… als je niet gelooft dat er ooit een dag des oordeels komt en dat je verantwoordelijk zal gehouden worden voor je daden voor God, dan zal je ervan uitgaan dat eender wat je doet, je wel ermee zal wegkomen…”
Een klein citaat van Judit Varga, Hongaarse ministerin van defensie, uit haar toespraak op de I & D conferentie in Antwerpen. Wij buigen eerbiedig het hoofd. Wie doet het haar na, in dit wegglijdend Vlaanderen? Welke politicus, welke geloofsvoorganger geeft ons deze boodschap ter overweging van onze daden?
Judit Varga… dank dat je probeert ons op het juiste pad te houden. Hopelijk moeten we uiteindelijk niet vluchten naar het oosten, naar Hongarije. Als eerbetoon dit lied:
Een blik in het christelijk verleden van Syrië, in een wereld van charismatische kluizenaars in de woestijn, van devotie in monumentale kloosters, van vervolging en overlevingsdrang. Kortom: een blik in het Syrië dat bij ons quasi onbekend is.
Deel 1
Aan het einde van de vierde eeuw reisde een dame genaamd Egeria, waarvan sommigen denken dat ze tot de familie van de Romeinse keizer Theodosius de Grote (347-395) behoorde, van Spanje naar Palestina, Egypte en Syrië. Ze hield een dagboek bij van haar reizen, de eerste in zijn soort, gericht aan haar ‘medezusters’ thuis: “Ik wilde naar Mesopotamië in Syrië gaan, volgens de wil van God, om de heilige monniken te zien die, zo werd gezegd, zeer talrijk waren en van zo’n heiligheid dat het moeilijk beschreven kan worden.” Voor de geïnteresseerden: er is een pdf-vertaling in hedendaags Engels beschikbaar.
Ze was niet de enige. Toen het christendom zich begon te verspreiden na de Grote Vervolging (303-11) en het Romeinse Rijk de nieuwe religie officieel aannam in 313, werden talrijke westerse geleerden en pelgrims aangetrokken door het diepe spiritualisme van Syrië, gretig om te leren van wat algemeen werd erkend als de veel meer ontwikkelde religieuze centra van het Nabije Oosten. Tegenwoordig is het bekendere Egyptische kloosterleven dat aandacht krijgt, vooral de woestijnvaders, waaronder St. Antonius, uit de derde eeuw. Het vroege Syrische kloosterleven der monniken en diens invloed op Europa werden verwaarloosd, waarbij de Syrische diaspora in het Westen tijdens de eerste eeuwen van het christendom eveneens over het hoofd werd gezien. Recente wetenschappelijk onderzoek is gestart deze onevenwichtigheid te herstellen, hoewel er nog veel werk te doen is. Naast pelgrims zoals Egeria die naar het oosten trokken, vonden er ook verrassend veel gedocumenteerde reizen in de andere richting plaats.
Syrische kooplieden en monniken zetten koers naar Europa en brachten manuscripten, artefacten en een nieuwe levenswijze met zich mee. Zij verspreidden tot in de verste uithoeken van de westerse wereld hun religieuze en artistieke kennis, en bovendien hun architecturale invloed. De kerken, kathedralen en religieuze praktijken die we vandaag de dag in Europa zien, dragen nog steeds de sporen van dit nog ouder verleden. Het is een culturele schuld die erkenning en waardering verdient, vooral gezien de voortdurende oorlog in Syrië die veel van dit kostbare erfgoed heeft vernietigd. En wat er overblijft, loopt gevaar naarmate deze langer duurt.
Ten westen van Aleppo, in Idlib, bevindt zich een regio, die bekend staat als de Dode Steden, met een verbazingwekkende – hier onbekende – schatkamer van meer dan 2.000 vierde-, vijfde- en zesde-eeuwse kerken geconcentreerd in 820 nederzettingen, verspreid over het kalkstenen massief. Ze bevinden zich echter in Idlib, waar momenteel zo’n 3 miljoen tegenstanders van de Syrische regering, “rebellen”, radicale moslimterroristen van verschillende groepen, in hoofdzaak de Syrische poot van al-Qaeda, de plak zwaaien, hierbij geholpen door de Turken.
