I. M. Wies Andersen

Vroeger werd er op verzorgd taalgebruik gelet bij de TV-zenders. Een voorbeeld was Aloïs de Bois, beter bekend als Wies Andersen. Dat “Hollands” accentje van hem paste als een maatpak en onderscheidde hem van de grote massa in het televisielandschap, maar het belette niet dat hij zich inzette voor de minder bedeelden onder ons. Een beetje een dromer, daar is niets mis mee.

Rust zacht, Wies.

Quizpresentator Wies Andersen overleden | De Standaard

Een terugblik van pakweg tien jaar geleden, verzorgd door ATV, de Antwerpse regionale zender:

https://www.caw.be/locaties/de-steenhouwer/

Méér dan een boek: de Dikke Van Dale

EEN BOEKENWEETJE – DE DIKKE VAN DALE

U zal er wellicht niets van hebben gemerkt maar deze maand is het precies 150 jaar geleden dat een mijlpaal voor de Nederlandse taal werd gefinaliseerd. In oktober 1873 legde de Nederlandse lexicograaf Jan Manhave de laatste hand aan het ‘Nieuw Woordenboek der Nederlandse Taal’. Dit woordenboek, dat snel razend populair werd en mee de standaard zette voor onze taal, was het levenswerk van Johan Hendrik Van Dale maar die had het succes van zijn woordenboek niet meer mogen beleven want hij was anderhalf jaar daarvoor, op 19 mei 1872 om precies te zijn, amper 44 jaar oud ‘…in den Here ontslapen’ zoals dat indertijd zo mooi werd geformuleerd.

Johan Hendrik Van Dale was een merkwaardige man. Als autodidact en onverbeterlijke workaholic publiceerde hij in een tijdspanne van amper twintig jaar niet minder dan 22 boeken en honderden artikels. Hij zag op 15 februari 1828 het levenslicht in het oude Zeeuwse vestingstadje Sluis als zesde zoon in het gezin van de peperkoekenbakker Abraham Van Dale en winkelierster Pieternella Johanna du Bois. Omstreeks de tijd dat Johan Hendrik werd geboren maakte vader Abraham een opvallende carrièreswitch door landmeter en later hulponderwijzer te worden. Uiteindelijk belandde hij in het leger. Hij bezweek op een oorlogsbodem voor de zuidkust van Java toen Johan Hendrik elf jaar oud was.

Johan Hendrik Van Dale was een pienter en nieuwgierig kereltje dat bovendien, volgens getuigenissen, over een ‘erg scherp geheugen’ beschikte. Deze eigenschappen legden hem geen windeieren. Hij was net zestien geworden toen hij zijn eerste onderwijsakte behaalde. Meteen daarop werd hij aangesteld als ondermeester in Sluis. In de jaren daarna behaalde hij in een opmerkelijk hoog tempo en blijkbaar ook met het grootste gemak allerlei pedagogische bekwaamheidsaktes: zo verwierf hij de bevoegdheid les te geven in onder meer Frans, wiskunde, Engels, Duits, natuurkunde en landbouwkunde. Op eigen houtje bekwaamde hij zich bovendien in het Latijn en Gotisch schrift, terwijl het oude Middelnederlands in hem ‘eene priester vol van de warmste geestdrift’ vond. Vanaf mei 1854 was Van Dale hoofdonderwijzer aan de openbare school te Sluis, vanaf oktober 1855 tevens stadsarchivaris.

Ondanks zijn drukke professionele leven was Van Dale in 1852 ook nog eens beginnen publiceren. Het eerste werk van zijn hand dat van de persen rolde was ‘Honderd opstellen ter verbetering’, een handboek voor de hoogste klas van de volkshogeschool. Naast boeken en talloze artikels over zinsontleding en spraakkunst publiceerde hij vooral en met veel liefde over historische en oudheidkundige onderwerpen en vooral dan over zijn geboortestreek Zeeuws-Vlaanderen. Het rijke stadsarchief van Sluis, dat hij als eerste inventariseerde, was een ware goudmijn aan bronnenmateriaal voor hem. Zijn artikelen verschenen in gerenommeerde tijdschriften als ‘De Taalgids’, de ‘Taal- en Letterbode’,’ De Toekomst’ en ‘ De Navorscher’. En natuurlijk ook in ‘ Bijdragen tot de Oudheidkunde en Geschiedenis, inzonderheid van Zeeuwsch-Vlaanderen’, een tijdschrift dat Van Dale samen met zijn vriend, dominee H.Q. Janssen redigeerde en dat verscheen tussen 1856 en 1863.

