Wolkenmensen

In de Inca-taal betekent de naam van dit volk strijders (of mensen) van de wolken, waarschijnlijk omdat de citadels van de Chachapoyas gebouwd waren op de toppen van de Andes, soms op meer dan 3000 meter hoogte. Een bijzonderheid die ook verklaart waarom ze tot voor kort grotendeels onbekend waren. Maak kennis met de Chachapoyas, de wolkenmensen.

Er is nog maar weinig bekend over de Chachapoyas: gevestigd in het noorden van het huidige Peru, waar ze misschien van de 7de (of de negende) eeuw tot de 16de eeuw leefden, kennen ze waarschijnlijk hun gouden tijd voor het jaar Mil. Misschien tussen de zevende en achtste eeuw als je zich gebaseerd op de site die in 2004 werd ontdekt door een team van archeologen.

Hoe dan ook, van de 15de tot de 16de eeuw werden ze geconfronteerd met het Inca-imperialisme dat ze probeerden te weerstaan, ook door zich aan te sluiten met de Spanjaarden zodra ze in de regio waren aangekomen, in de hoop hun onafhankelijkheid terug te winnen. Een foute gok, zou snel blijken.

Volgens de Spaanse columnist Pedro Cieza de León waren de Chachapoyas “groot, blond en wit van huid”, een beschrijving die voldoende is voor de Duitse onderzoeker Hans Giffhorn om van hen de afstammelingen te maken… van Carthaginese en Keltiberische die de Oude Wereld ontvluchtten om aan de Romeinen te ontsnappen. In verschillende dorpen zouden de zgn. “Gringuitos” wonen, wat kleine vreemdelingen betekent, of mensen met een midden- of Noordeuropese kenmerken. We citeren een stukje uit Hans Giffhorns reisverslag:

… Als Beispiel nannte er Berichte von spanischen Chronisten des 16. Jahrhunderts sowie seltsame blonde und rothaarige Einheimische, denen man in abgelegenen Chachapoya-Dörfern begegnen kann. Die Gringuitos gelten hier als eine kuriose Spezialität des Chachapoya-Gebiets. Ich fragte Gringuitos, woher ihr ungewöhnliches Aussehen stammt. Alle berichteten, dass sie das nicht wissen, dass ihre Familien schon immer hier leben würden und dass ihr Aussehen nicht auf europäische Einwanderer der letzten Jahrhunderte zurückzuführen sei…

Foto’s van de b.g. “gringuitos” vindt u hier, samen met een bijzonder uitgebreid en goed gedocumenteerd verslag.

De archeologen houden zich bezig met de bestudering van de ongelooflijke chachapoyas necropolis, die in de bergen zijn gebouwd. De laatste bestaan uit aardsarcofagen met houtwapening, de purunmachus, die 2,50 meter hoog kunnen zijn. Deze sarcofagen bevatten zorgvuldig gebalsemd mummies.

De sarcofagen in onderstaande video worden de Oude Wijzen genoemd. Ze bevinden zich in Carajia (of Karajia), een archeologische locatie ten noorden van Peru, op meer dan 2000 meter hoogte.

Waar er sprake is van een mysterieus volk, duikt er meteen ook een verhaal over een mysterieuze schat op. De Chachapoyas zouden die in een meer laten zinken hebben, al weet men niet zeker of het om rituele offergaves gaat dan wel dat ze hun rijkdom bij de uiteindelijke overmacht der Spanjaarden wilden verstoppen. Al lijkt het er meer op dat bij een aardbeving (… ook zo’n voorbeeld van aardplaten die op elkaar stoten) een dorp, of meerdere dorpen, in de ontstane breuk verdwenen zijn, die zich nadien met water vulde.

Dat de huidige bevolking nog steeds gehecht is aan de oude goden, mag blijken uit de oproep van hun gids iets persoonlijks te offeren om de goden gunstig te stemmen. Naar verluidt zouden de goden niet bepaald gelukkig zijn met het verstoren van hun rust en daarom lieten ze het dagenlang regenen. Meer info in het Duits: http://www.deguwa.org/?id=37

Trou moet Blycken

N.a.v. het vorig artikel over de verzamelde “Journaal”bijdragen van Marc Grammens, waren wij nieuwsgierig naar de oorsprong van de leuze, die het boek kreeg.