Deze opmerkelijke vroege ruïnes van het Byzantijnse Rijk weerspiegelen de grote welvaart van die eens bloeiende nederzettingen. Hun rijkdom was gebaseerd op de handel in olijfolie en wijn, in een tijdperk dat samenviel met de economische achteruitgang van Italië, Spanje, Frankrijk en Noord-Afrika, veroorzaakt door de “barbaarse” invasies die leidden tot de geleidelijke desintegratie van het West-Romeinse Rijk. Syrië was het baken van vroegchristelijke vroomheid en beschaving waar pelgrims, geleerden en kooplieden samenkwamen. De heilige Hiëronymus zelf, vader van de Bijbel en samensteller van het Nieuwe Testament, bracht twee jaar door als kluizenaar in de Chalcis-woestijn bij Aleppo, aangetrokken door de ongelooflijke ascetische levensstijl van Syrische monniken.
Terwijl hij daar was, schreef Hiëronymus in 375 een reeks van zeer invloedrijke brieven, die onder zijn vrienden in de aristocratische elitekringen van Rome circuleerden. De reputatie van Syrië als bestemming voor de vromen en geleerden werd bezegeld. Geen wonder dus dat monniken uit Ierland naar Syrië werden gestuurd (zo vertelt St. Adamnan, biograaf van St. Columba (521-97), om meer te weten te komen over hoe de oorspronkelijke heilige monniken leefden en hoe deze gemeenschappen de allereerste kloosters bouwden. Geïnteresseerden kunnen deze scriptie lezen: De Hiëronymus brieven in het Middelnederlands en/of de tekst van de St. Columba-biografie door St. Adamnan.
Vóór de officiële goedkeuring van het christendom in het Romeinse Rijk, was het martelaarschap hetgene dat de meest fervente vroege christelijke gelovigen had aangetrokken, maar dergelijke dramatische geloofsuitingen waren niet langer relevant zodra de christenvervolging eindigde. Buiten het martelaarschap was een leven van extreme onthouding en zelfkastijding hét bewijs van een pure geloofsbeleving, wat dan weer volgelingen van een ander soort aantrok.
De eerste monniken verschenen in Syrië direct na de Grote Vervolging met bijna theatrale prestaties van degenen die zichzelf veroordeelden tot een leven van zelfkastijding, staande op hoge torens of pilaren waarop ze predikten. Verhalen verspreiden zich wijd en zijd over hun buitengewone heldendaden, zoals een leven blootgesteld aan de natuur, winter en zomer, zonder beschutting of zonder slaap. Tot op heden werden er meer dan 100 van deze smalle torens, met slechts een paar spleetvensters per stuk, als dusdanig door archeologen in Syrië geïdentificeerd. Deze God-zoekende mannen leefden alleen in de woestijn als charismatische asceten met Moeder Natuur als bindmiddel.
St. Simeon de Oudere was de beroemdste en leefde 37 jaar op een zuil – het Griekse woord is ‘stylos’, dus daarom stond hij bekend als ‘de Stiliet’. In “A History of the Monks of Syria” (verkrijgbaar bij Amazon of Bol.com) beschreef de hedendaagse bisschop Theodoret van Cyrrhus (een Romeinse stad waarvan de ruïnes aan de Syrische kant van de huidige Syrisch-Turkse grens liggen) hem als “het grote wonder van de wereld, bekend bij alle onderdanen van het Romeinse Rijk.”.
Anderen waren zwervende kluizenaars bekend als de “saloi” (de dementerende), die van dorp naar dorp zwierven alsof ze bezeten waren door duivels. De meest bekende was St. Simeon de Dwaas was, wiens ascetische levensstijl opgetekend werd door zijn tijdgenoot Leontius, de bisschop van Neapolis op Cyprus.
