Gedicht van Wouter van Doorn, voorgedragen in de kerk:
Je hart was te groot, en wij zijn te klein allemaal!
Zo onogelijk klein als een kogeltje is.
Er tellen er twaalf zo in dertien geweren
Waar de staat zijn wraak mee stilt.
Er tellen er twaalf zo in dertien geweren,
En toch van die twaalf schiet de dertiende raak.
Die de staat in zijn laders niet legt… – Die leggen wij zelf,
Wij die je volgen.
Je hart was zo groot, Borms, en je geest was zo trouw…
Je hart was het Belgisch salvo te groot.
Het schot van ons, het schot van Vlaanderen dat zoveel diepere wonden
boort, slechts dat schot schoot jou dood.
En nog niet dat schot elke dag naar je paal.
Jij was te groot, Borms, hun salvo alleen kon jou niet treffen.
Ze schoten met twaalven maar hun staatsdecoratie
Scherp in je hart – net zo vurig rood als het lint dat je verdiende.
Maar wij, de onzalige dertiende, wij schieten met lood.
En o.a. dit Marialied werd gezongen door het koor: