Een verslag uit Syrië zonder poco bril

Goede Vrienden,

Ieder mens wordt door God geschapen naar zijn Beeld op het ogenblik van de ontvangenis. Deze “conceptie” is niet slechts een biologisch proces maar telkens een originele schepping langs vader en moeder, zie maar eens hoe erg verschillend de eigenheid van broers en zusters kan zijn. Dit is de eerste en belangrijke eigenschap van ieder mens en de grond van zijn onaantastbare menselijke waardigheid. De tweede eigenschap die hiermee samenhangt is dat wij geschapen zijn met het onstilbaar verlangen naar God. Onze diepste streving gaat naar vereniging met God. Alleen in Hem kunnen we volmaakt gelukkig zijn. Of we dat nu geloven of niet doet niets af van deze ontzagwekkende werkelijkheid. God heeft ons geschapen, met iets goddelijks van Hemzelf, waardoor wij als naar een magneet worden aangetrokken.

Om dit goed te begrijpen en er volop van te leven is uiteraard geloof nodig, maar de hunkering zelf die we in ons hart meedragen is de dagelijkse ervaring van iedereen. Mens zijn is zonder ophouden verlangen.  We lijken op een bundeling van eindeloze verlangens. Van een fantastische wensdroom zeggen we wel eens dat we voor de rest van ons leven volmaakt gelukkig zullen zijn, als we deze kunnen verwezenlijken.  En we weten zelf dat het een illusie is. Daarna verlangen we weer naar iets anders. Immers, we hebben niet alleen verlangens, we zijn verlangen. Al onze verlangens zijn slechts verschillende uitingen van het ene Grote Verlangen naar God. We zijn als een heel grote V en daarin niets anders dan kleine v’s.  Als kind kwamen we schreiend uit de moederschoot. Daar leefden we veilig geborgen en afgeschermd van rechtstreeks geluid, licht en aanrakingen. Alles kwam gedempt naar ons toe. Dan kwamen we naakt ter wereld en werden rechtstreeks blootgesteld aan het felle licht, het harde geluid en directe aanrakingen. We weenden omdat we zo behoeftig waren en we in niets voor onszelf konden zorgen. Iets van dit schreiende kind blijven we heel ons aardse leven meedragen omdat we zelf nooit in staat zijn hier op aarde onze diepste verlangens te verwezenlijken. Zelfs wanneer we materieel flink voor onszelf kunnen zorgen, dan nog blijft die onstilbare geestelijke hunkering. Ons hart is te groot om hier ooit door iets helemaal voldaan te zijn.  De reden hiervan ligt juist in  het feit dat God ons geschapen heeft naar zijn Beeld. We zullen pas als mens volmaakt gelukkig en “af” zijn, wanneer we verenigd worden met God, waarvoor we geschapen werden.  

Deze werkelijkheid heeft grote gevolgen voor ons dagelijks leven. We zijn niet geschapen voor deze vergankelijke wereld. Deze wereld is geschapen voor ons en wij zijn geschapen voor het volmaakte geluk en eeuwige leven met God. Wij moeten de planeet, de dieren, het klimaat… niet redden. Jawel, wij moeten er zorg voor dragen, maar heel het universum zal samen met al het aardse vergaan. Wij, mensen met een eeuwige ziel, moeten gered worden. De kunst van het leven bestaat er nu in dit te aanvaarden en er naar te leven. Het is een erkennen dat alle aardse waarden ons nooit helemaal, doch slechts op beperkte wijze kunnen voldoen. Zo kunnen we ook echt (beperkt) genieten. Dan zullen we ons ook niet zo hechten aan deze voorbijgaande waarden alsof het absolute goederen waren. Ons volmaakt geluk in aardse waarden zoeken maakt ons uiteindelijk ziek. Jezus zegt in de zalig-sprekingen: zalig gij die arm zijt…, die nu honger lijdt…, die nu weent… (Lucas, 6, 20-22). Geniet (beperkt) van het leven, maar blijf dat schreiende kind in u koesteren, blijf die honger naar het absolute in uw hart bewaren, blijf uw arm en onverzadigd zijn hier erkennen en laat u niet misleiden door de illusie dat er ook maar  iets op aarde zou zijn dat u voor altijd en volmaakt gelukkig kan maken. Zorg er voor dat de diepste stroming in uw leven niet geblokkeerd geraakt door u aan ’n aardse waarde te hechten alsof het uw hoogste goed zou zijn, want dan wordt het een bedrieglijke afgod. Het eerste gebod in de Bijbel is: God liefhebben boven alles. Het eerste verbod luidt: gij zult geen afgoden vereren. Jezus wil dat wij zijn vreugde ten volle in ons zouden bezitten (Johannes 17, 13) en daarom mogen we ons niet te zeer hechten aan vergankelijke goederen. We zijn voor niets minder geschapen dan voor het volmaakte Geluk, de oneindige Liefde van God zelf en het Eeuwige Leven met Hem. En al het andere, waar wij te zeer aan gehecht zijn, kan een belemmering, een afgod worden. Dit geldt uiteraard voor aardse rijkdom, bezit, geld, eer, macht, alcohol, drugs, seks… Een te grote gehechtheid hieraan maakt ons ziek. Genezen betekent dan deze afgoden ontmantelen, deze goederen op goede – dit wil zeggen – bepekte wijze waarderen en de stroom naar het volmaakte geluk in God in ons open houden. Dit geldt ook voor de hoogste morele aardse waarden zoals de liefde van man en vrouw, de liefde van ouders voor hun kinderen enz. Ook tegenover hen moeten we deze vrijheid en afstand bewaren. Daarom zegt Jezus dat wie zijn  echtgeno(o)t(e), kinderen, ouders… ‘meer liefheeft dan Mij’, niet waard is zijn leerling te zijn (Mattheus 10, 37). Dit is geen uitnodiging om de onderlinge  liefde te verminderen, integendeel, het is een aansporing om ons uiteindelijk doel voor ogen te houden en onze  liefde voor God te vermeerderen. Blijven we deze hoofdstroom voeden, dan zullen we hieruit ook alle energie krijgen om de onderlinge liefde te vermeerderen. Jezus zegt: “Ik ben de wijnstok, gij de ranken. Wie in Mij blijft, zoals Ik in hem, die draagt veel vruchten want los van Mij kunt ge niets” (Johannes 15, 5).

Ons aardse leven is ondertussen een voorbereiding op onze eeuwige vereniging met God. Op die pelgrimstocht zijn we erg  beperkt en kwetsbaar. Plots worden we ziek en zijn niet meer in staat ons gewone leven en werk verder te zetten. Dit kan veroorzaakt worden door een lichamelijke ziekte, maar steeds meer  zijn er dieper liggende, psychische oorzaken. Vroeger zei men: “ik ben overspannen.” Nu spreken  we van “burn-out” of “chronisch vermoeidheidssyndroom”… Hoe het ook zij, de voornaamst moderne psychische ziekte is ongetwijfeld wat we “existentiële frustratie” noemen: mensen zien geen zin meer in hun leven en handelen. Ze leven in een geestelijke leegte. De oorzaak kan in eigen leven en eigen gedrag liggen.  Wie enkel en alleen voor zichzelf of het aardse leeft, wordt uiteindelijk ziek. De aanleiding kan echter ook van buitenaf komen. Veruit de grootste doodsoorzaak van Amerikaanse (en Israëlische) soldaten is zelfmoord, die jaar na jaar angstwekkend blijven toenemen. Als je flink betaald wordt om eigen volk te beschermen, maar je wordt gedwongen om onschuldige, weerloze volken uit te hongeren en uit te moorden en hun land te vernietigen omdat uw leiders daar over willen heersen en hun grondstoffen willen roven, dan is de zin van je inzet weg. En als je dan niet die geestelijke weerstand hebt, kan het dramatisch eindigen.

De afwezigheid van de diepste geestelijke zin in het leven betekent dat er geen hoofdcabine is. Mensen worden dan  nog wel opgedreven door gewone verlangens maar die worden niet gevoed noch getemperd door de grote stroom van ons oneindig verlangen naar God. Mensen worden dan verleid om te vluchten in zichzelf, in alcohol, seks, rijkdom of zelfs de dood. Zo zagen we vanaf de jaren ’70 al op spectaculaire wijze deze driekoppige draak in de samenleving groeien: agressie, obsessie (verslaving), depressie. Depressie is nu veruit de meest verspreide ziekte. Wat kunnen we daaraan doen? (Hierover volgende keer).              

P. Daniel, Mar Yakub, Qâra, Syrië, 20.10.23

Flitsen.

Deze zondag in de  Byzantijnse liturgie is gewijd aan de 350 vaders van het zevende oecumenisch concilie te Nicea in 787 om de overwinning op de iconoclasten te vieren. Het is de erkenning dat iconen wel degelijk vereerd mogen worden omdat het niet gaat om dat voorwerp zelf maar om het mysterie of de persoon die hierop afgebeeld wordt.

Lees verder

Van wie is het Beloofde Land?

Shoa versus Nakba. In het licht van de huidige en jarenlang aanslepende strijd om het grondgebied dat het huidige Israël en de Palestijnse gebieden beslaat, is het nuttig even – rustig – terug te blikken en te filosoferen over een (on)mogelijke verstandhouding. Klik ook even op de bruggetjes onderaan.

https://www.historischnieuwsblad.nl/dossiers/israel-en-de-palestijnen/

https://nl.wikipedia.org/wiki/Balfour-verklaring

https://nl.wikipedia.org/wiki/Ludo_Abicht

Méér dan een boek: de Dikke Van Dale

EEN BOEKENWEETJE – DE DIKKE VAN DALE

U zal er wellicht niets van hebben gemerkt maar deze maand is het precies 150 jaar geleden dat een mijlpaal voor de Nederlandse taal werd gefinaliseerd. In oktober 1873 legde de Nederlandse lexicograaf Jan Manhave de laatste hand aan het ‘Nieuw Woordenboek der Nederlandse Taal’. Dit woordenboek, dat snel razend populair werd en mee de standaard zette voor onze taal, was het levenswerk van Johan Hendrik Van Dale maar die had het succes van zijn woordenboek niet meer mogen beleven want hij was anderhalf jaar daarvoor, op 19 mei 1872 om precies te zijn, amper 44 jaar oud ‘…in den Here ontslapen’ zoals dat indertijd zo mooi werd geformuleerd.

Johan Hendrik Van Dale was een merkwaardige man. Als autodidact en onverbeterlijke workaholic publiceerde hij in een tijdspanne van amper twintig jaar niet minder dan 22 boeken en honderden artikels. Hij zag op 15 februari 1828 het levenslicht in het oude Zeeuwse vestingstadje Sluis als zesde zoon in het gezin van de peperkoekenbakker Abraham Van Dale en winkelierster Pieternella Johanna du Bois. Omstreeks de tijd dat Johan Hendrik werd geboren maakte vader Abraham een opvallende carrièreswitch door landmeter en later hulponderwijzer te worden. Uiteindelijk belandde hij in het leger. Hij bezweek op een oorlogsbodem voor de zuidkust van Java toen Johan Hendrik elf jaar oud was.

Johan Hendrik Van Dale was een pienter en nieuwgierig kereltje dat bovendien, volgens getuigenissen, over een ‘erg scherp geheugen’ beschikte. Deze eigenschappen legden hem geen windeieren. Hij was net zestien geworden toen hij zijn eerste onderwijsakte behaalde. Meteen daarop werd hij aangesteld als ondermeester in Sluis. In de jaren daarna behaalde hij in een opmerkelijk hoog tempo en blijkbaar ook met het grootste gemak allerlei pedagogische bekwaamheidsaktes: zo verwierf hij de bevoegdheid les te geven in onder meer Frans, wiskunde, Engels, Duits, natuurkunde en landbouwkunde. Op eigen houtje bekwaamde hij zich bovendien in het Latijn en Gotisch schrift, terwijl het oude Middelnederlands in hem ‘eene priester vol van de warmste geestdrift’ vond. Vanaf mei 1854 was Van Dale hoofdonderwijzer aan de openbare school te Sluis, vanaf oktober 1855 tevens stadsarchivaris.

Ondanks zijn drukke professionele leven was Van Dale in 1852 ook nog eens beginnen publiceren. Het eerste werk van zijn hand dat van de persen rolde was ‘Honderd opstellen ter verbetering’, een handboek voor de hoogste klas van de volkshogeschool. Naast boeken en talloze artikels over zinsontleding en spraakkunst publiceerde hij vooral en met veel liefde over historische en oudheidkundige onderwerpen en vooral dan over zijn geboortestreek Zeeuws-Vlaanderen. Het rijke stadsarchief van Sluis, dat hij als eerste inventariseerde, was een ware goudmijn aan bronnenmateriaal voor hem. Zijn artikelen verschenen in gerenommeerde tijdschriften als ‘De Taalgids’, de ‘Taal- en Letterbode’,’ De Toekomst’ en ‘ De Navorscher’. En natuurlijk ook in ‘ Bijdragen tot de Oudheidkunde en Geschiedenis, inzonderheid van Zeeuwsch-Vlaanderen’, een tijdschrift dat Van Dale samen met zijn vriend, dominee H.Q. Janssen redigeerde en dat verscheen tussen 1856 en 1863.

Door zijn vele taalkundige publicaties kwam Van Dale in contact met enkele van de voornaamste filologen van zijn tijd. Hij correspondeerde en was bevriend met onder andere Matthias de Vries, Lambert Allard te Winkel en met de Rotterdamse taalgeleerde Arie de Jager. Het was deze laatste die er voor zorgde dat Van Dale in 1866 door uitgever A. ter Gunne uit Deventer werd benaderd voor zijn eerste lexicografische opdracht: de bewerking van het ‘Taalkundig handboekje, of alphabetische lijst van alle Nederlandsche woorden, die wegens spelling of taalkundig gebruik aan eenige bedenking onderhevig zijn. ‘ Hij vond het een moeilijke en zelfs frustrerende klus zoals hij zelf notuleerde: ‘Het schrijven van een woordenboek is een ondankbaar, een verdrietig werk. Is er veel, dat men heeft opgenomen of verbeterd, er is nog veel meer, dat men vergeten heeft, dat de aandacht ontsnapt is en alzoo onverbeterd is gebleven.’

Maar dit belette niet dat hij de smaak van het lexicografische werk te pakken had gekregen en daarom ging hij graag in op de vraag van de Arnhemse uitgever D.A. Thieme om het ‘Nieuw Woordenboek der Nederlandsche Taal’ dat was samengesteld door de zwagers I.M. Calisch en N.S. Calisch en dat tussen 1861 en 1864 in afleveringen was verschenen, grondig te herzien en aan te vullen. Toen Van Dale na anderhalf jaar besefte dat hij het woordenboek alleen nooit af zou krijgen, riep hij de hulp in van zijn leerling Jan Manhave. Die had hem al eerder bijgestaan bij de correctie van drukproeven, maar vanaf februari 1869 besteedde de toen 19-jarige Manhave dagelijks een paar uur aan het bewerken van de door Van Dale geschreven kopij. Drie jaar lang werkten ze samen en het woordenboek was – in handschrift – tot en met de letter Y klaar, toen Van Dale door de pokken werd geveld.