Robert Schumann (1810-1856) was groot in het kleine: zijn piano- (Papillons, Carnaval, Humoreske, Kreisleriana, Kinderszenen) en liedcycli (Dichterliebe) zijn als het ware lange ketens van wisselende stemmingen, variërend van lieflijke dromerijen tot stormachtige razernij. In zijn Davidsbündlertänze deed hij het voorkomen alsof de dansen afwisselend geschreven waren door twee tegengestelde alter ego’s: de energieke Florestan en de melancholische mijmeraar Eusebius.
Deze Davidsbündlertänze waren een uitdrukking van Schumanns liefde voor de 10 jaar jongere Clara Wieck, de dochter van Schumanns pianoleraar Friedrich Wieck (die overigens fel tegen de verloving gekant was). Schumanns compositorische arbeid bleef overigens niet beperkt tot het maken van miniaturen alleen. Mede op aandringen van Clara ging Schumann zich toeleggen op meer grootschalige vormen. Vandaar dat hij ook op het terrein van de kamermuziek, concerten, symfonieën en oratoria belangrijk werk heeft nagelaten (Symfonieën nr.2 & 3 ‘Rheinische’, Celloconcert, Kwintet voor piano en strijkers, Das Paradies und die Peri). Schumanns laatste jaren waren triest: op 27 februari 1854 gooide de manisch-depressieve componist zijn trouwring in de Rijn, om vervolgens zelf in het ijskoude water te springen. Na zijn redding verbleef hij vrijwillig in een gesticht, waar hij op 29 juli 1856 overleed. (Muziekweb)
Seinen Traum Lind' wob, Frühling kaum, Wind schnob, Seht, wie ist der Blütentraum verweht!
Wie der Hauch Kalt weht, Wie der Strauch Alt steht, Der so jung gewesen ist vorher!
Ohne Lust Schlägt Herz, Und die Brust Trägt Schmerz; O wie hob sie sonst sich frei und froh!
Als ich dir Lieb war, O wie mir Trieb klar Vor dem Blick ein Freudenlenz empor!
Als ich dich Gehn sah, Einsam mich Stehn sah; O, wie trug' ichs, daß mein Leben floh!
Wo ist dein Kranz, Mai? Wohnt dir kein Glanz bei, Wann der Liebe, Sonnenschein zerrann?
Nachtigall, Schwing dich, Laut mit Schall Bring mich Ab, hinab, zur Ros' hinab ins Grab!
Terwijl de verwachte regen valt – malse regen met een gordijn van kleine druppels – speelt dit liedje van een jonge Rob de Nijs (… toen nog met het onbehandelde spleetje tussen zijn tanden) door ons hoofd.
Ik kan meer dan een handvol FB-vrienden benoemen met wie ik ooit, bij de hoog oplaaiende kampvuren uit onze jeugdjaren, het rebelse ‘Wir sind des Geyers schwarzen Haufe’ heb aangeheven. Vandaag is het dag op dag precies 497 jaar geleden dat de hoofdrolspeler in dit lied, de ridder Florian Geyer werd vermoord in het Gramschatz Woud bij Würzburg.
Florian Geyer zag omstreeks 1490 het levenslicht in de burcht Geyer in Giebelstadt, Neder-Franken. Na de dood van zijn vader Dietrich (in 1492) en van zijn twee oudere broers, erfde Florian Geyer het familiekasteel en het fortuin. Er is weinig over zijn jeugd bekend buiten het feit dat hij in 1512 en 1513 te gast was aan het hof van koning Hendrik VIII in Engeland, waar hij mogelijk in aanraking is gekomen met de hervormingsgezinde ideeën van John Wycliffe. In 1517 werd Geyer geëxcommuniceerd nadat hij geweigerd had 350 jaar oude rentevorderingen van de Neumünster Collegiale Kerk te betalen.