Door zijn vele taalkundige publicaties kwam Van Dale in contact met enkele van de voornaamste filologen van zijn tijd. Hij correspondeerde en was bevriend met onder andere Matthias de Vries, Lambert Allard te Winkel en met de Rotterdamse taalgeleerde Arie de Jager. Het was deze laatste die er voor zorgde dat Van Dale in 1866 door uitgever A. ter Gunne uit Deventer werd benaderd voor zijn eerste lexicografische opdracht: de bewerking van het ‘Taalkundig handboekje, of alphabetische lijst van alle Nederlandsche woorden, die wegens spelling of taalkundig gebruik aan eenige bedenking onderhevig zijn. ‘ Hij vond het een moeilijke en zelfs frustrerende klus zoals hij zelf notuleerde: ‘Het schrijven van een woordenboek is een ondankbaar, een verdrietig werk. Is er veel, dat men heeft opgenomen of verbeterd, er is nog veel meer, dat men vergeten heeft, dat de aandacht ontsnapt is en alzoo onverbeterd is gebleven.’

Maar dit belette niet dat hij de smaak van het lexicografische werk te pakken had gekregen en daarom ging hij graag in op de vraag van de Arnhemse uitgever D.A. Thieme om het ‘Nieuw Woordenboek der Nederlandsche Taal’ dat was samengesteld door de zwagers I.M. Calisch en N.S. Calisch en dat tussen 1861 en 1864 in afleveringen was verschenen, grondig te herzien en aan te vullen. Toen Van Dale na anderhalf jaar besefte dat hij het woordenboek alleen nooit af zou krijgen, riep hij de hulp in van zijn leerling Jan Manhave. Die had hem al eerder bijgestaan bij de correctie van drukproeven, maar vanaf februari 1869 besteedde de toen 19-jarige Manhave dagelijks een paar uur aan het bewerken van de door Van Dale geschreven kopij. Drie jaar lang werkten ze samen en het woordenboek was – in handschrift – tot en met de letter Y klaar, toen Van Dale door de pokken werd geveld.

In Vlaanderen – waar de positie van het Nederlands al decennia lang bedreigd werd door de dominantie van het Frans – had men met veel belangstelling naar het woordenboek van Van Dale uitgezien. De Vlaamse letterkundigen hadden behoefte aan een goed Nederlands woordenboek. En sinds 1849 hadden ze daar vrijwel jaarlijks op de gemeenschappelijke Taal- en Letterkundige congressen sterk op aangedrongen. Van Dale woonde pal op de grens van de kunstmatige grens die Noord-Nederland scheidde van het Zuiden en was zich als weinigen bewust van het belang van de gezamenlijke taal. Hij publiceerde in het Vlaamse tijdschrift De Toekomst en was lid van niet minder dan zes wetenschappelijke genootschappen in België én van de Maatschappij van Nederlandse Letterkunde ‘De taal is gansch het volk’ te Gent. Hij volgde met sympathie het reilen en zeilen van de ontluikende Vlaamse Beweging en koesterde bovendien een warme belangstelling voor de Vlaamsche dialecten. Het was dan ook geen toeval dat hij zijn woordenboek verrijkte met allerlei Zuid-Nederlandse woorden. Dat bleef in Vlaanderen niet onopgemerkt. ‘De geleerde hoofdonderwijzer van Sluis is inderdaad, als weinige in Noordnederland’, schreef de Vlaamse dichter Frans de Cort – een vriend van Van Dale – begin 1872 in het Leuvense tijdschrift De Toekomst, ‘met ons taaleigen bekend, derhalve uitmuntend voor de taak berekend, een algemeen Nederlandsch lexicon voor den dag te brengen, dat hier evengoed als ginder zou kunnen gebruikt worden.’