In Vlaanderen – waar de positie van het Nederlands al decennia lang bedreigd werd door de dominantie van het Frans – had men met veel belangstelling naar het woordenboek van Van Dale uitgezien. De Vlaamse letterkundigen hadden behoefte aan een goed Nederlands woordenboek. En sinds 1849 hadden ze daar vrijwel jaarlijks op de gemeenschappelijke Taal- en Letterkundige congressen sterk op aangedrongen. Van Dale woonde pal op de grens van de kunstmatige grens die Noord-Nederland scheidde van het Zuiden en was zich als weinigen bewust van het belang van de gezamenlijke taal. Hij publiceerde in het Vlaamse tijdschrift De Toekomst en was lid van niet minder dan zes wetenschappelijke genootschappen in België én van de Maatschappij van Nederlandse Letterkunde ‘De taal is gansch het volk’ te Gent. Hij volgde met sympathie het reilen en zeilen van de ontluikende Vlaamse Beweging en koesterde bovendien een warme belangstelling voor de Vlaamsche dialecten. Het was dan ook geen toeval dat hij zijn woordenboek verrijkte met allerlei Zuid-Nederlandse woorden. Dat bleef in Vlaanderen niet onopgemerkt. ‘De geleerde hoofdonderwijzer van Sluis is inderdaad, als weinige in Noordnederland’, schreef de Vlaamse dichter Frans de Cort – een vriend van Van Dale – begin 1872 in het Leuvense tijdschrift De Toekomst, ‘met ons taaleigen bekend, derhalve uitmuntend voor de taak berekend, een algemeen Nederlandsch lexicon voor den dag te brengen, dat hier evengoed als ginder zou kunnen gebruikt worden.’

De brave man heeft het helaas niet meer mogen meemaken maar ‘Van Dale’ was al kort na zijn overlijden zo’n begrip, zo’n keurmerk geworden dat vanaf de vierde druk zijn achternaam in de titel van het woordenboek verscheen…. De ‘Dikke van Dale’ – verwijzend het volume van het boek en niet van de auteur – was een feit….

Geleend bij Jan Huijbrechts

Vraag in de klas

“Hoe komt het dat Israël steeds groter wordt?” is een vraag die naar verluidt in de klaslokalen weerklinkt. DS besteedt er aandacht aan. Uw dienaar ook, zij het niet in de vraagvorm. Simpel uitgelegd: als ik de omheining van mijn tuin regelmatig verplaats, telkens opnieuw een stukje van het grondgebied der buren inneem en daar dan bv. een serre neerpoot en daar mijn tomatenplantjes zie groeien of aan de andere kant een garage bouw of een zwembad met bijhorende barbecue-buitenkeuken… mag ik niet verbaasd, of zelfs verontwaardigd zijn, dat mijn buren er eerder vijandig zullen op reageren. Ook al zouden mijn voorouders, ergens in het verre verleden, in deze wijk, in de hele omringende buurt, ooit eigenaars van een herenhoeve met landerijen geweest zijn, die in de loop der eeuwen verkaveld, verkocht werd met als gevolg nieuwe bewoners. Dan nog zullen de huidige buren het er niet mee eens zijn als ik aanvoer dat ik woonrecht heb op de omliggende percelen omwille van historische redenen. Een eerder simplistische redenering, we geven het toe, maar die heeft wel het voordeel van duidelijkheid.

Het conflict in de klas: ‘Hoe komt het dat Israël steeds groter wordt?’ | De Standaard

Meer dan drie jaar geleden publiceerden we reeds onderstaand artikel. Het heeft nog niets van de actualiteitswaarde ingeboet. Alle geuite wensen voor een tweestaten-oplossing zijn zever in pakskes. Hoe moet die tweede staat, die voor de Palestijnen, er dan uitzien? Hoeveel m2 mogen ze als hùn natie beschouwen? De VN, de EU en individuele landen mogen zoveel resoluties stemmen als ze willen, ze zijn allemaal niet uitvoerbaar tenzij Israël baan ruimt en plaats maakt. Quod non. Eerder het omgekeerde.

B. overwegende dat de EU herhaaldelijk haar steun heeft bevestigd voor de tweestatenoplossing, met Jeruzalem als hoofdstad van beide staten en met een veilige staat Israël en een onafhankelijke, democratische, aaneengesloten en levensvatbare staat Palestina die in vrede en veiligheid naast elkaar leven; overwegende dat de EU heeft opgeroepen tot hervatting van rechtstreekse vredesbesprekingen tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit; zie:

https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/B-9-2022-0552_NL.html

Wensdromen…

Dries’ analyse van het Israëlisch-Palestijns conflict

De puntjes op de “i”. En de gevolgen voor ons. Nog méér vluchtelingen die onze kant zullen optrekken.

“Wij Vlamingen moeten dit buitenlands conflict niet importeren!!!”

We verwijzen naar onze eerder gepubliceerde terughoudende vorige bijdragen:

De gevolgen van 2007

Vooraf een terugblik:

Ondertiteling en vertaling via icoontjes onderaan

Israël kan niet zomaar 2.5 miljoen Palestijnen afschuiven naar het enige buurland, Egypte.

Zestien jaar later betaalt Israël de prijs van het Gaza-conflict van 2007

In 2007 verheerlijkten Israëli’s smalend de onderlinge strijd tussen Hamas en de Palestijnse Autoriteit in de Gazastrook. Honderden werden gedood tijdens die drie maanden van broedermoord. Hamas nam de controle over de hele strook over en verdreef Fatah-leiders naar Ramallah. Israëlische media hadden een velddag met foto’s van Fatah-leden die naar de Westelijke Jordaanoever vluchtten en niets anders aantrokken dan hun ondergoed.