In 1519 diende Geyer onder Casimir Markgraaf van Brandeburg-Kulmbach in het leger van de Zwabische Liga tegen Ulrich Hertog van Württemberg en Götz von Berlichingen in Möckmühl. Later dat jaar stuurde Brandeburg-Kulmbach Geyer naar zijn broer Albrecht, hertog van Brandenburg-Pruisen, toen grootmeester van de Duitse Orde, om hem te steunen in de Pools-Duitse oorlog (1519-1521). Geyer was één van de onderhandelde over de wapenstilstand die er een einde aan maakte. Hij bleef tot 1523 in dienst van Brandenburg-Pruisen en reisde geregeld op diplomatieke missies naar verschillende Europese hoven. Zo vergezelde hij bijvoorbeeld in 1523 Maarten Luther tijdens een bezoek aan Wittenberg in Brandenburg-Pruisen. Hoewel hij in sé niet al sympathiek stond tegenover de protestantse reformatie, raakte Geyer tijdens deze bijeenkomst waarschijnlijk gewonnen voor de idealen van Luther.
Toen in 1524 in de Duitse Landen de Boerenoorlog uitbrak, richtte Florian Geyer, samen met een handvol ridders van lagere rang en enkele honderden haastig opgeleide boerenmilities, de ‘Schwarze Haufe’ of Zwarte Compagnie op, die mogelijk de enige zware cavaleriedivisie in de Europese geschiedenis die aan de zijde van een boerenrevolutie vocht. De inzet van Geyer’s mannen stelde de rebelse prediker Thomas Müntzer en zijn infanterie in staat een reeks overwinningen behalen in Thüringen. Het is bekend dat Geyer de woorden “Nulla crux, nulla corona” (noch kruis noch kroon) op het lemmet van zijn zwaard had gekrast. Woorden die hij blijkbaar met enig fanatisme gestand deed. Want alle partijen schreven hem de moedwillige vernietiging van kerken en kastelen toe, en standrechtelijke executies van de heren en priesters die deze hadden verdedigd. Deze verwoestingen en geweldplegingen droegen ertoe bij dat een geschokte Maarten Luther de kant van de prinsen koos en hen opriep de opstandige boeren af te slachten.
Terwijl de Boerenoorlog voortduurde, keerden veel van de opstandige boeren terug naar huis, en de meeste ridders en landsknechten die, naast Geyer, zich bij Müntzer hadden aangesloten, deserteerden of liepen over. Müntzer zelf werd verslagen in de slag bij Frankenhausen en kort daarna geëxecuteerd, waarna de jacht op de vogelvrij verklaarde Geyer en z’n mannen werd geopend. Het is onduidelijk hoe hij uiteindelijk aan z’n einde is gekomen. Tegenstrijdige berichten plaatsen Geyer, al dan niet in gezelschap van de Zwarte Compagnie in de nasleep van de Slag bij Frankenhausen in de buurt van Rothingen. De meeste mannen van de Zwarte Compagnie werden buiten Ingolstadt in een hinderlaag gelokt. Ze slaagden er nog in om in het kasteel en de kathedraal van de stad te hergroeperen waar ze tot de laatste man weerstand boden aan de overmacht aan belegeraars. De kathedraal werd platgebrand zonder overlevenden en het kasteel werd ingenomen na drie stormaanvallen. Een heel klein deel van Geyer’s mannen wist de omsingeling te doorbreken, maar werd ingehaald in de nabijgelegen bossen en er zonder pardon afgemaakt. Als Geyer de Zwarte Compagnie bij Ingolstadt had geleid, was hij ternauwernood ontsnapt. Geyer kan echter ook de hele tijd in Rothingen hebben zitten wachten op een escorte van de Zwarte Compagnie… Wat er ook van zij: hij was een van de laatste overlevenden. In de nacht van 9 op 10 juni 1525 werd hij in Würzburg gecontacteerd door twee bedienden van zijn zwager Wilhelm von Grumbach, die verklaarden hem te willen helpen om de Boerenoorlog nieuw leven in te blazen. Terwijl ze samen afreisden, staken ze Geyer de volgende ochtend in het Gramschatz Woud dood.