De brave man heeft het helaas niet meer mogen meemaken maar ‘Van Dale’ was al kort na zijn overlijden zo’n begrip, zo’n keurmerk geworden dat vanaf de vierde druk zijn achternaam in de titel van het woordenboek verscheen…. De ‘Dikke van Dale’ – verwijzend het volume van het boek en niet van de auteur – was een feit….

Geleend bij Jan Huijbrechts

Loofhuttenfeest (Soekot)

Het Loofhuttenfeest (‘Soekot’ in het Hebreeuws) is een feest van zeven dagen waarin de joden terugdenken aan de tijd waarin het volk Israël op weg was naar het beloofde land Kanaän. Soekot is een vreugdevol feest waarbij de joden ook vieren dat de laatste oogst is binnengehaald.

Soekot valt op de vijftiende dag van de joodse maand tisjri, vijf dagen na Jom Kippoer. De joodse kalender is een maankalender en dus valt het Loofhuttenfeest steeds op een andere datum. Joodse dagen duren van zonsondergang tot zonsondergang.

800 m2: naar verluidt staat de wereldwijd grootste loofhut in Jerusalem. Ze werd tijdens de avondstond van 29 september gebouwd en zal tot 6 oktober blijven staan . Naar verluidt zouden max. 650 bezoekers tegelijkertijd in de soeka plaats kunnen nemen.
Bron: www.jerusalem.muni.il

Tijdens de reeds Shalom Allemaal werd er uitgebreid aandacht aan besteed: https://www.tvgemist.be/shalom-allemaal/seizoen-1-aflevering-4-276573

In Duitsland komt de vrijwillige boekverbranding alweer een stapje dichterbij

Zelfopgelegde censuur bij de Duitse boekhandel…verpakt als “sensiviteitslezing”…

De eens zo rijke, veelzijdige Duitse taal moet politiek correct worden geamputeerd en volgens de linkse betweters tot een absoluut minimum herleid worden. Der Börsenverein des Deutschen Buchhandels, ooit de bewaker van de graal der Duitse literatuur en taal, heeft zich intellectueel afgewend en verdedigt nu de woke-perversiteit van het zgn. “sensitiviteitslezen“. Daarbij worden literaire teksten op “mogelijke stereotypische uitdrukkingen of woorden met een seksistisch of racistische bedoeling” onder de loep gehouden én… uitgegomd of verbeterd volgens de huidige woke normen. Klassieke werken moeten worden voorzien van een begeleidende tekst (… het waarschuwend vingertje) opdat de lezer niet stoemelings de aloude waarheid, de woordenschat en/of boodschap zou kunnen accepteren en geloven.

Karin Schmidt-Friderichs, voorzitster van de b.g. vereniging, verdedigt de controversiële praktijk, waarbij de literatuur “in de huidige echte tijd” verbeterd wordt. Zij stelt dat het “slechts om een aanbod, en niet om een dogma” gaat. Elke uitgeverij zou (tot nader order) kunnen beslissen, zoals men ook nog altijd kan beslissen of men de geslachtenwaanzin in het gebruik van de taal al dan niet kan (of mag) toepassen. Zij heeft het over een “richtlijn”…

Eigenlijk kan men afzien van zowel het schrijven als het lezen. Het wordt sowieso verwerkt tot één smakeloze, ongenietbare brij, bedoeld om de “domme” massa bij de poco zaak te houden. Blijkbaar zijn de media nog altijd niet in staat de leiband voldoende aan te spannen. Nu moet er ook nog ingegrepen worden in de boekenwereld.

Volgende stap: schrijvers krijgen beroepsverbod en worden vervangen door AI (artifiële intellligentie) Voordeel: boekenverbrandingen worden overbodig. Goebbels had er nog iets van kunnen leren.