Israël bevond zich op wolk negen. De Palestijnen waren bezig elkaar te vermoorden, en in plaats van ‘Palestina versus Israël’ was de vergelijking ‘Palestina versus Palestina’.

De Palestijnse regering van nationale eenheid stortte in. Hamas benoemde zijn eigen rechters en politiemacht en benoemde Ismail Haniyeh tot premier, terwijl de Palestijnse Autoriteit Salam Fayyad benoemde als die van Ramallah. De Arabische Liga en de Europese Unie steunden Ramallah, terwijl Iran Hamas in Gaza financierde, waardoor de kloof werd verzwolgen en de droom van een Palestijnse staat verdween.

Palestijnen werden veroordeeld tot een leven van ellende. Grenzen werden gesloten en bestaansmiddelen werden verstoord. Er werden tunnels gegraven en Iran versterkte zijn aanwezigheid in de strook, door proxygroepen te bevorderen en uit te rusten om zijn belangen te dienen.

Het Hamas-gezag was er, maar het vacuüm bleef, indirect bevorderd door Israël, wat de legitieme autoriteit niet in staat stelde om terug te keren naar Gaza en zijn macht te vestigen. Toch mag dit geen verrassing heten. Vijf jaar voor de overname van de strook door Hamas had Israël de capaciteiten van de ontluikende autoriteit in Bethlehem en Ramallah vernietigd in plaats van het mogelijk te maken.

Sinds 2007 leeft Gaza in een vacuüm, met uitzondering van een militaire organisatie die concurreert met en de Islamitische Jihad niet erkent. Net als in Libië, Jemen, Libanon of zelfs Afghanistan is dit vacuüm de aartsvijand van stabiliteit, want het bedreigt de hele regio, niet alleen Gaza of Israël.

Sommigen van degenen die de afgelopen jaren gewapende aanvallen op Egypte uitvoerden, infiltreerden vanuit Gaza in de Sinaï. Hamas hield niet langer de touwtjes in handen na de opkomst van de Islamitische Jihad en al-Qaeda-groepen.

Als Israël stabiliteit wil, zal het zijn beleid, dat er niet in geslaagd is om de Oslo-akkoorden te handhaven, grondig moeten bekijken. Het moet ook heroverwegen hoe het omgaat met de Palestijnse Autoriteit. Zonder een legitieme Palestijnse regering gewapend met echt gezag en internationale steun, zullen vrede en stabiliteit een vergezochte droom blijven.

Momenteel zijn alle ogen gericht op Hamas en Israël, terwijl de Palestijnse Autoriteit werkeloos toekijkt. Maar in feite heeft de verstoring en verzwakking van de regering van Ramallah bijgedragen aan de groeiende invloed van Hamas en de Islamitische Jihad in Gaza, en zelfs op de Westelijke Jordaanoever.

Sinds de verdeeldheid zijn de mogelijkheden en macht van het Ramallah-gezag alleen maar afgenomen. De strop om de nek van de Palestijnse Autoriteit werd steeds strakker om te voorkomen dat het een staat zou vestigen en zijn autoriteit zou beperken tot slechts 1.000 vierkante kilometer, een aanzienlijke bezuiniging op de 5.000 vierkante kilometer die is overeengekomen in de Oslo-akkoorden – om nog maar te zwijgen van de Gazastrook, die ook niet onder zijn controle staat.

Van een zwakke Palestijnse Autoriteit kan niet worden verwacht dat zij haar macht afdwingt en verantwoordelijkheden op zich neemt zoals het hoort. De veiligheid van Israël is afhankelijk van de veiligheid van Palestijnse regio’s, zoals in alle staten over de hele wereld. Als zodanig moet Israël de Palestijnen toestaan hun eigen regio’s te besturen, en dit vereist steun aan de Palestijnse Autoriteit en het opbouwen van haar capaciteiten gedurende vele jaren.

Bron: Sixteen years later, Israel is paying the price of the 2007 Gaza conflict | Al Arabiya English

Terugblik: Wim Maes

‘Ik weet beter dan wie ook dat de straatbetogingen nutteloos zijn als ze niet gepaard gaan met een gelijktijdige actie in het parlement. Omgekeerd schijnt me eveneens waar, dat een actie in het parlement niets uithaalt zonder de steun van de straat. Samen kunnen de straat en het parlement veel realiseren.’

(VMO-leider Wim Maes in een vraaggesprek met Louis de Lentdecker, oud-weerstander en journalist voor De Standaard, datum onbekend)

‘Een V.U.-personaliteit (geen parlementair, wèl een zéér invloedrijk partijman, persoonlijk overigens geen kwade kerel) liet zich spottend en minachtend uit over Wim Maes, ‘die zijn tijd niet begreep, aan kinderspelletjes deed…’ en zo verder. Mijn intellectueel (een èchte!… ga zelf maar verder) zei daarop vrij bitsig: ‘MIjnheer N.N., voor één Wim Maes geef ik tien intellectuelen en twintig parlementairen cadeau!”

(Uit het verslag van de begrafenis van Wim Maes in ‘t Pallieterke)

Een dagje te laat, maar ik wou het toch niet laten voorbij gaan: gisteren was het dag op dag 55 jaar geleden dat Wim Maes schielijk overleed in zijn woning te Brasschaat. Hij werd op 43-jarige leeftijd geveld door een hartaderbreuk.

Wim Maes was de leider van de Antwerpse VMO (Vlaamse Militanten Organisatie), maar gold als boegbeeld van de organisatie in gans Vlaanderen. Dat was niet in het minst te danken aan zijn onbaatzuchtige inzet en idealisme, wat erg inspirerend werkte, ook op jonge Vlaamse militanten die pas actief werden in de Vlaamse Beweging in de jaren ’70 en ’80, en die hem dus niet persoonlijk gekend hebben.

De verhalen van oud-VMO’ers zorgden er bovendien voor dat de namen ‘Wim Maes’ en ‘VMO’ een haast magische bijklank kregen. De iconische pentekening met het portret van Wim Maes sierde menig Vlaams Huis.

Wie hem kende getuigt nog steeds over Wim Maes als een geliefde vriend, maar ook over een rechtlijnige militantenleider die niemand in de steek liet en die een afkeer had van platte dagjespolitiek, partijpolitiek opportunisme en arrivisme.

Naast zijn bidprentje zien we bij de afbeeldingen o.m. het programmaboekje van de Wim Maes-herdenking van 1988 (dat was in Zaal 2060 te Merksem, het was één van mijn eerste stappen in de Vlaamse Beweging), met de iconische tekening.

Geleend bij Wim De Winter op facebook 4.10.23

Wie of wat komt er na Zelenski?

De Italiaanse blogger van Transnistrische afkomst, Nicolai Lilin volgt het conflict sinds het begin. In de podcast van 3 oktober stelt hij:

Het geld is op”.

Ondertiteling en vertaling via icoontjes onderaan

Eind maart 2022 was er een ontwerpakkoord en de Russen trokken zich terug uit de omgeving van Kiyiv. Het Westen verwierp dit akkoord bij monde van Boris Johnson. Oekraïne mocht dit niet tekenen, het zou militair en financieel gesteund worden zolang als nodig.

Hier toont Putin een kopie van dat akkoord aan een Afrikaanse delegatie op 17 juni.

Met Engelse ondertiteling

Lilin schreef in maart 2022 al dat financiële steun nooit onbeperkt is. Voor de Amerikanen is financiële steun een investering. Zij denken als goede kapitalisten. Er waren volgens Lilin drie doelen bij deze investering.

  • Oekraïne moest Rusland dermate verzwakken dat het in de volgende jaren geen rol van betekenis meer zou spelen.
  • Ten tweede moesten ze de Krim in handen krijgen. Voor de Angelsaksen is de Krim DE controlepost voor de Zwarte Zee en de trafieken die uit het oosten komen (Volga-Don-Azov). Dat gaat terug tot het strategische denken van het Britse rijk (bv. Halford John MacKinder, 1861-1947). Het belangrijkste is daar de controle over het “hartland” van Eurazië. Deze video schetst de theorie en legt zelfs een verband met de Nord Stream sabotage.
Schakel vooral via de icoontjes de ondertiteling en verbonden vertaling in het Nederlands in
  • Ten derde moest de interventie de rest van de wereld een lesje leren en tonen wie het voor het zeggen heeft.

Geen enkel van die drie doelen is in de verste verte bereikt. Dus bouwen de Amerikanen die investering af. De hele zaak is voor hen echter niet verlieslatend geweest, integendeel. Duitsland is volledig naar de Atlantische kant geflipt, de banden met Eurazië zijn doorgesneden, Nord Stream is opgeblazen en elke toegang tot goedkope energie voor decennia afgeblokt. Europa is voor decennia afhankelijk van duur (Amerikaans) gas. De VS heeft wel nog betaalbare energie in eigen land en pikt daarmee een deel van de Duitse industrie in. Verder zijn de orderboekjes van de Amerikaanse militaire sector voor jaren vol en niet zo zeer met bestellingen uit Oekraïne, dat toch nooit zal kunnen afbetalen. Nu moeten de Europese NAVO-landen zelf hun lege voorraden aanvullen, ze hebben zich daartoe verbonden. Een heel zware inspanning voor de belastingbetaler. De zaak was dus voor de VSA al bij al uiterst winstgevend behalve het luik Oekraïne apart beschouwd.

Ooit bereikte het Pools-Litouwse rijk drie zeeën (17de eeuw). Voor nu is dit echter een natte droom.

Wie zal in Oekraïne overnemen? De EU heeft geen duidelijk project. Polen heeft ambities maar ziet nu met wie ze in Oekraïne te maken hebben. Andere Oost-Europese landen zijn afwachtend of zelfs negatief (Hongarije en nu ook Slowakije). Duitsland is agressief en wil Polen als wapenleverancier vervangen met bijv. zijn langeafstandsraketten. Andere landen (Frankrijk, Italië, Spanje..) kijken de kat uit de boom. De enige Europese macht die een project heeft is Groot-Brittannië maar die behoren niet tot de EU. Het gaat terug op de geschetste strategie van MacKinder en de hoop nog een bruggenhoofd in de Zwarte Zee te kunnen houden (zo niet de Krim dan toch Odessa).

Is Budanov hun kandidaat opvolger? Hier wordt hij in een conferentie bewierookt als een strategisch genie.

Ondertiteling en vertaling via icoontjes onderaan

Zelenski is de man van de CIA en zal opzij gezet worden als de Amerikaanse bron opdroogt. Dat zal wellicht gebeuren in het verkiezingsjaar 2024. De hardliner Budanov van de miltaire inlichtingendienst kan hem dan opvolgen. Hij is de man van de Britten. Kunnen ze geen bruggenhoofd aan de Zwarte Zee houden, dan kan rest Oekraïne voor de Britse geheime dienst nog dienen als lanceerplatform voor raketaanvallen tegen Russische steden met dank aan de Duitse raketten. Budanov heeft ook zijn mollen voor terroristische aanslagen in Rusland (tegen journalisten, militairen in burger..) en zijn terroristische netwerken voor blitzacties in Russische grensgebieden. Kortom het niveau van ISIS in Syrië.

De specialiteit van Budanov, terroristen in pick-ups voor blitzacties over de grens.

Ondertiteling en vertaling via icoontjes onderaan

Dat alles zal de uitslag van de oorlog niet veranderen, dat zijn alleen stuiptrekkingen. Als de boel rond Budanov instort, hij zelf in zijn bunker bedolven wordt en er geen leider meer overblijft, zullen er onderhandelingen komen. Dat zal niet zijn met rest Oekraïne of de EU, maar met de Britten, de enige die een project hebben of hadden. De Amerikanen zullen daarbij de toekijkende derde zijn. Volgens Lilin is dat een zaak van twee of drie jaar. Hij gelooft niet in het bevriezen of het eindeloos rekken van het conflict zoals we het nu in de media horen.

Tenax

Tafelmanieren in het Oudnederlands

Oudnederlands is de taal die gesproken en geschreven werd tijdens de vroege middeleeuwen (circa 500 tot 1000) in een deel van de gewesten die nu Nederland en België vormen, verder ook aan de Franse Noordzeekust (Frans-Vlaanderen, nabij Duinkerke, tevens tot Stapel en mogelijk tot aan Berck) en de nu Duitse Nederrijn. De term wordt gebruikt ter onderscheiding van Middelnederlands en Nieuwnederlands om de verschillende fasen waarin het Nederlands zich ontwikkeld heeft enigszins te kunnen periodiseren.

Oudnederlands – Wikipedia

Een verslag uit Syrië zonder poco bril

Goede Vrienden,

Het christelijk leven bestaat wezenlijk in het navolgen van Jezus Christus door iedere dag zichzelf te verloochenen en zijn kruis op zich te nemen. Zo wordt  men een volgeling van Jezus Christus en een ware christen. De inhoud hiervan kunnen we in vier delen samenvatten. Vooreerst behelst dit het aanvaarden van het christelijk geloof, nl. het erkennen van de leer en het leven van Jezus Christus, gekruisigd en verrezen, zoals het vervat ligt in de Evangelies en door de apostelen en de Katholieke Kerk doorheen de eeuwen trouw werd overgeleverd. Het werd kort samengevat in de Twaalf artikelen van het geloof of de geloofsbelijdenis. Vervolgens zal een christen God loven door de Christus Mysteries te vieren. Zoals Christus de Vader verheerlijkt heeft, zal de christen de liturgie vieren, vooral in de zeven sacramenten (doopsel, vormsel, Eucharistie, boete, ziekenzalving, wijding en huwelijk). Verder zal een christen een leven nastreven in de Geest van Christus, in liefde tot God en tot de naaste, en volgens de christelijke moraal met onder meer het onderhouden van de tien geboden. Tenslotte is een christen een persoon van gebed. Jezus heeft zelf nachten lang gebeden, Hij heeft gevraagd dat wij zouden bidden en ons leren bidden. Het Onze Vader is het gebed bij uitstek, dat Hij ons gaf.

Iedere tijd opnieuw dienen deze vier delen van het christelijk leven als het ware opnieuw geactualiseerd te worden. De westerse beschaving was eens christelijk en het christelijk geloof was alomtegenwoordig. Kerken stonden in het centrum van het dorp, het maatschappelijk leven was doordrongen van de geloofspraktijk en de Bijbelse boodschap werd door alle kunstvormen levendig gehouden. Het huidige openbare leven is eerder het tegenovergestelde. Het christelijk geloof wordt in de westerse beschaving op alle vlakken geweerd en zelfs dikwijls actief bestreden. Elders in de wereld worden christenen in vele landen vervolgd. In de lekenstaat Syrië heerst er nog een verdraagzaamheid en meestal een goede verstandhouding. Toch zullen  christenen overal ter wereld zich telkens opnieuw moeten verzetten tegen valse leerstellingen. Bijzonder pijnlijk in onze tijd is dat het hoogste kerkelijk gezag meer geneigd is zich aan te passen aan de heersende opvattingen en praktijken – zoals nooit voorheen in de kerkgeschiedenis – dan trouw te blijven aan de geloofsschat.