Trou moet Blycken is een besloten herensociëteit te Haarlem met circa 250 leden, die ’Broeders’ worden genoemd. De geschiedenis van Trou moet Blycken, een rederijkerskamer, gaat terug tot 1503. Mogelijk is het gezelschap nog ouder. Trou moet Blycken is de enige rederijkerskamer in Nederland die onafgebroken is blijven bestaan.

De rederijkerij is waarschijnlijk tegen het einde van de dertiende eeuw ontstaan en is vermoedelijk in het kielzog van de Vlaamse migranten overgekomen naar Holland. In het gemeentearchief van Haarlem bevindt zich een stuk uit 1503 waarin Trou moet Blycken de oude kamer wordt genoemd. Deze rederijkerskamer bestond dus al vóór 1503.

De lijfspreuk van de groep Trou moet Blycken is later de naam van de Pellicanisten geworden. Samen met de Witte Angieren en De Wijngaardranken waren de Pellicanisten een van de drie rederijkerskamers van Haarlem. Leden van een rederijkerskamer schreven gedichten, liederen en organiseerden wedstrijden voor andere kamers (landjuwelen).

Meer info vindt u hier: https://www.troumoetblycken.nl/

en hier: https://www.dbnl.org/tekst/_tro001fams02_01/index.php

Enkele jaren geleden brak er brand uit:

Beroepsverbod voor Anna Netrebko

Zij heeft de Russisch – Oostenrijkse nationaliteit. Zij heeft de Russische inval veroordeeld. En… bovendien màg zij zelfs in Rusland niét optreden. Volstaat dat allemaal dan niet om met een smetteloos zieltje in Duitsland het publiek te kunnen verblijden met haar stem… ? In Hessen speelt men niet op de bal…

Als protest tegen de huidige russofobie en steun voor alle kunstenaars die toevallig de Russische nationaliteit hebben en zich nu moeten onderwerpen aan een poco beroepsverbod, bieden wij u één van onze lievelingsaria’s aan, gezongen door Anna Netrebko:

Hermann Prey wenst “Gute Nacht”

Een verloren gegane liefde wordt goede nacht gewenst als een laatste afscheid van iemand die niet weer zal keren. Slechts een sobere pianobegeleiding geeft de eenzaamheid en berusting weer.

Uit Schuberts Winterreise.

Fremd bin ich eingezogen
Fremd zieh ich wieder aus
Der Mai war mir gewogen
Mit manchem Blumenstrauß
Das Mädchen sprach von Liebe
Die Mutter gar von Eh
Das Mädchen sprach von Liebe
Die Mutter gar von Eh
Nun ist die Welt so trübe
Der Weg gehüllt in Schnee
Nun ist die Welt so trübe
Der Weg gehüllt in Schnee
Ich kann zu meiner Reisen
Nicht wählen mit der Zeit
Muss selbst den Weg mir weisen
In dieser Dunkelheit
Es zieht ein Mondenschatten
Als mein Gefährte mit
Es zieht ein Mondenschatten
Als mein Gefährte mit
Und auf den weißen Matten
Such ich des Wildes Tritt
Und auf den weißen Matten
Such ich des Wildes Tritt
Was soll ich länger weilen
Bis man mich trieb hinaus?
Lass irre Hunde heulen
Vor ihres Herren Haus
Die Liebe liebt das Wandern
Gott hat sie so gemacht
Von einem zu dem andern
Gott hat sie so gemacht
Die Liebe liebt das Wandern
Fein Liebchen, gute Nacht
Von einem zu dem andern
Fein Liebchen, gute Nacht
Will dich im Traum nicht stören
Wär schad um deine Ruh
Sollst meinen Tritt nicht hören
Sacht, sacht die Türe zu
Schreib im Vorübergehen
Ans Tor dir, gute Nacht
Damit du mögest sehen
An dich hab ich gedacht
Schreib im Vorübergehen
Ans Tor dir, gute Nacht
Damit du mögest sehen
An dich hab ich gedacht
An dich hab ich gedacht