Geyer’s uitgesproken antiklerikalisme en zijn verdediging van de kleine man bleken eeuwen later verschillende ideologische kampen aan te spreken. Niemand minder dan Friedrich Engels schilderde hem in z’n boek ‘De Boerenoorlog in Duitsland’ (1850) af als het prototype van de communistische revolutionair. In deze geest werd een regiment van de grenstroepen van de communistische Duitse Democratische Republiek (DDR), het ‘Grenzregiment 3 Florian Geyer’, naar hem vernoemd. De nationaal-socialisten waren hen daarin voorgegaan. Zij waren vooral gecharmeerd geweest door het heroïsche karakter van de Dolende Ridder en hadden in maart 1944 de pas opgerichte VIIIe Kavalerie Division van de Waffen SS ‘Florian Geyer’ gedoopt…
Geleend bij de alwetende Jan Huijbrechts
Er zijn verschillende interpretaties van dit lied; dit is een oude:
Meer info bij:
http://www.florian-geyer-spiele.de/ Festspielgemeinschaft Florian Geyer e.V. Mergentheimer Str. 44 D-97232 Giebelstadt
Er kwam nog iemand op bezoek: directeur-generaal van het WHO, Tedros Adhanom Ghebreyesus. Hij werd ontvangen door de minister van gezondheid, Hassan Ghabbash, die door de EU en het VK op de sanctielijst geplaatst werd wegens “gewelddadige onderdrukking van de burgerbevolking”. Ghebreyesus maakte de ontmoeting dinsdag op twitter bekend, zonder vermelding van de sancties. (tweet)
Voor het eerst in 10 jaar landde er op 3.6. weer een vliegtuig uit Koeweit in Aleppo.
Een eerste nieuwe gasboring sinds 2009: Het Ministerie van Petroleum en Minerale Bodemschatten heeft in Homs een gasveld ingewijd met – naar schatting – 9 miljard m3 gas. Eén bron werd aangeboord met een capaciteit van 250.000 m3 per dag maar de regering plant tegen het einde van het jaar nog 2 bronnen in werking te kunnen zetten.
7 farmaceutische laboratoria in de regio van Tartous – kostprijs SYP 7 miljard – produceren verschillende medicijnen om aan de vraag in Syrië te kunnen voldoen. Omwille van de sancties heerst er immers een tekort. De farma-industrie levert werk aan ca. 1000 mensen.
President Assad en zijn echtgenote op bezoek in een weeshuis:
Er wordt verder gewerkt aan een spoorwegverbinding tussen het bedrijvencentrum / industrieterrein van Hassia (Homs). Er komt ook een containerpark van 58.000 m2.
Het ministerie van gezondheid luidde op 5 juni de “nationale vaccinatiedag” in voor kindjes tussen 1 en 5 jaar. De actie loopt tot vandaag 9 juni in 1209 gezondheidscentra met de hulp van 777 ploegen en 9500 personeel van de medische zorg. De campagne heeft tot doel de vaccinatiestand van de ca. 2.7 miljoen kindjes in het land vast te stellen en de naar schatting 100.000 nog niet gevaccineerde kindjes te kunnen bereiken. Worden aangeboden: vacccinaties tegen polio, tbc, tetanus, mazelen, rode hond, difterie, windpokken, hepatitis C, kinkhoest e.d.
De bilaterale handel tussen Syrië en Jordanië nam toe ondanks de rijzende cijfers van drugsmokkel.
Turkije en Israël blijven Syrië aanvallen. Eigenlijk hanteren ze dezelfde uitvlucht: zich pro-actief verdedigen. In werkelijkheid uitbreiding van hun grondgebied, resp. belangen en verzwakken van het buurland, Syrië.
Geen nieuws. De VSA zijn niet van zin om de relaties met de Syrische president Assad te normaliseren of de sancties op te heffen, vertelde Barbara Leaf, vice minister voor het M.O.