artiest dezelfde knepen als de volksmenner: een ingestudeerde tekst, improvisatorisch vermogen, een goede stemzetting, voldoende pauzes, de juiste gebaren- en lichaamstaal, enz.Van Hitler tot Obama manifesteert de politieke leider zich als taal- en lichaamskunstenaar die steeds in een ambivalente verhouding tot zijn publiek staat. Verleiding en terreur behoren tot dezelfde strategie: het komt erop aan het publieke veld te beheersen, met alle mogelijke middelen, soms zalvend, soms slaand. Hetgeen me tot de boutade verleidde: “Als Hitler een mislukt kunstenaar was, zijn de meeste kunstenaars misschien ook wel, ergens in hun onderbewustzijn, mislukte Hitlers…”

Ik wees in dat opzicht op bepaalde synchronieën, zoals de opkomst van de grote pop- en rock-concerten in de jaren ’60 van vorige eeuw, waar fans zichzelf soms letterlijk dooddrumden (in navolging van de nazi-meetings) tot en met de fatale Love Parade/Duisburg in 2010, de première in Frankfurt anno 1966 van Peter Handke’s Publikumsbeschimpfung (een toneelstuk waarin, zoals de naam het zegt, het publiek continu door de acteurs wordt uitgescholden), het ontstaan van de brutale, schokkende “installatiekunst” begin de jaren ’70, en het optreden van de fameuze Baader-Meinhof-groep in Duitsland,- een terreurcel die het straattheater een nieuwe dimensie wist te geven, met echt bloed en echte doden.

De vraag, hoe de geschiedenis zou verlopen zijn indien Hitler wél was toegelaten tot de kunstacademie, is buitengewoon pertinent…

Meteen zitten we helemaal in de schemerzone tussen kunst, criminaliteit, terreur en psychopathologie. Het geval is bekend van psychopaten zoals de schizofreen Adolf Wölfli, die een enorme artistieke creativiteit ontwikkelden, waardoor hun (zelf-) vernielingsdrang onder controle bleef en zelfs leidde tot museumfähige producties. Kunst als therapie dus: niet genezend, maar wel als een middel om erger te voorkomen, noem het “bezigheidstherapie”. Heel de moderne cultuurscène zou men kunnen zien als een onschadelijk toevluchtsoord voor sociopaten en individuen met een criminele aanleg. Door het geweld in de kunst te integreren, haalt men het voor een flink deel uit de wereld.

Het feit dat een van onze bekendste Vlaamse kunstenaars, Jan Fabre, zijn carrière begon als inbreker, mag als een geslaagd voorbeeld beschouwd worden van kunsttherapeutische preventie. Vele oudjes mogen op hun twee oren slapen, nu Fabre erkenning geniet door beschilderde kevers op een plafond te plakken en af en toe katten de lucht in te gooien. Al met al onschuldige bezigheden die de maatschappij veel leed besparen. Een zegen dat Fabre nooit politieke ambities heeft gehad, ik hoop dat dit niemand op het idee brengt. En wat als Vincent Van Gogh in de politiek carrière had gemaakt? Zou het bij een afgesneden oor gebleven zijn?

september

Wat als dit… een film was?

Omgekeerd zou men zich kunnen afvragen, wat er zou gebeurd zijn, had men Andreas Baader en Ulrike Meinhof een artistiek atelier ter beschikking gesteld, of als men Osama Bin Laden tot filmregisseur had gepromoveerd, een collega van Coppola en Kubrick. Men kan toch niet ontkennen dat 11 september 2001 beelden heeft voortgebracht die tot het erfgoed van de mensheid behoren. Maar de collateral dammage was te groot: dit had een Hollywoodproduct moeten zijn, een kunstwerk dus. Ook door-en-door-slechteriken hadden genieën kunnen worden, als ze op de juiste plaats waren terecht gekomen. Waarna de onvermijdelijke toog-uitsmijter volgt: had men Hitler in de kunstacademie niét wandelen gestuurd, dan was ons wellicht een wereldoorlog bespaard gebleven. De Allgemeine Malerschule der Wiener Kunstakademie, die hem tot twee keer toe buisde op een toelatingsproef, dààr moet de primaire verantwoordelijkheid voor Auschwitz gezocht worden, -al de rest is logische afwikkeling van een planetaire tragedie-.

Deze wat als?-vragen worden veel te weinig gesteld. Ze gaan nochtans over de kern van de geschiedenis, als een geschiedenis van het geweld waarin telkens weer gestoorde individuen hun disfuncties ontwikkelen tot een machtsinstrument. Kunst is dus wel degelijk nuttig, ook (en vooral) de zogenaamde decadente, morbiede of zelfs pornografische kunst: net in die domeinen huizen de potentiële serial killers.

Hitlers levenslange fascinatie voor de 19de eeuwse operacomponist Richard Wagner–nu we toch in het Wagnerjaar zijn beland- draait vooral rond een figuur die er wél in slaagde, zijn zieke geest (zoals Friedrich Nietzsche op een zeker moment terecht opmerkte, en na hem Igor Stravinsky) helemaal te mobiliseren en te structureren in een muzikaal-theatraal geweldproject. De muziek van Wagner verleidt, overweldigt, bedwelmt en doodt, de collusie met de nazi-ideologie is niet toevallig.

WagnerHij eiste (en verkreeg) van zijn publiek totale onderwerping, dompelde het onder in een hypnotische waas, verplichtte het om in zijn zelf gecreëerd pantheon te Bayreuth zes uur lang quasi-onbeweeglijk op een ongemakkelijke houten stoel te zitten,… maar dat is natuurlijk nog altijd veruit te verkiezen boven het bouwen van concentratie-kampen en het gebruik van Zyklon-B.

Afgezien van wat persoonlijke pesterijen tegenover collega’s, het terroriseren van zijn omgeving, en de verachting van het publiek, had Wagner zijn grote mate van destructieve energie dus behoorlijk onder controle.

Het verschil tussen dat Festspielhaus, waar ik o.m. de complete Ring des Nibelungen onderging, en een nazi-vernietigingskamp, zit hem in de sublimatiegraad van het geweld. Het zijn twee isotopen van de onderwerping, afkomstig van dezelfde demonische personages die dit soort architectuur bedenken, maar Wagner bemeesterde zijn eigen waan (Wahn-fried, zoals hij zijn stulpje te Bayreuth noemde), waardoor de ene als genie de geschiedenis in ging, en de andere als schurk. Ik weet dat de Wagnerianen mijn vanaf nu gaan vervloeken, maar vermits ik er zelf een ben, heb ik recht van spreken.

De Joker in Fabeltjesland

SiegfriedKunst lijkt dus een weergaloos voorbehoedsmiddel. De Wagneriaanse held, waarin de componist zichzelf projecteerde, is een stuurloos projectiel, een wandelende bom, maar het bloed vloeit gelukkig alleen op het theater, als ketchup. Deze Hollywoord-surrealiteit is de essentie van kunst. Al van mijn tiende was ik Wagnerzot. Niet alleen door de muziek op zich, maar omdat ik toen al begreep dat kunst de wereld kan redden, door de waanzin onder een stolp te plaatsen.

We komen nu op een zo mogelijk nog méér confronterend punt van deze denkpiste. Momenteel loopt het assisenproces tegen Kim De Gelder, een jongeman die op 23 januari 2009 een moorddadige raid uitvoerde op een kinderdagverblijf. Gewapend met een mes ging hij richting de babyafdeling en verwondde twee opvoedsters. Een derde opvoedster raakte hij dodelijk. Eens aangekomen in de babyafdeling stak hij twee peuters dood en verwondde hij tientallen andere kinderen.

Eigenlijk kon niemand tot op vandaag voor deze jeu de massacre een verklaring geven, ook De Gelder zelf niet. Het rondjesdraaiende nattevingerwerk van de psychiatrie is in deze stuitend. Wellicht is het daarom beter, het psychiatrische én het criminologische vakdenken te overstijgen: een verklaring is alleen mogelijk als men kunst en literatuur erbij betrekt. Een vergelijking met artistieke processen, waar cognitieve, emotionele en autobiografische componenten op elkaar inwerken, en dat alles binnen een Narcistische persoonlijkheidsstructuur, zou verhelderend kunnen zijn. Fabeltjesland is dus, hoe schokkend het ook klinkt, een in de realiteit ontspoord kunstwerk. Sterker nog: het imiteert de artistieke performance en citeert bestaande modellen.

Het spoor, als zou De Gelder geïnspireerd geweest zijn door The Joker, het criminele meesterbrein in de Batman-films, is in dat opzicht te weinig uitgewerkt. De raid op het kinderdagverblijf volgt wel degelijk een filmisch scenario (minutieus voorbereid), en copiëert het personage van een psychopathische massamoordenaar.

De Joker is een uit zijn koers geslagen kunstenaar, wiens “kunstwerk” erin bestaat om zoveel mogelijk leed en chaos te veroorzaken.

jokeHet model van de Joker is op zich een lectuur waard. In de Batman-verhalen dook hij al in de jaren ’40 van vorige eeuw op (de Hitlertijd dus!), als een afgewezen stand-up-comedian, die zijn mislukking desublimeerde tot een reeks destructieve performances, waarin messen, allerlei scherpe voorwerpen, en bijtend zuur de hoofdattributen zijn. De Joker is dus een uit zijn koers geslagen kunstenaar, wiens “kunstwerk” erin bestaat om zoveel mogelijk leed en chaos te veroorzaken. De band met de kunst blijft, tot in de details van de imitatie, maar het register is helemaal verschoven naar de sadistische reality-performance, ontdaan van alle schijn en trucage, in een hypertheatrale setting.

Deze groteske “installatiekunst”, van een verminkte artiest die zich als clown moet schminken om zijn letsels te maskeren, kiest haar attributen met zorg: vlijmscherpe speelkaarten, zuurspuitende bloemen, gif dat mensen doet sterven met de glimlach op de mond,… ze behoren alle tot het Nibelungen-arsenaal van de Joker (in de rugzak van De Gelder vond men overigens een uitgebreide voorraad schminkartikelen).

Van hieruit rijst dan de onvermijdelijke “Wat als…?”-vraag. Wat als men Kim De Gelder naar de filmschool of Herman Teirlinck had gestuurd? Met andere kaarten zou hij best een respectabel artiest kunnen geweest zijn, zijn mythomanie wijst op die aanleg. Misschien was Fabeltjesland dan een succesvolle opera geworden, of een Kubrick-achtige horrorfilm, met dezelfde Wagneriaanse ketchup. In de gruwel van de massamoord wordt echter duidelijk dat het verleden onuitwisbaar is, en dat de Jokers van deze wereld niet meer kunnen gered worden. Hun theater is absurd, ze zijn voor eeuwig verdoemd tot het spelen van de reële horror, in plaats van de gesublimeerde theaterversie. Op elk moment kan de kunstenaar Batman een moorddadige Joker worden, maar de Joker nooit meer een Batman: de verzuring is onomkeerbaar.

Hoe snel het kwaad zich op het goede ent, mag blijken uit het bizarre einde van de acteur Heath Ledger die de Joker speelde. Als kunstenaar-vedette kroop hij zodanig in de rol van de massamoordenaar, dat hij hem ook voelde worden. Het masker werd een huid, en vrat zich een weg naar binnen. In het gevecht tegen deze intoxicatie greep Ledger (opmerkelijk anagram overigens van “Gelder”…) naar slaapmiddelen en antidepressiva, en benam zich het leven op 22 januari 2008,- exact een jaar dus voor Kim de Gelder zijn act uitvoerde.

Het kunstencentrum als detentiehuis

Wim Delvoye vult, onder grote belangstelling, zijn kakmachine bij.

Wim Delvoye vult, onder grote belangstelling, zijn kakmachine bij.

De impliciete kunst- en cultuurkritiek die hieruit volgt, is bepaald ontluisterend: de goeden, de excellenten, de rolmodellen, de genieën, grote schrijvers, knappe schilders, hebben hun status te danken aan een minieme speling van het lot. In se zijn ze ook destructief en wellicht zelfs psychopathisch, maar hun status houdt hen “op het rechte pad”. Het is zoals HIV-patiënten AIDS-remmers gebruiken: kunst is een cocktail die de voortsluipende waan isoleert. Via deze omzwerving in het criminologische en psychopathologische domein, is het nut van kunst dus wel degelijk bewezen: het gaat om preventie en het aanleggen van schutskringen tegen de permanente dreiging van de Jokers.We bevinden ons dan ook in een feitelijke gijzelingssituatie, misschien zelfs een soort Stockholm-syndroom: onze liefde-voor-de-kunst, en onze bewondering voor de kunstenaar, is altijd gebaseerd op angst voor de ontsporing. Het toekennen van volledige “artistieke vrijheid” aan de kunstenaar (gek genoeg nooit aan de modale burger, wel aan de creatievelingen), is de minieme prijs die we betalen om het jeu de massacre te vermijden. Het behoedzaam lopen en zachtjes praten in het museum: het lijkt erop alsof we vooral de demon niet willen wekken die achter de doeken schuilt.

De museale werkruimte, verkeerdelijk begrepen als de spirituele baarmoeder van de mensheid, zou dan veeleer het aarsgat zijn, waarin het weliswaar stinkt, maar zonder dat heel het lichaam daardoor wordt aangetast.

Dit beeld van het artistiek excretiestelsel (door een kakkunstenaar als Wim Delvoye uitstekend aangevoeld, al was het wellicht zo niet bedoeld), als voorbehoedsmiddel tegen de sociale en culturele ontwrichting, roept tenslotte de vraag op naar een passende architectuur om alle waanzin in op te bergen.

Onlangs deed Hans Claus, gevangenisdirecteur in Oudenaarde, een zeer origineel voorstel. Hij pleit voor de bouw van 900 detentiehuizen ter vervanging van de ‘onpersoonlijke’ en ‘onbetaalbare’ gevangenissen. Claus wil gedetineerden zo in de maatschappij activeren, bijvoorbeeld door ze als fietsenmakers of groenarbeiders te laten werken.

Zo wordt het kunstencentrum een huis-van-bewaring, in alle betekenissen van het woord…

Groenarbeiders? Hm… ik dacht eerder aan dichters, schrijvers, muzikanten en plastici. Claus komt hier eigenlijk dicht bij een revolutionaire kijk op de geschiedenis: we kunnen wel degelijk de catastrofe vermijden, als we maar op tijd de Hitlers en de Jokers in een specifieke ruimte hun ding laten doen. Niét in een gevangenis of een gekkenhuis of een pretpark, maar iets tussen deze drie. Een publieksgerichte “detentieruimte” die als een scène, forum en museum fungeert, al naargelang. Deze culturele activering is het ei van Colombus, en plaatst heel de discussie van cultuursubsidies en kunstenwerking in het juiste perspectief, namelijk dat van een verdubbelde ruimte, waarin alles mag en alles kan, omdat het er niet toe doet. Alles is van papier en karton, en al wie een massamoord in het achterhoofd heeft, kan die probleemloos ensceneren in een echt Fabeltjesland. Met poppen en namaakbloed dus. Dat mag dan ook iets kosten: geld voor cultuur is het best bestede geld.

Zo wordt het kunstencentrum een huis-van-bewaring, in alle betekenissen van het woord. Kan kunst de wereld redden? Het antwoord is dus: Ja! Ja, we hebben deze decompressieruimtes nodig. Ja, cultuur is nuttig. Ja, kunst heeft een zin. De “Wat als…?”-vraag moet eindigen in een “Dat nooit meer!”- antwoord, zodat de geschiedenis eindelijk meer is dan een necrologie, een opsomming van doden. Natuurlijk zitten er in de politiek nog tal van mislukte kunstenaars en halve dictators. Maar een opblaasbare, uitdijende detentieruimte kan allicht veel van deze gedegenereerde biomassa absorberen en tot vermakelijk-clowneske theaterbevolking recycleren.

Het parlementair halfrond is altijd al met een circus vergeleken. Maak er dan misschien eindelijk eens een écht circus van. Hoe meer het kunst wordt, hoe minder echt, hoe minder fataal. Eindelijk zullen dan ook de media hun ware roeping hebben gevonden, als opwarmers en megafoons van het spektakel.

Johan Sanctorum

http://visionairbelgie.wordpress.com

 

 

 

 

 

De Standaard gaat resoluut voor pulp

Johan SanctorumDe Standaard gaat resoluut voor pulp

Een reconstructie via krantenknipsels

 Laten we het nog eens over de Standaard hebben, waar men het onverwachte mag verwachten: zelden was de krant zo voorspelbaar als de laatste zes maanden. Alleen al de overmatige aandacht voor Bart De Pauw en Tom Lenaerts, en heel het gebeuren rond zender Vier, is zoals het te voorzien en te verwachten was: mediabedrijf Corelio, uitgever van de Standaard, bezit ook voor 1/3 de holding De Vijver, waarin zenders Vier en Vijf zijn ondergebracht. Daar hoeft verder geen tekeningetje bij.

Er komt dus wat kunst- en vliegwerk aan te pas, de focus moet op de juiste dingen gericht worden, want hét nieuws bestaat niet, je maakt het gewoon.