In de Latijnse kerk werd na Vaticanum II door een golf van secularisatie het sacrale van de liturgie erg aangetast. Als reactie hierop kreeg de traditionele viering van de Eucharistie onder de gelovigen meer aanhang. Paus Benedictus XVI heeft hieraan zijn officiële steun gegeven en voor een belangrijke liturgische vrede gezorgd. Vanuit het hoogste kerkelijk gezag wordt hiertegen echter nu een verwoede strijd gevoerd. Een kerkelijke overheid die luid verkondigt dat iedereen welkom is in de kerk, wil openlijk de trouwste traditionalisten bestrijden en uitsluiten. Anderzijds kunnen we de teloorgang van de eerbied voor de liturgie, naar mijn mening, niet geheel toeschrijven  aan het Tweede Vaticaans Concilie. Inderdaad was ook dit concilie kind van zijn  tijd, “de golden sixties”. Er hing een geest van grondige verandering in de lucht, in deze zin: vroeger kon of mocht dit niet, nu wel. Van de positivistische wetenschap werd naïef gedacht dat zij binnen kort alle problemen zou oplossen. Het is evenwel merkwaardig hoe in deze wereldse sfeer van euforie, het kruis van Christus centraal staat in de teksten van Vaticanum II.

Bovendien, ieder oecumenisch concilie droeg de stempel van de toenmalige tijdsgeest. In het eerste Vaticaans Concilie (1869-1870) werd ijverig  de onfeilbaarheid van de paus bepaald, terwijl het marxisme de arbeiders wereld veroverde en daarbij inspeelde op het schrijnende onrecht jegens de arbeiders. De Kerk zal haar revolutionaire “sociale leer” pas beginnen met de encycliek van Leo XIII, Rerum novarum (1891). Dit betekent echter helemaal niet dat de dogmaverklaring van de onfeilbaarheid van de paus van Vaticanum I zonder waarde of onjuist zou zijn! Vaticanum II is op verschillende terreinen een rijk en waardevol oecumenisch concilie. Hierna werden evenwel in de westerse kerk vele dwaze liturgie vernieuwingen ingevoerd die wel uit de tijdgeest voortkomen maar niet uit de teksten van Vaticanum II, die te weinig bestudeerd werden. Een voorbeeld hiervan is het omkeren van de altaren en de priester die zich voortaan met het gezicht naar het volk keert en zich gedraagt als een profane voorzitter  van een vereniging, wat Vaticanum II geenszins heeft voorgeschreven. Een westerse pastoor die het nu zou klaar krijgen om het altaar terug op zijn juiste plaats te zetten en opnieuw de Eucharistie te vieren met de rug naar het volk, waarbij hij de gebeden van  de gelovige gemeenschap aan God opdraagt, zou een van de kostbaarste liturgische hervormingen voor onze tijd realiseren.

Van de vier delen van het christelijk leven is de christelijke moraal het meest kwetsbaar en het meest onderhevig aan verandering, omwille van de steeds nieuwe ontwikkelingen in de samenleving. Het Tweede Vaticaans concilie heeft vooral in de dogmatische constitutie over de Kerk in de wereld van onze tijd vele goede inzichten gegeven maar heeft geen alomvattende christelijke moraal voor onze tijd uitgewerkt. Na de lange voorbereiding en de vier sessies (1962-1965) was dit ook niet meer mogelijk. Zelfs over de aard van de zonde werd in dit  concilie niet uitdrukkelijk gehandeld. Pas in de synode over boete en verzoening (1983) kwam de zonde uitdrukkelijk aan bod. En drie decennia na het concilie zal de universele catechismus van de katholieke kerk verschijnen, meteen al in 31 talen. Dit is weliswaar een uniek meesterwerk in de geschiedenis van de Kerk, dat in een samenvattend geheel de christelijke leer en het leven aanbiedt. Hiermee kan ieder mens op aarde lezen wat de officiële leer van de katholieke kerk is over alle belangrijke aspecten van het christelijke geloof en leven. Met respect voor de verscheidenheid van menselijke ervaringen, methoden en culturen wil deze catechismus de trouw aan de traditie uitdrukken, de integrale leer weergeven en de eenheid van het kerkelijk leergezag in het wezenlijke onderlijnen. Helaas, het huidige kerkelijke leergezag en de hoogste Vaticaanse instanties verloochenen zelf openlijk bepaalde vaststaande kerkelijke leerstellingen. In de christelijke moraal, voorgesteld in de catechismus als “het leven in Christus” komt eerst de roeping van de mens tot het heil aan bod met de “waardigheid van de menselijke persoon”, “de menselijke gemeenschap” en “het heil van God: wet en genade”. Vervolgens worden de tien geboden behandeld.

We willen nu in zeven thema’s, die we vorige keer al vernoemden, de algemene christelijke moraal voorstellen. Het is ons antwoord op de vraag: waarin bestaan de waardigheid en de roeping van ieder mens? De mens zal altijd wel voor een deel een mysterie blijven voor hemzelf. Hij heeft zichzelf immers ook niet gemaakt, het is God die hem geschapen heeft.  En deze schepping overstijgt ons menselijk begripsvermogen. Het is een illusie zichzelf als zijn eigen god te beschouwen. In het licht van de joods-christelijke openbaring kunnen we  de ware grootheid en broosheid van de mens ontdekken, wat tevens de nodige richtlijnen geeft voor een moreel verantwoord christelijk leven.

P. Daniël, Mar Yakub, Qâra, Syrië, 15.9.23      

Flitsen

Terwijl het plukken van de vijgen nog een tijd zal doorgaan, zijn we begonnen met de druivenoogst, tenminste in de grote wijngaard buiten de muren.

Er  worden grote verbouwingen gedaan aan de oude en de nieuwe  “médicinale”. Ze worden fel uitgebreid.

Lees verder