 De krant als BV-forum

 “Een journalist moet de waarheid niet gaan zoeken, hij moet hem construeren”, zo orakelde Bart Sturtewagen op het legendarische mediadebat van Res Publica (29/2/2012). Ik zag toen nogal wat toehoorders het hoofd schudden: begraaft onze DS-hoofdredacteur hier de onderzoeksjournalistiek? Is het op zoek gaan naar de waarheid, en desnoods elke steen daartoe opheffen, niet dé missie van de kwaliteitspers? Pas recent bleek waar het de hoofdredacteur van de Standaard om te doen is: de krant moet de spreekbuis worden van meningen,- vooral dan de meningen uiteraard van de diegenen die redactioneel het mooi weer maken, zoals Bart Sturtewagen, naast pennenridders die ietwat lager in de pikorde staan, genre Joël De Ceulaer en Tom Heremans. Hun meningen zijn niet zomaar meningen, ze worden zelf nieuws. Aangevuld met vaste “opiniemakers” zoals Luckas van der Taelen en Dave Sinardet, wordt de krant dan meer een soort permanent BV-forum, met de redacteurs zelf in de glansrol. Uiteraard zullen zij ook de honneurs waarnemen op de televisie-talkshows, waardoor het Orwellinaanse devies “nieuws creëert nieuws” compleet wordt.  Who cares about the truth?

De aap kwam uit de mouw naar aanleiding van de interviewreeks in die krant met de Vlaamse partijvoorzitters, in de loop van de voorbije maand. De Ceulaer mocht met de dame plus heren in gesprek gaan, maar bij het interview met Gerolf Annemans liep het al fout, en vond Bart Sturtewagen het nodig om in zijn editoriaal van 28/1 de VB-voorzitter publiek te kapittelen (“Annemans vergist zich”). Journalistiek een vreemde werkwijze: naar het gedachtengoed peilen van een politicus, en hem in dezelfde krant op dezelfde dag afbranden. Zoiets doe je gewoon niet, het slaat elke illusie omtrent objectiviteit aan diggelen. Gerolf Annemans mag/moet als politicus een mening hebben, maar van een journalist verwacht je eigenlijk vooral een correcte weergave daarvan, geen verzuurd tegen-opiniestuk om zich in te dekken tegen de kritiek van mensen die vinden dat een VB-politicus geen forummag krijgen..

Vreemd genoeg kwam er geen reactie van Annemans of van het Vlaams Belang op dit partijtje natrappen. Maar Sturtewagen was helemaal op dreef geraakt, en toen hij na het interview met Bart De Wever op zaterdag 2/2 wéér commentaar gaf, en bovendien de uitspraak van de N-VA-voorzitter over de homo-T-shirts tot groot voorpaginanieuws verhief, (en zo een nieuw rondje De Wever-bashen inzette) was de maat vol. Want die partij reageerde wel, terecht overigens: als alles netjes in zijn context staat op een interview van vier bladzijden, laat de lezer dan zelf oordelen, en doe niet aan sensatiejournalistiek.

Het werd zelfs de ombudsman van de Standaard, Tom Naegels, te gortig. In zijn column van 6/2 heft hij een vermanende vinger op tegen de hoofdredacteur, en oppert dat zijn krant meer bezig is met gespin dan met serieuze berichtgeving. Een daad van journalistieke kamikaze, zo lijkt. Zijn besluit:

“Mogelijk ga ik mijn rol als ombudsman hiermee te buiten, maar ik denk dat dit niet goed is voor ons, voor onze samenleving, voor de journalistiek, en voor de politiek. De permanente verontwaardiging put ons uit. De natuur van het nieuws is om aandacht te besteden aan wat de aandacht trekt, dat weet ik. En nieuws creëert nieuws. Maar het zou zo’n deugd doen als er eens iemand heel hard op de rem ging staan. “

Een uitgebreid relaas van de manier hoe de tendentieuze koppen op pagina 1 van DS voor een self-fulfilling prophecy zorgen: zie de webstek “Nieuw Pierke-Forum voor Democratie”.

License to kill

Tommetje mag inderdaad wel opletten, want het is uiteraard niet de bedoeling dat de huiscriticus naar de kern van de zaak gaat en de krant existentieel in vraag stelt.

Die DS-ombudsman hebben we altijd een surrealistisch bedenksel gevonden: om de echte, externe mediakritiek het gras voor de voeten te maaien, moet iemand binnenshuis het gemor bij de lezers kanaliseren en neutraliseren. Het idee ontstond onmiddellijk na de publicatie van het boek “Media en Journalistiek in Vlaanderen” (uitgegeven door Frank Thevissen en ondergetekende), waar De Standaard en de toenmalige hoofdredacteur Peter Vandermeersch stevig werden aangepakt. De krant zweeg, commercieel-strategisch zeer consequent, het boek dood, maar liet anderzijds in een reeks kerstessays een andere “mediacriticus” opdraven, namelijk Geert Buelens,- die achteraf overigens op Apache toegaf dat hij in deze wellicht gebruikt werd.

De evolutie die in vermeld boek beschreven wordt, namelijk de verpulping van de Vlaamse media, schijnt zich ondertussen in een stroomversnelling te bevinden, met De Standaard als marktleider. Naast de bestaande onzindelijke commerciële combine Corelio/De Vijver is er nu immers een journalistieke klasse in DS opgestaan, die resoluut het kwalitatieve gat met Het Laatste Nieuws en Dag Allemaal wil dichtrijden.

Daartoe moeten objectieve informatie en duiding wijken voor de gepersonaliseerde kijk van zich tot BV-promoverende redacteurs. Sturtewagen zegt het met zoveel woorden: “Dat de krant nu een opiniërend hoofdredacteur krijgt, spreekt voor het grote belang dat De Standaard hecht aan zijn rol in het publieke debat”, zo lezen we in de weekendeditie van 9/2. Inderdaad, dankzij een “herschikking” krijgt de krant een “opiniërend hoofdredacteur” die, zoals iedereen weet, uit een Vlaams-nationalistisch nest komt, en net daardoor dubbel zijn best doet om de andere zijde te bedienen. Compensatiegedrag dat meer voorkomt in de Vlaamse mediawereld. Maar of de lezer daar iets aan heeft?

Bart Sturtewagen mag zich nu voltijds aan zijn uit de hand gelopen hobby wijden: het verwarren van journalistieke duiding met een mening geven. En niet op een eigen blogje, zoals de vijf miljoen Vlamingen, maar euh.. ja, dus in een zelfverklaarde kwaliteitskrant. Het verdwijnen van de tussenschotten tussen informatie, opinie en entertainment, -hét kenmerk van pulpjournalistiek-, wordt zo steeds meer het handelsmerk van De Standaard. De license to kill, die mensen als Sturtewagen zich toeëigenen, de permissie dus om in het rond te schieten en zelf het nieuws te sturen, doet de krant in de richting drijven van PowNews, de Nederlandse schandaalzender die het adagium van Sturtewagen, geciteerd aan het begin van dit stukje, onverkort toepast: maak zelf het nieuws, dan heb je altijd de primeur.

Een integere maar ietwat naïeve redacteur als Tom Naegels – bijlange niet corrupt genoeg om te aarden in DS-, moet het dan uiteraard ontgelden. Op 9 februari publiceert het duo Sturtewagen/Verhoeven een rechtzetting (“De Standaard is niet ‘men’ ”) waarin de ombudsman wordt teruggefloten.

Het loont werkelijk de moeite om de aangehaalde krantenknipsels als een puzzel ineen te passen:  het leest als een afrekening met elke vorm van mediakritiek (zelfs de interne), en de installatie van een soapachtige opiniejournalistiek die alle andere redactionele maatstaven doet ondersneeuwen. De nieuwe opmaak is daartoe speciaal berekend: De Standaard wordt steeds meer een bundel columns en cursiefjes, met daartussen wat kortnieuws en geleuter over seks en aanverwanten, hoofdzakelijk geschreven door bijklussende huisvrouwen.

Laten we een kat een kat noemen: we hebben in Vlaanderen geen kwaliteitskrant, die naam waardig. Opiniematig (als we het dan toch daar moeten over hebben) is er daarenboven een enorme mismatch tussen de Vlaams-conservatieve grondstroom, die om historische redenen nog steeds op DS is geabonneerd, en de linkse meningencultuur die ook in die krant domineert. Dat is gewoon een vaststelling. Voorlopig compenseert een deel van die grondstroom (vooral het oudere publiek) die kloof door zich af en toe aan lachwekkende druksels zoals Pallieterke te vergrijpen, maar dat kan niet blijven duren. Het Vlaamse publiek snakt naar iets anders, iets kwalitatief en minder regimegetrouw, maar dat is beslist niet wat de marketeers van Corelio in gedachten hebben.

Johan Sanctorum